ECLI:NL:RBMNE:2023:2455

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
16-263289-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord, ontploffing en bedreiging door minderjarige verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in Turkije, die werd beschuldigd van poging tot moord, poging tot het teweegbrengen van een ontploffing en bedreiging van zijn vader. De rechtbank heeft de verdachte integraal vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voor de rechtbank na een inhoudelijke behandeling op 12 mei 2023, waarbij de verdachte ten tijde van de feiten minderjarig was en de zitting achter gesloten deuren plaatsvond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 oktober 2022 in Hilversum zijn vader heeft geprobeerd te vermoorden door het gasfornuis open te zetten, maar dat hij dit deed vanuit een paniekreactie en niet met de intentie om daadwerkelijk te doden. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachte rade, wat vereist is voor een bewezenverklaring van poging tot moord. Evenmin was er bewijs voor voorwaardelijk opzet op de ontploffing, aangezien de verdachte in een stressvolle situatie verkeerde en niet bewust de kans op een ontploffing heeft aanvaard. De bedreiging die de verdachte zou hebben geuit, kon niet worden bewezen omdat de vader niet op de hoogte was geraakt van deze bedreiging. De rechtbank heeft daarom de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven op 16 mei 2023, voorafgaand aan de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-263289-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2006] in Turkije,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 januari 2023, 24 februari 2023 en 12 mei 2023. Op de zitting van 12 mei 2023 is de zaak inhoudelijk behandeld. Omdat [verdachte] ten tijde van de tenlastegelegde feiten minderjarig was, heeft de behandeling achter gesloten deuren plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Mirshahi en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. F. Tosun, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht. Ook waren aanwezig de ouders van [verdachte] , meneer J. van Westen namens de Raad voor de Kinderbescherming en mevrouw [A] , jeugd- en gezinsbeschermer.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
feit 1: op 12 oktober 2022 in Hilversum zijn vader heeft geprobeerd te vermoorden;
feit 2: op 12 oktober 2022 in Hilversum heeft geprobeerd zijn woning te ontploffen waardoor (levens)gevaar voor personen en goederen kon ontstaan;
feit 3: op 13 oktober 2022 in Hilversum zijn vader heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] vrij te spreken van het onder feit 3 ten laste gelegde, omdat de bedreiging de vader van [verdachte] niet bekend is geworden en er hierdoor geen redelijke vrees bij vader is ontstaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde, omdat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van feit 1 heeft [verdachte] geen opzet op de dood van zijn vader gehad, is er geen sprake van voorbedachte rade en gaat het om een absoluut ondeugdelijke poging. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw bepleit dat er geen begin van uitvoering was. Subsidiair dient zowel voor feit 1 als feit 2 ontslag van alle rechtsvervolging te volgen, omdat er sprake was van een vrijwillige terugtred bij [verdachte] op het moment dat hij 112 heeft gebeld.
De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit van het onder feit 3 ten laste gelegde op dezelfde grond als de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting zijn de volgende feiten en omstandigheden voor de rechtbank komen vast te staan.
[verdachte] is geboren en opgegroeid in Turkije bij zijn moeder. In augustus 2022 is [verdachte] naar Nederland verhuisd en bij zijn vader gaan wonen. Kort na zijn verhuizing is [verdachte] gestart met een opleiding op een [school] in [plaats] . [verdachte] ging ten tijde van de ten laste gelegde feiten al vijf weken niet naar school, terwijl hij tegenover zijn vader deed alsof hij wel naar school ging. Die vijf weken heeft hij onder meer ingevuld met gamen. [verdachte] had in de periode voorafgaande aan de ten laste gelegde feiten zonder toestemming zijn vaders creditcard gebruikt voor aankopen bij Amazon, waaronder een harddisk voor games. Op 12 oktober 2022 is [verdachte] door zijn tante gebeld. In dit gesprek heeft tante gemeld dat zij ervan op de hoogte is gesteld dat hij al vijf weken spijbelt. Hierop heeft [verdachte] het gasfornuis opengezet waarna hij het huis heeft verlaten wetende dat de ramen dicht waren en het gas dus niet zomaar weg kon uit de woning. De vader van [verdachte] was op dat moment op zijn werk en [verdachte] wist dat hij op zijn vroegst pas over een uur thuis zou komen. [verdachte] is op zijn fiets gestapt en heeft urenlang gefietst totdat hij bij het treinstation in Amersfoort aankwam. Op het station heeft [verdachte] overwogen zelfmoord te plegen, maar hij kwam tot bezinning. Op dat moment heeft [verdachte] 112 gebeld en zelf melding gemaakt van het door hem opengezette gasfornuis. Toen de brandweer bij de woning aankwam, was de vader van [verdachte] inmiddels al thuisgekomen, had hij het gasfornuis uitgezet en de ramen opengezet om het huis te luchten. De brandweer kon daarom geen gas(lucht) waarnemen en meten.
Verklaringen van [verdachte]
heeft op meerdere momenten verklaard dat hij thuis het gasfornuis heeft opengezet. Tijdens het telefoongesprek met 112 heeft [verdachte] verder verklaard dat hij zijn vader wilde vermoorden met gas. Tijdens het politieverhoor heeft [verdachte] echter verklaard dat hij weliswaar wist dat het gas zou kunnen exploderen, maar dat hij het gasfornuis uitsluitend heeft opengezet in de hoop dat zijn vader de brandweer zou bellen en daarmee bezig zou zijn in plaats van met [verdachte] . Tijdens een gesprek met de psycholoog heeft [verdachte] weer herhaald dat hij met het openen van het gas zijn vader heeft willen vermoorden. Op de zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij niet weet waarom hij het gasfornuis heeft opengezet en dat hij in paniek heeft gehandeld, dat hij in het telefoongesprek met 112 en gedurende de rest van het onderzoek van alles heeft gezegd om niet terug te hoeven naar zijn vader en dat hij tijdens het gesprek met de psycholoog niet de waarheid heeft gesproken om maar van de psycholoog af te zijn.
De rechtbank ziet zich in deze zaak – mede gelet op deze wisselende verklaringen van [verdachte] – in het bijzonder voor de vraag gesteld wat de bedoeling van [verdachte] is geweest met het openen van het gasfornuis.
Ten aanzien van feit 2 – ontploffing
Opzet
De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of [verdachte] (voorwaardelijk) opzet had op het teweeg brengen van een ontploffing. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het opzet slechts gericht hoeft te zijn op het teweegbrengen van de ontploffing en niet op het veroorzaken van gevaar voor mensen en/of goederen. Er zijn twee soorten opzet in het strafrecht. De eerste is vol opzet. Er is sprake van vol opzet als iemand willens en wetens, dus expres, iets doet. De rechtbank vindt dat niet wettig en overtuigend bewezen. Gelet op de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting heeft [verdachte] niet bewust gewild dat een ontploffing zou ontstaan. [verdachte] handelde in een angstige en paniekerige gemoedstoestand.
Er kan ook sprake zijn van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de ontploffing – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Of sprake is van bewuste aanvaarding van zo een kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard.
Door het openzetten van de pitten van een gasfornuis in een afgesloten ruimte is de kans op het teweegbrengen van een ontploffing naar algemene ervaringsregels ‘aanmerkelijk’ te noemen. Om voorwaardelijk opzet te hebben gehad moet [verdachte] wetenschap hebben gehad van die kans én hij moet hij de kans tijdens de gedraging ook ‘bewust hebben aanvaard’.
De rechtbank is van oordeel dat aan het eerste vereiste voor voorwaardelijk opzet is voldaan. [verdachte] heeft met zijn handelen, het vrijelijk laten stromen van gas in een afgesloten ruimte, de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat een ontploffing in de woning kon ontstaan. Bij de politie heeft [verdachte] ook verklaard dat hij wist dat het openen van het gasfornuis gevaarlijk was. Maar dit bewustzijn betekent niet zonder meer dat [verdachte] de aanmerkelijke kans op het teweegbrengen van een ontploffing in de woning
bewustheeft aanvaard. Bij de beoordeling van die bewuste aanvaarding acht de rechtbank van belang wat uit het onderzoek van de psychiater en psycholoog naar voren is gekomen.
Uit het psychiatrisch Pro Justitia rapport van 30 april 2023 blijkt dat [verdachte] een aanpassingsstoornis met gemengd angstige en sombere stemming, een gestagneerde sociaal-emotionele ontwikkeling (onrijpe ego-ontwikkeling), een ouder-kind probleem, een sociale uitsluiting, een probleem verband houdend met de leefstijl en een acculturatieprobleem heeft. Over het verband tussen de diagnose en het tenlastegelegde overweegt de psychiater dat de gedwongen verhuizing naar Nederland voor [verdachte] een aanzienlijke stressfactor was. Hij raakte zijn vertrouwde en overzichtelijke omgeving met een verzorgende moeder, een paar schoolvrienden en de Turkse taal kwijt. De voor hem meer bedreigende omgeving, onder andere op de [school] in [plaats] waar hij zich met zijn beperkte sociale vaardigheden staande diende te houden, was een te grote uitdaging en [verdachte] vermeed al snel deze voor hem bedreigende situatie. Maar ook de problematische relatie met vader was een bron van stress. Het wegnemen van geld van vader en het ongeoorloofd thuis blijven van school maakte dat [verdachte] gevoelens ervoer van moed en zelfsturing. Tegelijkertijd merkte hij dat door het spijbelen zijn vertrouwde leven van computeren en terugtrekken in zijn eigen leefwereld met buitensluiten van de beangstigende wereld kon voortzetten. Vanuit zijn beperkte sociaal-emotionele ontwikkeling (onrijpe ego-ontwikkeling) waarbij [verdachte] nog sterk ik-gericht is, slaagde hij hier ook in. Hij stond niet stil bij de gevolgen; hij leefde in het nu. Op het moment dat [verdachte] ‘ontmaskerd’ wordt, raakt hij volledig in paniek. Het telefoontje met tante leidt niet tot vertrouwen bij [verdachte] dat hij met een gesprek met ouders en school tot een oplossing zou kunnen komen. Onder invloed van stress heeft [verdachte] moeite om tot een coherent denkpatroon te komen waardoor er vervormingen optreden. Vanuit zijn nog onrijpe ego-ontwikkeling valt dit ook te begrijpen. Hij overziet op zo’n moment onvoldoende de gevolgen van zijn handelen en wil weg van de plek des onheils. Zijn strategie om te komen tot adequate probleemoplossingen schiet tekort. Duidelijk is dat [verdachte] handelingen heeft verricht waar hij op dat moment onvoldoende de reikwijdte van heeft kunnen overzien. Hij heeft vanuit paniek en kinderlijke gedachten, op basis van de beschreven psychopathologie, gehandeld.
Uit het psychologisch Pro Justitia rapport van 14 april 2023 blijkt dat [verdachte] een gemiddeld intelligentieniveau, een ernstige depressieve stoornis, een scheefgroei in zijn persoonlijkheidsontwikkeling in de vorm van een forse achterstand in sociaal-emotionele ontwikkeling en onvoldoende gewetensontwikkeling heeft. Toen het spijbelen en het gebruik van zijn vaders creditcard dreigde uit te komen, raakte [verdachte] dusdanig angstig dat hij in een bewustzijnstoestand kwam waarin fantasie en werkelijkheid door elkaar gingen lopen.
De rechtbank neemt deze conclusies over. Uit de rapporten van de deskundigen volgt dat [verdachte] in stresssituaties onvoldoende de gevolgen van zijn handelen overziet. Hij wil in zo’n situatie weg van de plek des onheils. Uit wat [verdachte] op de zitting heeft verklaard en wat uit de rapporten naar voren komt, leidt de rechtbank af dat [verdachte] met zijn gevaarlijk handelen zijn vader op afstand wilde houden om de confrontatie met zijn vader over het spijbelen en de creditcard uit de weg te gaan. Uit het dossier kan weliswaar worden afgeleid dat [verdachte] dat heeft gedaan door bewust een ontploffingsrisico in het leven te roepen, maar de rechtbank heeft gelet op de gemoedstoestand van [verdachte] niet de overtuiging gekregen dat [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het ook daadwerkelijk tot een ontploffing zou komen. Daarmee is niet komen vast te staan dat [verdachte] (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het teweegbrengen van een ontploffing. Dit leidt tot een vrijspraak van het ten laste gelegde onder feit 2.
Ten aanzien van feit 1 – poging moord/doodslag op vader
De onder feit 1 (impliciet primair) tenlastegelegde poging tot moord op de vader van [verdachte] acht de rechtbank evenmin wettig en overtuigend bewezen.
Voor een bewezenverklaring van poging tot moord is vereist dat er sprake is van voorbedachte rade. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ vast komen te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Op grond van de eerder genoemde feiten en omstandigheden en de conclusies uit het Pro Justitia onderzoek leidt de rechtbank af dat de besluitvorming en de uitvoering tot stand zijn gekomen in een korte tijdspanne. Daarbij komt dat het handelen van [verdachte] bovendien door een opwelling van heftige emotie werd beheerst, zodat niet kan worden bewezen verklaard dat [verdachte] met voorbedachte raad heeft gehandeld.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake is van de (impliciet subsidiair) onder feit 1 tenlastegelegde poging tot doodslag. Hiervoor moet worden nagegaan of sprake is van (voorwaardelijk) opzet van [verdachte] om zijn vader van het leven te beroven. Hoewel [verdachte] in het gesprek met 112, tegenover de politie en Veilig Thuis en bij de psycholoog heeft verklaard dat hij zijn vader wilde vermoorden, heeft de rechtbank niet de overtuiging verkregen dat [verdachte] met dat (vol) opzet heeft gehandeld. [verdachte] heeft ter terechtzitting toegelicht dat hij in die gesprekken van alles heeft gezegd om bij zijn vader weg te kunnen blijven. De rechtbank acht dat niet onaannemelijk, aangezien dat aansluit bij de door de psychiater en psycholoog geschetste gemoedstoestand van [verdachte] , waarin hij probeerde de confrontatie met zijn vader te vermijden. Daarnaast acht de rechtbank niet onaannemelijk dat [verdachte] heeft gelogen tegen de psycholoog om van de psychologische gesprekken af te zijn. Daarbij betrekt de rechtbank dat [verdachte] tijdens het eerdere gesprek met de psycholoog ook al had verklaard niet mee te willen werken met het gesprek.
Verder is niet overtuigend bewezen dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van vader. De rechtbank heeft bij de bespreking van feit 2 uiteengezet waarom zij niet ervan overtuigd is dat [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gas zou exploderen. Om dezelfde redenen is de rechtbank niet overtuigd dat [verdachte] de aanmerkelijke kans op het nog verdergaande gevolg, de dood van zijn vader door die gasexplosie, bewust heeft aanvaard.
De rechtbank concludeert dat dit ook leidt tot een vrijspraak van de (impliciet subsidiair) onder feit 1 tenlastegelegde poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 3 – bedreiging vader
[verdachte] is nadat hij 112 had gebeld opgehaald door de politie. Tegen de politie heeft [verdachte] diezelfde avond gezegd dat hij zijn vader zou vermoorden als hij naar huis zou moeten. Niet is komen vast te staan dat de vader van [verdachte] daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van deze uitspraak, die als bedreiging is ten laste gelegd. Hierdoor kon bij de vader van [verdachte] ook geen vrees ontstaan.
Dit betekent dat het onder feit 3 ten laste gelegde daarom niet kan worden bewezen en dat [verdachte] daarvan zal worden vrijgesproken.
Opheffing voorlopige hechtenis
De rechtbank is in raadkamer tot de conclusie gekomen dat [verdachte] integraal vrijgesproken moet worden en heeft daarom al op 16 mei 2023 de voorlopige hechtenis van [verdachte] opgeheven.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. N.M.H. van Ek en S.D. Groen,
rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de
openbare terechtzitting van 26 mei 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 12 oktober 2022 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- meerdere gaspitten van het gasfornuis in de woning van die [verdachte] aan heeft gezet, en/of
- de deuren en/of ramen van de woning van die [verdachte] heeft gesloten, en/of
- de brandmelder(s) in de woning van die [verdachte] heeft uitgeschakeld, en/of
- de gaspitten in de woning aan heeft laten staan en zelf de woning heeft verlaten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
hij op of omstreeks 12 oktober 2022 te [woonplaats] ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing in/bij een woning (gelegen aan de [adres] in [woonplaats] ) teweeg te brengen, door:
- het gasfornuis in de woning aan te zetten, en/of
- de ramen en/of deuren van de woning van die [verdachte] te sluiten en/of
- de brandmelders in de woning uit te schakelen
en daarvan gemeen gevaar voor de woningen die zich in de directe nabijheid van de voornoemde woning bevonden en/of in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor zich in of in de directe aanwezigheid van deze woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in of in de directe aanwezigheid van deze woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3
hij op of omstreeks 13 oktober 2022 te Hilversum [slachtoffer] (indirect) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen een medewerker van de politie dreigend de woorden toe te voegen (vertaald uit de Engelse taal): 'als ik naar huis ga, ga ik hem (mijn vader) vermoorden', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)