ECLI:NL:RBMNE:2023:2483

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
10161289 \ AC EXPL 22-2500
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst en schadevergoeding bij non-conformiteit van PVC-vloer

In deze zaak hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] op 28 november 2020 een PVC-vloer gekocht bij [gedaagde] voor € 4.492,15, inclusief de installatie. De vloer werd op 22 maart 2021 gelegd, maar de eisers waren ontevreden over de kwaliteit, omdat er bobbels, deuken en putten in de vloer zaten. Ondanks herstelwerkzaamheden bleven de gebreken bestaan, wat leidde tot de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst op 16 maart 2022. De eisers vorderen nu terugbetaling van het aankoopbedrag en een schadevergoeding van € 17.111,54 voor de kosten van het verwijderen van de vloer en het plaatsen van een nieuwe vloer, evenals proces- en nakosten.

De gedaagde partij erkent de ontbinding, maar betwist de hoogte van de gevorderde schadevergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisers recht hebben op terugbetaling van het aankoopbedrag en een schadevergoeding van € 2.500,00 voor specifieke kosten die verband houden met het verwijderen van de vloer en het verplaatsen van meubels. De overige schadeposten werden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van in totaal € 7.716,76, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De gedaagde is ook veroordeeld in de nakosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. V.E.J.A. Boots op 12 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10161289 \ AC EXPL 22-2500 RvdH/1037
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,2. [eiseres sub 2] ,

beiden wonende in [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ,
gemachtigde: De Jong juristen Zwolle B.V.,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. T.P. Timmers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 13,
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2,
- de brief van 17 januari 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 27 maart 2023 vond de mondelinge behandeling plaats. Partijen zijn met hun gemachtigden verschenen.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben op 28 november 2020 voor een bedrag van € 4.492,15 een PVC-vloer gekocht bij [gedaagde] . [gedaagde] zou deze vloer ook bij hen leggen. De vloer is op 22 maart 2021 gelegd, maar [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] waren niet tevreden omdat er bobbels, deuken en putten in zaten. Er hebben herstelwerkzaamheden plaatsgevonden, maar daarmee waren gebreken niet verholpen. Uiteindelijk hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] op 16 maart 2022 de overeenkomst met [gedaagde] buitengerechtelijk ontbonden. Zij willen nu het aankoopbedrag van de vloer van [gedaagde] terug en daarnaast een schadevergoeding ter hoogte van € 17.111,54 vanwege de kosten die zij moeten maken om deze vloer uit de woning te halen en een nieuwe vloer te plaatsen. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] willen ook dat [gedaagde] hun werkelijke proces- en nakosten betaalt.
2.2.
[gedaagde] is het eens dat de overeenkomst is ontbonden. Zij is het alleen niet eens met de schadevergoeding die [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen. [gedaagde] vindt dat sommige posten niet voor haar rekening moeten komen, niet noodzakelijk zijn en/of veel te hoog zijn ingeschat. [gedaagde] wil dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] haar proces- en nakosten betalen.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter zal de vordering tot terugbetaling van € 4.492,15 toewijzen, omdat de overeenkomst tussen partijen buitengerechtelijk is ontbonden. Van de gevorderde schadevergoeding wordt een deel van € 2.500,00 toegewezen. Dat deel ziet op de kosten voor het demonteren, leeghalen en verplaatsen van de kasten, het weghalen, schoonmaken en terugplaatsen van de plinten en het demonteren van de vloer. De kantonrechter vindt dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de overige schadeposten onvoldoende hebben onderbouwd. Het restant van de gevorderde schadevergoeding wordt daarom afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De overeenkomst tussen partijen is buitengerechtelijk ontbonden
3.2.
De kantonrechter gaat ervan uit dat de overeenkomst per 16 maart 2022 buitengerechtelijk is ontbonden, omdat partijen het daarover eens zijn. De ontbinding van de overeenkomst heeft tot gevolg dat de verbintenissen over en weer ongedaan moeten worden gemaakt. Dat betekent dat [gedaagde] de aankoopprijs van € 4.492,15 aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] moet terugbetalen, zodat die vordering wordt toegewezen. [gedaagde] is over dat bedrag ook de wettelijke rente verschuldigd met ingang van de datum van dagvaarding (10 oktober 2022) totdat zij het volledige bedrag aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] heeft betaald.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] maken aanspraak op schadevergoeding als gevolg van de ontbinding
3.3.
De overeenkomst tussen partijen is ontbonden omdat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. [gedaagde] is daarom verplicht om aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de schade te vergoeden die zij lijden omdat er geen nakoming, maar ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt.
Verhuizen is niet nodig
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] te weinig hebben onderbouwd dat het voor het vervangen van de vloer nodig is dat zij hun huis voor een aantal dagen verlaten. De kantonrechter realiseert zich dat het verplaatsen van de meubels (waaronder meerdere aan de muur gemonteerde kledingkasten) tijd kost, omdat die geleegd en/of gedemonteerd moeten worden. Daar wordt hierna rekening mee gehouden, maar het is onvoldoende reden om tijdelijk te verhuizen. De volgende door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] gestelde schadeposten komen daarom niet (volledig) voor vergoeding in aanmerking:
  • verhuizing en opslag € 4.779,50
  • kosten van verblijf elders € 1.587,85.
3.5.
Voor de tijd die gepaard gaat met het legen, demonteren, verplaatsen en terugzetten van de vijf kledingkasten kent de kantonrechter een schadevergoeding van € 1.500,00 toe, omdat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] wel voldoende hebben toegelicht dat deze vijf kledingkasten een belemmering vormen voor het (snel) verwijderen van de oude vloer en plaatsen van de nieuwe vloer. [gedaagde] heeft zich slechts in algemene termen tegen deze schadepost verzet. Voor de omvang van de vergoeding is aangesloten bij de offerte van [onderneming 1] , waarin onder meer is opgenomen het demonteren en monteren van de kasten.
Noodzaak herstelwerk in de door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] gevorderde omvang niet aangetoond
3.6.
Omdat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] onvoldoende hebben gesteld en onderbouwd in welke omvang herstel van het stuc- en schilderwerk noodzakelijk is, worden de daarmee verband houdende schadeposten niet in volle omvang toegewezen. Het gaat om de volgende posten:
  • plinten en stucwerk € 1.403,95,
  • schilderwerk € 3.079,45.
3.7.
De offertes zijn onvoldoende specifiek en het is niet duidelijk van welke schade en oppervlakte er is uitgegaan bij het vaststellen van de werkzaamheden. De door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ingeschakelde experts hebben weliswaar verteld wat de kosten zijn van de werkzaamheden die volgens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] nodig zijn, maar de noodzaak van deze werkzaamheden volgt niet uit die offertes. Daar komt bij dat [gedaagde] deze schadeposten heeft betwist en tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht hoe er te werk kan worden gegaan zonder schade te veroorzaken aan de wanden.
3.8.
Het is wel voldoende duidelijk dat de plinten moeten worden verwijderd om de nieuwe vloer te plaatsen. Daarna moeten de plinten teruggeplaatst en opnieuw gekit worden. De kantonrechter wijst een vergoeding ter hoogte van € 600,00 toe voor de tijd en het materiaal die daarvoor nodig zijn. Voor de omvang van de schadevergoeding is aangesloten bij de offerte van [onderneming 2] , waarin onder meer het demonteren en monteren van de plinten staat genoemd.
Meerprijs nieuwe vloer en montagekosten zijn niet onderbouwd
3.9.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] stellen dat als zij nu een soortgelijke vloer kopen dit € 1.052,69 meer zou kosten en dat ze dan ook € 1.456,73 aan gestegen montagekosten moeten betalen. [gedaagde] betwist dit. De kantonrechter wijst deze vordering af, omdat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] geen producties hebben overgelegd die deze schadepost onderbouwen.
Vergoeding voor het demonteren van de vloer wordt toegekend
3.10.
De kantonrechter wijst wel een vergoeding voor het demonteren van de oude vloer toe, omdat vaststaat dat die kosten moeten worden gemaakt en [gedaagde] dat erkent. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben niet specifiek genoemd welke kosten zij hiervoor verwachten te maken. Daarom sluit de kantonrechter aan bij de offertes die [gedaagde] in dit kader heeft overgelegd en wordt een bedrag van € 400,00 toegekend. Dat bedrag is het gemiddelde van de twee prijzen die in de offertes staan genoemd voor het verwijderen van de vloer. [gedaagde] wil de vloer na verwijdering terugkrijgen. Dit betekent dat partijen de dag/dagen dat de vloer verwijderd wordt moeten afstemmen, zodat [gedaagde] de vloerdelen die dag/dagen kan komen ophalen.
Tussenconclusie
3.11.
[gedaagde] moet naast het aankoopbedrag plus wettelijke rente ook een
schadevergoeding ter hoogte van € 2,500,00 aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] betalen. Die
schadevergoeding ziet op de posten:
  • legen, demonteren, verplaatsen en terugplaatsen vijf kledingkasten,
  • verwijderen, terugplaatsen en afkitten plinten,
  • demonteren van de oude vloer.
[gedaagde] is over dit bedrag de wettelijke rente verschuldigd vanaf de datum van de dagvaarding tot de voldoening.
Werkelijke kosten rechtsbijstand worden niet vergoed
3.12.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] willen de werkelijke kosten van rechtsbijstand (€ 3.751,37) vergoed hebben. De kantonrechter wijst dat deel van hun vordering af, omdat niet is gesteld of gebleken dat er sprake is van misbruik van procesrecht aan de zijde van [gedaagde] . Alleen in dat geval kan namelijk worden afgeweken van de forfaitaire tarieven die worden gehanteerd. Dat [gedaagde] haar aansprakelijkheid niet direct heeft erkend en zij in deze procedure verweer voert is daarvoor onvoldoende. De kantonrechter zal hierna een proceskostenveroordeling uitspreken op basis van de forfaitaire bedragen.
Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
3.13.
[eiser sub 1] c.s. vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 946,12 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 724,61 bij € 6.992,15 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 724,61 toe.
3.14.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- schadevergoeding

4.492,15
2.500,00
- buitengerechtelijke incassokosten
724,61
+
totaal
7.716,76
3.15.
[gedaagde] is de partij die in overwegende mate ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
125,03
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2 punten × € 330,00)
Totaal
1.478,03
3.16.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser sub 1] c.s. te betalen een bedrag van € 7.716,76, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 10 oktober 2022, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. tot dit vonnis vastgesteld op € 1.478,03,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.