ECLI:NL:RBMNE:2023:2480

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
1020187 UC EPL 22-7567
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van brandstofkosten door tankstation afgewezen wegens onvoldoende bewijs van tanken zonder betaling

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft [handelsnaam], een tankstation, een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van brandstofkosten. De vordering betreft een incident dat plaatsvond op 16 mei 2021, waarbij [handelsnaam] stelt dat [gedaagde] met zijn voertuig, een Opel Movaro, brandstof ter waarde van € 98,50 heeft afgenomen zonder te betalen. Naast de brandstofkosten vordert [handelsnaam] ook de kosten voor het achterhalen van de identiteit van de kentekenhouder en buitengerechtelijke incassokosten.

[gedaagde] betwist de vordering en stelt dat zijn auto op de betreffende datum geparkeerd stond in [plaats 2] en dat hij niet degene was die heeft getankt. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, waarbij verschillende processtukken zijn ingediend, waaronder de dagvaarding, conclusie van antwoord en repliek.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [handelsnaam] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat [gedaagde] daadwerkelijk heeft getankt zonder te betalen. De kantonrechter wijst erop dat de enkele stelling dat [gedaagde] kentekenhouder is, niet voldoende is om de vordering te onderbouwen. [gedaagde] heeft bewijs overgelegd waaruit blijkt dat zijn auto op de betreffende datum in [plaats 2] geparkeerd stond. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [handelsnaam] niet heeft aangetoond dat de vordering terecht is en heeft deze afgewezen. Tevens is [handelsnaam] veroordeeld in de proceskosten, omdat zij de partij is die ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10201878 \ UC EXPL 22-7567 RvdH/1037
Vonnis van 19 april 2023
in de zaak van
[eiseres] B.V., handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [handelsnaam] ,
gemachtigde: A.H.P.M. van der Vleuten,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 4,
- de conclusie van antwoord met bijlagen,
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 30 november 2022 aan te merken als (aanvullende) conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek met producties R1 en R2,
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 22 februari 2023 aan te merken als conclusie van dupliek.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[handelsnaam] exploiteert een tankstation aan de [adres] in [plaats 1] . [handelsnaam] stelt dat op 16 mei 2021 met het voertuig van het type Opel Movaro met kenteken [kenteken] brandstof is afgenomen voor een bedrag van € 98,50 en dat de afnemer niet heeft betaald voor de brandstof. De kentekenhouder van de hiervoor genoemde auto is [gedaagde] . [handelsnaam] vordert van [gedaagde] betaling van de brandstofkosten, de kosten die zij heeft moeten maken om de identiteit van de kentekenhouder te achterhalen bij de RDW (€ 20,00), de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 40,00 en de proceskosten.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering. Hij stelt dat de auto op 16 mei 2021 stond geparkeerd in [plaats 2] en hij niet degene was die heeft getankt zonder te betalen.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [handelsnaam] af, omdat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde] degene was die heeft getankt op 16 mei 2021. Hierna wordt uitgelegd waarom.
3.2.
[handelsnaam] stelt dat nu [gedaagde] kentekenhouder van de auto was, hij wordt vermoed degene te zijn geweest die heeft getankt. [gedaagde] erkent dat het genoemde kenteken van zijn auto is, maar betwist dat hij die dag in [plaats 1] met de auto heeft getankt. [gedaagde] heeft een uitdraai overgelegd waarop te zien is dat de auto met het kenteken ‘ [kenteken] ’ op 16 mei 2021 in [plaats 2] geparkeerd stond en niet heeft gereden. [handelsnaam] betwist in algemene bewoordingen de authenticiteit van deze gegevens.
3.3.
Omdat [gedaagde] gemotiveerd betwist dat zijn auto op 16 mei 2021 in [plaats 1] is geweest, ligt het op de weg van [handelsnaam] om dat te onderbouwen. Dat heeft zij onvoldoende gedaan. Op de foto van de Opel Movaro met het kenteken [kenteken] die [handelsnaam] ter onderbouwing heeft overgelegd is namelijk geen datum, tijdstip of plaats te zien. Het is daardoor niet duidelijk wanneer of waar de foto is gemaakt. Dat leidt ertoe dat de vorderingen van [handelsnaam] worden afgewezen.
Proceskosten
3.4.
[handelsnaam] stelt dat [gedaagde] – ook bij afwijzing van de vordering – moet worden veroordeeld in de proceskosten, omdat deze procedure noodzakelijk is geworden door het handelen van [gedaagde] . De kantonrechter volgt [handelsnaam] hierin niet. [gedaagde] heeft in de aanloop naar deze procedure verweer gevoerd tegen de vordering. Het enkele feit dat hij de (door [handelsnaam] betwiste) track en trace gegevens pas tijdens de procedure heeft ingebracht, weegt gelet op de beslissing onvoldoende zwaar om hem te veroordelen in de proceskosten.
3.5.
[handelsnaam] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat [gedaagde] in persoon procedeert en op de civiele rolzitting van 30 november 2022 is verschenen om mondeling verweer te voeren, worden zijn proceskosten begroot op € 50,00 aan verblijf- en verletkosten.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt [handelsnaam] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 50,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.