In deze zaak hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] op 28 november 2020 een PVC-vloer gekocht bij [gedaagde] voor € 4.492,15, inclusief de installatie. De vloer werd op 22 maart 2021 gelegd, maar de eisers waren ontevreden over de kwaliteit, omdat er bobbels, deuken en putten in de vloer zaten. Ondanks herstelwerkzaamheden bleven de gebreken bestaan, wat leidde tot de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst op 16 maart 2022. De eisers vorderen nu terugbetaling van het aankoopbedrag en een schadevergoeding van € 17.111,54 voor de kosten van het verwijderen van de vloer en het plaatsen van een nieuwe vloer, evenals proces- en nakosten.
De gedaagde partij erkent de ontbinding, maar betwist de hoogte van de gevorderde schadevergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisers recht hebben op terugbetaling van het aankoopbedrag en een schadevergoeding van € 2.500,00 voor specifieke kosten die verband houden met het verwijderen van de vloer en het verplaatsen van meubels. De overige schadeposten werden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van in totaal € 7.716,76, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De gedaagde is ook veroordeeld in de nakosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. V.E.J.A. Boots op 12 april 2023.