ECLI:NL:RBMNE:2023:2490

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
10263484 \\ UC EXPL 23-42
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor fiscale werkzaamheden en abonnementskosten na omzetting van een eenmanszaak naar een BV

In deze zaak vordert eiseres, een B.V., betaling van facturen en abonnementskosten van gedaagde partijen, die handelen onder de naam [handelsnaam]. De procedure is gestart na een overeenkomst waarbij eiseres fiscale werkzaamheden verrichtte voor de eenmanszaak van gedaagde sub 1. Eiseres heeft op 11 mei 2022 aan [handelsnaam] laten weten dat zij de cliëntrelatie niet langer kon voortzetten. Eiseres eist betaling van de facturen en abonnementskosten tot eind 2022, terwijl gedaagde betwist dat er opdracht is gegeven voor de werkzaamheden in het kader van de omzetting naar een BV. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en dat gedaagde de facturen moet betalen. De kantonrechter oordeelt dat het abonnement voor de maandelijkse werkzaamheden slechts geldig was tot de omzetting van de eenmanszaak naar de BV. Gedaagde is verplicht om de facturen van in totaal € 4.870,25 te betalen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van € 5.608,72, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10263484 \\ UC EXPL 23-42 RvdH/1037
Vonnis van 24 mei 2023
in de zaak van
[eiseres (B.V.)],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. D.L. de Vries RB,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende in [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2 (B.V.)],
3.
[gedaagde sub 3 (B.V.)] , handelend onder de naam: [handelsnaam],
beiden gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [handelsnaam] ,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. P. de Haas,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 23,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 20,
- de brief van 8 maart 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 20 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.Waar gaat het over?

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten op basis waarvan [eiseres] fiscale werkzaamheden verrichtte voor de eenmanszaak van [gedaagde sub 1] . Dit was op basis van een abonnement met een maandelijks te betalen bedrag. Vervolgens hebben partijen afgesproken dat [eiseres] advies zou uitbrengen over het omzetten van de eenmanszaak naar een besloten vennootschap (hierna: BV). Daar is een e-mail met een advies op gevolgd. Daarna zijn er werkzaamheden door [eiseres] verricht ten behoeve van de omzetting naar een BV structuur en uiteindelijk is de eenmanszaak ook omgezet naar een BV. Op 11 mei 2022 heeft [eiseres] aan [handelsnaam] kenbaar gemaakt dat hij onvoldoende basis ziet voor continuering van de cliëntrelatie en dat er geen nieuwe werkzaamheden meer zullen worden uitgevoerd.
2.2.
[eiseres] wil dat de facturen die zij voor haar werkzaamheden heeft gestuurd door [handelsnaam] worden betaald en dat [handelsnaam] betaalt voor het abonnement tot eind 2022. [eiseres] wil ook dat [handelsnaam] haar proceskosten en de buitengerechtelijke incassokosten betaalt.
2.3.
[handelsnaam] is het hier niet mee eens. Volgens [handelsnaam] heeft zij nooit opdracht gegeven voor de werkzaamheden in het kader van de omzetting van de eenmanszaak naar de BV. [eiseres] heeft volgens [handelsnaam] nooit een inschatting gegeven van de te maken uren en zij heeft er veel te veel uren aan besteed. Daarnaast stelt [handelsnaam] dat [eiseres] is tekortgeschoten bij het uitvoeren van de werkzaamheden zoals in het abonnement afgesproken.
2.4.
[handelsnaam] noemt in het lichaam van haar conclusie van antwoord een aantal vorderingen in reconventie, zonder die op te nemen in een petitum. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [handelsnaam] toegelicht dat deze eisen onderdeel zijn van het verweer. De kantonrechter begrijpt daaruit dat [handelsnaam] formeel geen eis in reconventie heeft ingesteld en betrekt de volledige tekst van de conclusie van antwoord als verweer in de beoordeling.

3.De beoordeling

3.1.
[handelsnaam] moet de in deze procedure ingebrachte facturen voor de werkzaamheden van [eiseres] betalen. Ten aanzien van het maandelijkse abonnement geldt dat [handelsnaam] de kosten daarvan verschuldigd is tot en met de maand waarin de eenmanszaak is omgezet in een BV. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Het abonnement
3.2.
Het abonnement voor de maandelijkse werkzaamheden is volgens [eiseres] vanaf 1 januari 2022 verlengd voor de duur van een jaar. De kantonrechter is van oordeel dat het abonnement slechts is verlengd tot en met de maand waarin de eenmanszaak is omgezet in een BV, omdat [handelsnaam] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het abonnement op dat moment zou stoppen.
3.3.
Daarbij is relevant dat het abonnement zag op werkzaamheden voor de eenmanszaak. [eiseres] wist al enige tijd (ook op het moment waarop het abonnement werd verlengd) dat de eenmanszaak zou worden omgezet. De stelling van [eiseres] dat [handelsnaam] nog een jaar moet betalen voor het abonnement, omdat zij tijd heeft vrijgehouden voor de daarbij overeengekomen werkzaamheden, past daar niet bij. Bovendien heeft [eiseres] per e-mail van 26 april 2022 een nieuw abonnement passend bij een BV aangeboden. [handelsnaam] heeft dat aanbod niet geaccepteerd. Uit de voorgaande omstandigheden leidt de kantonrechter af dat beide partijen wisten dat het lopende abonnement niet meer passend zou zijn na de omzetting. [handelsnaam] mocht er op grond van die omstandigheden gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij na de omzetting geen abonnementskosten voor de eenmanszaak verschuldigd zou zijn. [gedaagde sub 1] had persoonlijk evenmin belang bij behoud van het abonnement voor de eenmanszaak omdat ook de persoonlijke fiscale diensten, waaronder het doen van aangifte inkomstenbelasting, volgens het aanbod van [eiseres] zouden worden ondergebracht in het abonnement passend bij de BV structuur. Dit blijkt uit de e-mail van [eiseres] van 26 april 2022.
3.4.
[handelsnaam] is daarom alleen betaling verschuldigd voor het abonnement in maart 2022 en de kosten daarvan bedroegen € 114,95. Aan het eind van die maand is de eenmanszaak immers omgezet.
De facturen
3.5.
Tijdens de mondelinge behandeling is door [eiseres] naar voren gebracht dat zij niet alle facturen als onderbouwing van haar vordering heeft overgelegd.
Deze beoordeling ziet op de facturen die [eiseres] wel heeft overgelegd: de factuur van 27 december 2021 ter hoogte van € 3.493,88, die van 14 maart 2022 van € 1.005,81 en de factuur van 11 mei 2022 van € 370,56. Samen in totaal € 4.870,25.
3.6.
[handelsnaam] moet deze facturen betalen, omdat de kantonrechter van oordeel is dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en er geen grond is waarop [handelsnaam] (deels) van haar betalingsverplichting kan worden ontslagen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
3.7.
Dat [handelsnaam] alleen heeft ingestemd met de werkzaamheden van [eiseres] die zien op het opstellen van een advies tegen betaling van € 300,00 rijmt niet met de gang van zaken daarna.
3.8.
Het advies heeft er namelijk toe geleid dat [eiseres] is begonnen aan de werkzaamheden voor de omzetting. Er is besproken dat [eiseres] de intentieverklaringen zou opstellen en de verdere herstructurering van de eenmanszaak zou verzorgen. [eiseres] heeft aan [handelsnaam] medegedeeld dat haar uurtarief € 175,00 exclusief btw is en op 15 september 2021 een opdrachtbevestiging aan [handelsnaam] verstuurd. [eiseres] heeft op 23 september 2021 een stappenplan opgesteld en dat heeft zij daarna uitgevoerd. De resultaten heeft zij gedeeld met [handelsnaam] .
Op 16 november 2021 heeft [eiseres] een factuur verstuurd voor het eerste deel van haar werkzaamheden in het kader van de herstructurering. [handelsnaam] heeft die betaald. [handelsnaam] heeft haar medewerking verleend aan het opstellen van de intentieverklaringen. Zij heeft nooit geprotesteerd tegen de uitvoering van het voornemen om de eenmanszaak om te zetten. De eenmanszaak is uiteindelijk op 24 maart 2022 ook omgezet en [handelsnaam] is nu een BV. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat partijen hebben afgesproken dat [eiseres] tegen betaling van haar uurtarief de werkzaamheden zou verzorgen die nodig waren om de eenmanszaak om te zetten.
3.9.
[handelsnaam] heeft niet gedwaald bij het aangaan van die overeenkomst, omdat het enkele feit dat [eiseres] geen tijdsindicatie heeft gegeven geen grond voor dwaling oplevert. Het betreft immers een zakelijke overeenkomst voor werkzaamheden tegen een uurtarief die tussentijds worden gefactureerd. [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij bij het aangaan van de overeenkomst geen tijdsindicatie kon geven, zodat [handelsnaam] het ontbreken van die informatie niet tegen [eiseres] kan inbrengen. Daar komt bij dat [handelsnaam] zelf nooit, ook niet bij het aangaan van de overeenkomst, om een tijdsindicatie heeft gevraagd.
3.10.
De kantonrechter is ook van oordeel dat [eiseres] zich niet als slecht opdrachtnemer heeft gedragen door vooraf geen indicatie van de totaal te besteden tijd te geven. Zij heeft tussentijds gefactureerd en een stappenplan gemaakt met de werkzaamheden. [handelsnaam] kon daaruit steeds afleiden in welke fase het proces was en welke werkzaamheden nog verricht moesten worden. [eiseres] heeft [handelsnaam] daarom voldoende geïnformeerd. Voor zover zou moeten worden geoordeeld dat partijen geen (vaste) prijs zijn overeengekomen, geldt op grond van artikel 7:405 BW dat [handelsnaam] een redelijke prijs is verschuldigd voor de werkzaamheden van [eiseres] . [handelsnaam] heeft slechts in algemene bewoordingen betwist dat [eiseres] een redelijke prijs rekent en heeft niet met een deugdelijke onderbouwing aangetoond welke prijs redelijk zou zijn. De kantonrechter gaat daarom uit van de door [eiseres] in rekening gebrachte prijs.
3.11.
Dat [eiseres] uren heeft gefactureerd voor werkzaamheden die zij ook zou verrichten als onderdeel van het maandelijkse abonnement, heeft [handelsnaam] evenmin voldoende onderbouwd. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [eiseres] alleen uren in rekening heeft gebracht voor werk dat niet onder het abonnement viel.
3.12.
Al het voorgaande leidt ertoe dat [handelsnaam] de facturen van in totaal € 4.870,25 aan [eiseres] moet betalen. Omdat zij dat niet tijdig heeft gedaan, is zij ook de wettelijke rente over dat bedrag verschuldigd met ingang van de dagvaarding tot de voldoening. De gevorderde vervallen wettelijke rente (€ 460,39) wordt afgewezen, omdat het niet duidelijk is of die is berekend over de correcte en hiervoor genoemde hoofdsom.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.13.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden voor een deel toegewezen, omdat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Omdat [gedaagde sub 1] geen consument is, is het in beginsel voldoende als door of namens de schuldeiser een enkele brief is verstuurd. Uit het dossier blijkt dat [eiseres] [handelsnaam] heeft aangemaand tot betaling. Het maakt bovendien niet uit of de schuldeiser zelf (of een aan haar gelieerde persoon of vennootschap) de buitengerechtelijke handelingen heeft verricht of dat zij daarvoor een derde inschakelde.
3.14.
De hoogte van de vordering is getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 744,11 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 623,52 bij € 4.985,20 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 623,52 toe.
3.15.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
4.985,20
- buitengerechtelijke incassokosten
623,52
+
totaal
5.608,72
Proceskosten
3.16.
[gedaagde sub 1] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
122,01
- griffierecht
514,00
Totaal
636,01
In de berekening van de proceskosten is geen rekening gehouden met het salaris van de gemachtigde, omdat [eiseres] in rechte is vertegenwoordigd door haar directeur. Dat leidt er ook toe dat de nakosten worden beperkt tot de kosten van betekening van dit vonnis.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 5.608,72, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 4.985,20, met ingang van 23 december 2022, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 636,01, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op de kosten van betekening van dit vonnis,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.