ECLI:NL:RBMNE:2023:25
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing daarvan
Op 28 februari 2021 ontving eiseres een aanslag op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor haar woning aan [adres 1] in [woonplaats], waarbij de waarde voor het belastingjaar 2021 werd vastgesteld op € 1.132.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar op 1 maart 2022 ongegrond. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 1 november 2022, die via een Teams-beeldverbinding plaatsvond, werd eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de heffingsambtenaar werd bijgestaan door een taxateur.
De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Eiseres betwistte de vastgestelde waarde en stelde een lagere waarde van € 1.050.000,- voor. De heffingsambtenaar heeft een taxatiematrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waarin de woning werd vergeleken met referentiewoningen in de omgeving. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld, en dat de gebruikte referentiewoningen voldoende vergelijkbaar waren.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de waardering van de paardenbak en de indexering van de verkoopcijfers, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning op de juiste wijze heeft vastgesteld en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam op 5 januari 2023, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.