4.3Het oordeel van de rechtbank
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting zijn de volgende feiten en omstandigheden voor de rechtbank komen vast te staan.
[verdachte] is geboren en opgegroeid in Turkije bij zijn moeder. In augustus 2022 is [verdachte] naar Nederland verhuisd en bij zijn vader gaan wonen. Kort na zijn verhuizing is [verdachte] gestart met een opleiding op een [school] in [plaats] . [verdachte] ging ten tijde van de ten laste gelegde feiten al vijf weken niet naar school, terwijl hij tegenover zijn vader deed alsof hij wel naar school ging. Die vijf weken heeft hij onder meer ingevuld met gamen. [verdachte] had in de periode voorafgaande aan de ten laste gelegde feiten zonder toestemming zijn vaders creditcard gebruikt voor aankopen bij Amazon, waaronder een harddisk voor games. Op 12 oktober 2022 is [verdachte] door zijn tante gebeld. In dit gesprek heeft tante gemeld dat zij ervan op de hoogte is gesteld dat hij al vijf weken spijbelt. Hierop heeft [verdachte] het gasfornuis opengezet waarna hij het huis heeft verlaten wetende dat de ramen dicht waren en het gas dus niet zomaar weg kon uit de woning. De vader van [verdachte] was op dat moment op zijn werk en [verdachte] wist dat hij op zijn vroegst pas over een uur thuis zou komen. [verdachte] is op zijn fiets gestapt en heeft urenlang gefietst totdat hij bij het treinstation in Amersfoort aankwam. Op het station heeft [verdachte] overwogen zelfmoord te plegen, maar hij kwam tot bezinning. Op dat moment heeft [verdachte] 112 gebeld en zelf melding gemaakt van het door hem opengezette gasfornuis. Toen de brandweer bij de woning aankwam, was de vader van [verdachte] inmiddels al thuisgekomen, had hij het gasfornuis uitgezet en de ramen opengezet om het huis te luchten. De brandweer kon daarom geen gas(lucht) waarnemen en meten.
Verklaringen van [verdachte]
heeft op meerdere momenten verklaard dat hij thuis het gasfornuis heeft opengezet. Tijdens het telefoongesprek met 112 heeft [verdachte] verder verklaard dat hij zijn vader wilde vermoorden met gas. Tijdens het politieverhoor heeft [verdachte] echter verklaard dat hij weliswaar wist dat het gas zou kunnen exploderen, maar dat hij het gasfornuis uitsluitend heeft opengezet in de hoop dat zijn vader de brandweer zou bellen en daarmee bezig zou zijn in plaats van met [verdachte] . Tijdens een gesprek met de psycholoog heeft [verdachte] weer herhaald dat hij met het openen van het gas zijn vader heeft willen vermoorden. Op de zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij niet weet waarom hij het gasfornuis heeft opengezet en dat hij in paniek heeft gehandeld, dat hij in het telefoongesprek met 112 en gedurende de rest van het onderzoek van alles heeft gezegd om niet terug te hoeven naar zijn vader en dat hij tijdens het gesprek met de psycholoog niet de waarheid heeft gesproken om maar van de psycholoog af te zijn.
De rechtbank ziet zich in deze zaak – mede gelet op deze wisselende verklaringen van [verdachte] – in het bijzonder voor de vraag gesteld wat de bedoeling van [verdachte] is geweest met het openen van het gasfornuis.
Ten aanzien van feit 2 – ontploffing
Opzet
De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of [verdachte] (voorwaardelijk) opzet had op het teweeg brengen van een ontploffing. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het opzet slechts gericht hoeft te zijn op het teweegbrengen van de ontploffing en niet op het veroorzaken van gevaar voor mensen en/of goederen. Er zijn twee soorten opzet in het strafrecht. De eerste is vol opzet. Er is sprake van vol opzet als iemand willens en wetens, dus expres, iets doet. De rechtbank vindt dat niet wettig en overtuigend bewezen. Gelet op de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting heeft [verdachte] niet bewust gewild dat een ontploffing zou ontstaan. [verdachte] handelde in een angstige en paniekerige gemoedstoestand.
Er kan ook sprake zijn van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de ontploffing – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Of sprake is van bewuste aanvaarding van zo een kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard.
Door het openzetten van de pitten van een gasfornuis in een afgesloten ruimte is de kans op het teweegbrengen van een ontploffing naar algemene ervaringsregels ‘aanmerkelijk’ te noemen. Om voorwaardelijk opzet te hebben gehad moet [verdachte] wetenschap hebben gehad van die kans én hij moet hij de kans tijdens de gedraging ook ‘bewust hebben aanvaard’.
De rechtbank is van oordeel dat aan het eerste vereiste voor voorwaardelijk opzet is voldaan. [verdachte] heeft met zijn handelen, het vrijelijk laten stromen van gas in een afgesloten ruimte, de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat een ontploffing in de woning kon ontstaan. Bij de politie heeft [verdachte] ook verklaard dat hij wist dat het openen van het gasfornuis gevaarlijk was. Maar dit bewustzijn betekent niet zonder meer dat [verdachte] de aanmerkelijke kans op het teweegbrengen van een ontploffing in de woning
bewustheeft aanvaard. Bij de beoordeling van die bewuste aanvaarding acht de rechtbank van belang wat uit het onderzoek van de psychiater en psycholoog naar voren is gekomen.
Uit het psychiatrisch Pro Justitia rapport van 30 april 2023 blijkt dat [verdachte] een aanpassingsstoornis met gemengd angstige en sombere stemming, een gestagneerde sociaal-emotionele ontwikkeling (onrijpe ego-ontwikkeling), een ouder-kind probleem, een sociale uitsluiting, een probleem verband houdend met de leefstijl en een acculturatieprobleem heeft. Over het verband tussen de diagnose en het tenlastegelegde overweegt de psychiater dat de gedwongen verhuizing naar Nederland voor [verdachte] een aanzienlijke stressfactor was. Hij raakte zijn vertrouwde en overzichtelijke omgeving met een verzorgende moeder, een paar schoolvrienden en de Turkse taal kwijt. De voor hem meer bedreigende omgeving, onder andere op de [school] in [plaats] waar hij zich met zijn beperkte sociale vaardigheden staande diende te houden, was een te grote uitdaging en [verdachte] vermeed al snel deze voor hem bedreigende situatie. Maar ook de problematische relatie met vader was een bron van stress. Het wegnemen van geld van vader en het ongeoorloofd thuis blijven van school maakte dat [verdachte] gevoelens ervoer van moed en zelfsturing. Tegelijkertijd merkte hij dat door het spijbelen zijn vertrouwde leven van computeren en terugtrekken in zijn eigen leefwereld met buitensluiten van de beangstigende wereld kon voortzetten. Vanuit zijn beperkte sociaal-emotionele ontwikkeling (onrijpe ego-ontwikkeling) waarbij [verdachte] nog sterk ik-gericht is, slaagde hij hier ook in. Hij stond niet stil bij de gevolgen; hij leefde in het nu. Op het moment dat [verdachte] ‘ontmaskerd’ wordt, raakt hij volledig in paniek. Het telefoontje met tante leidt niet tot vertrouwen bij [verdachte] dat hij met een gesprek met ouders en school tot een oplossing zou kunnen komen. Onder invloed van stress heeft [verdachte] moeite om tot een coherent denkpatroon te komen waardoor er vervormingen optreden. Vanuit zijn nog onrijpe ego-ontwikkeling valt dit ook te begrijpen. Hij overziet op zo’n moment onvoldoende de gevolgen van zijn handelen en wil weg van de plek des onheils. Zijn strategie om te komen tot adequate probleemoplossingen schiet tekort. Duidelijk is dat [verdachte] handelingen heeft verricht waar hij op dat moment onvoldoende de reikwijdte van heeft kunnen overzien. Hij heeft vanuit paniek en kinderlijke gedachten, op basis van de beschreven psychopathologie, gehandeld.
Uit het psychologisch Pro Justitia rapport van 14 april 2023 blijkt dat [verdachte] een gemiddeld intelligentieniveau, een ernstige depressieve stoornis, een scheefgroei in zijn persoonlijkheidsontwikkeling in de vorm van een forse achterstand in sociaal-emotionele ontwikkeling en onvoldoende gewetensontwikkeling heeft. Toen het spijbelen en het gebruik van zijn vaders creditcard dreigde uit te komen, raakte [verdachte] dusdanig angstig dat hij in een bewustzijnstoestand kwam waarin fantasie en werkelijkheid door elkaar gingen lopen.
De rechtbank neemt deze conclusies over. Uit de rapporten van de deskundigen volgt dat [verdachte] in stresssituaties onvoldoende de gevolgen van zijn handelen overziet. Hij wil in zo’n situatie weg van de plek des onheils. Uit wat [verdachte] op de zitting heeft verklaard en wat uit de rapporten naar voren komt, leidt de rechtbank af dat [verdachte] met zijn gevaarlijk handelen zijn vader op afstand wilde houden om de confrontatie met zijn vader over het spijbelen en de creditcard uit de weg te gaan. Uit het dossier kan weliswaar worden afgeleid dat [verdachte] dat heeft gedaan door bewust een ontploffingsrisico in het leven te roepen, maar de rechtbank heeft gelet op de gemoedstoestand van [verdachte] niet de overtuiging gekregen dat [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het ook daadwerkelijk tot een ontploffing zou komen. Daarmee is niet komen vast te staan dat [verdachte] (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het teweegbrengen van een ontploffing. Dit leidt tot een vrijspraak van het ten laste gelegde onder feit 2.
Ten aanzien van feit 1 – poging moord/doodslag op vader
De onder feit 1 (impliciet primair) tenlastegelegde poging tot moord op de vader van [verdachte] acht de rechtbank evenmin wettig en overtuigend bewezen.
Voor een bewezenverklaring van poging tot moord is vereist dat er sprake is van voorbedachte rade. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ vast komen te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Op grond van de eerder genoemde feiten en omstandigheden en de conclusies uit het Pro Justitia onderzoek leidt de rechtbank af dat de besluitvorming en de uitvoering tot stand zijn gekomen in een korte tijdspanne. Daarbij komt dat het handelen van [verdachte] bovendien door een opwelling van heftige emotie werd beheerst, zodat niet kan worden bewezen verklaard dat [verdachte] met voorbedachte raad heeft gehandeld.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake is van de (impliciet subsidiair) onder feit 1 tenlastegelegde poging tot doodslag. Hiervoor moet worden nagegaan of sprake is van (voorwaardelijk) opzet van [verdachte] om zijn vader van het leven te beroven. Hoewel [verdachte] in het gesprek met 112, tegenover de politie en Veilig Thuis en bij de psycholoog heeft verklaard dat hij zijn vader wilde vermoorden, heeft de rechtbank niet de overtuiging verkregen dat [verdachte] met dat (vol) opzet heeft gehandeld. [verdachte] heeft ter terechtzitting toegelicht dat hij in die gesprekken van alles heeft gezegd om bij zijn vader weg te kunnen blijven. De rechtbank acht dat niet onaannemelijk, aangezien dat aansluit bij de door de psychiater en psycholoog geschetste gemoedstoestand van [verdachte] , waarin hij probeerde de confrontatie met zijn vader te vermijden. Daarnaast acht de rechtbank niet onaannemelijk dat [verdachte] heeft gelogen tegen de psycholoog om van de psychologische gesprekken af te zijn. Daarbij betrekt de rechtbank dat [verdachte] tijdens het eerdere gesprek met de psycholoog ook al had verklaard niet mee te willen werken met het gesprek.
Verder is niet overtuigend bewezen dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van vader. De rechtbank heeft bij de bespreking van feit 2 uiteengezet waarom zij niet ervan overtuigd is dat [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gas zou exploderen. Om dezelfde redenen is de rechtbank niet overtuigd dat [verdachte] de aanmerkelijke kans op het nog verdergaande gevolg, de dood van zijn vader door die gasexplosie, bewust heeft aanvaard.
De rechtbank concludeert dat dit ook leidt tot een vrijspraak van de (impliciet subsidiair) onder feit 1 tenlastegelegde poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 3 – bedreiging vader
[verdachte] is nadat hij 112 had gebeld opgehaald door de politie. Tegen de politie heeft [verdachte] diezelfde avond gezegd dat hij zijn vader zou vermoorden als hij naar huis zou moeten. Niet is komen vast te staan dat de vader van [verdachte] daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van deze uitspraak, die als bedreiging is ten laste gelegd. Hierdoor kon bij de vader van [verdachte] ook geen vrees ontstaan.
Dit betekent dat het onder feit 3 ten laste gelegde daarom niet kan worden bewezen en dat [verdachte] daarvan zal worden vrijgesproken.
Opheffing voorlopige hechtenis
De rechtbank is in raadkamer tot de conclusie gekomen dat [verdachte] integraal vrijgesproken moet worden en heeft daarom al op 16 mei 2023 de voorlopige hechtenis van [verdachte] opgeheven.