ECLI:NL:RBMNE:2023:2445

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/5392
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijk strafontslag van politieagent wegens slaan van leerlingen tijdens verkeersles

In deze zaak gaat het om een politieagent die sinds 1 oktober 1975 in dienst is en als senior Gebied Gebonden Politiezorg werkzaam is. Tijdens een verkeersles op 23 mei 2019 heeft hij leerlingen van groep 7 van een basisschool in [plaats] geslagen en gerookt. Na meldingen van leerlingen, ouders en de schooldirectrice heeft de korpschef een intern onderzoek ingesteld. Dit leidde tot een voorwaardelijk strafontslag wegens ernstig plichtsverzuim. De agent heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. Hij heeft beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 24 mei 2023 uitspraak deed. De rechtbank oordeelde dat de korpschef de disciplinaire straf van voorwaardelijk strafontslag terecht had opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de agent zich schuldig had gemaakt aan de hem verweten gedragingen, die onder de definitie van plichtsverzuim vallen. De rechtbank vond het onderzoek van de korpschef zorgvuldig en onpartijdig, en de opgelegde straf evenredig. De agent had onvoldoende onderbouwd dat de gedragingen hem niet konden worden toegerekend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5392

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.B. Bruinsma)
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.W.E. de Rooij).

Inleiding

Wat is er – in het kort en voor zover relevant – gebeurd?
Eiser is sinds 1 oktober 1975 in dienst bij de politie. Vanaf 1996 heeft eiser gefunctioneerd als senior Gebied Gebonden Politiezorg verbonden aan het [team] ([team]) van de eenheid Midden-Nederland. In deze functie heeft eiser  onder meer  ongeveer twaalf keer per jaar verkeersles gegeven op scholen.
Op 23 mei 2019 heeft eiser een verkeersles gegeven aan leerlingen van groep 7 van een basisschool in [plaats]. Na afloop van de verkeersles heeft een aantal leerlingen bij hun leraar, de schooldirectrice en hun ouders gemeld dat eiser hen tijdens de verkeersles heeft geslagen. De schooldirectrice heeft hiervan melding gemaakt bij verweerder. Vervolgens heeft verweerder een intern onderzoek ingesteld door de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (hierna: VIK).
De afdeling VIK heeft in het kader van het onderzoek onder meer verklaringen afgenomen van eiser, de leerlingen en hun leraar. De uitkomsten van het onderzoek zijn vastgelegd in een rapport van 18 juli 2019 (hierna: het rapport).
Op basis van de onderzoeksbevindingen heeft verweerder eiser bij besluit van
17 december 2019 (het primaire besluit), na een voornemen daartoe, waartegen eiser een zienswijze heeft ingediend, aan eiser de voorwaardelijke disciplinaire straf van ontslag opgelegd wegens (ernstig) plichtsverzuim op 23 mei 2019. Verweerder verwijt eiser dat hij tijdens het geven van de verkeersles op 23 mei 2019 leerlingen heeft geslagen dan wel hardhandig heeft opgetreden tegen hen, dat eiser heeft gerookt en dat eiser later leugenachtig heeft verklaard. Aan het voorwaardelijk strafontslag heeft verweerder een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden verbonden.
Eiser is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 7 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder het advies van de bezwaar- en adviescommissie, onder wijziging en aanvulling van de motivering, gevolgd.
Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door zijn echtgenote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en plaatsvervangend districtschef
[plaatsvervangend districtschef].

Beoordeling door de rechtbank

Wat moet de rechtbank beoordelen?
1. De rechtbank moet, aan de hand van de beroepsgronden van eiser, beoordelen of verweerder eiser de disciplinaire straf van voorwaardelijk strafontslag heeft mogen opleggen. Dat doet de rechtbank aan de hand van de volgende vragen:
- Vraag 1: Was het onderzoek van verweerder zorgvuldig en onpartijdig?
- Vraag 2: Heeft eiser zich schuldig gemaakt aan de gedragingen die hem worden verweten?
- Vraag 3: Vallen de vastgestelde gedragingen onder de definitie van plichtsverzuim?
- Vraag 4: Zijn de gedragingen aan eiser toe te rekenen?
- Vraag 5: Is het opleggen van voorwaardelijk strafontslag in dit geval evenredig geweest?
De rechtbank bespreekt de beroepsgronden van eiser in de volgorde van de bovengenoemde vragen.
Vraag 1: Was het onderzoek van verweerder zorgvuldig en onpartijdig?
2. Eiser heeft hierover aangevoerd dat er gebreken kleven aan de wijze waarop met de leerlingen is gesproken. Op de zitting heeft eiser dit toegelicht door aan te geven dat de weergave van de gesprekken in het rapport niet strookt met de geluidsopnames van de gesprekken. Ook zijn bij de gesprekken ten onrechte de ouders van de leerlingen aanwezig geweest, zijn er gesloten vragen gesteld aan de leerlingen en is er met de leerlingen ‘meegepraat’. Volgens eiser werd er tijdens de gesprekken ‘naar een sfeer toe gepraat’. Eiser wijst er ook op dat er veel tijdsverloop zit tussen de verkeersles en de gesprekken met de leerlingen en de leraar, waardoor tussentijds afstemming heeft kunnen plaatsvinden.
3. Volgens verweerder is zorgvuldig onderzoek gedaan. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat de gesprekken met de leerlingen, vanwege hun minderjarigheid, in het bijzijn van een ouder hebben plaatsgevonden en dat de leerlingen door een speciale rechercheur zijn gehoord. Vanwege hun leeftijd kan een bepaalde gevoelsreflectie tijdens het gesprek passend zijn, aldus verweerder.
4. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt de beroepsgrond niet. De rechtbank overweegt daartoe dat de stellingen van eiser op de zitting niet zijn onderbouwd en niet verifieerbaar zijn. Dat eiser op basis van de geluidsopnames een bepaalde indruk van de gesprekken met de leerlingen en hun ouders heeft gekregen, is voor de rechtbank te onbepaald en te subjectief om de wijze waarop de gesprekken hebben plaatsgevonden als onzorgvuldig te kwalificeren. De rechtbank acht van belang dat, zoals verweerder heeft verklaard, de leerlingen vanwege hun minderjarigheid in het bijzijn van een ouder en door een speciaal daarvoor geschikte rechercheur zijn gehoord. Het tijdsverloop tussen de verkeersles en de gesprekken acht de rechtbank ook niet zodanig lang om het onderzoek onzorgvuldig te achten. De verkeersles is op 23 mei 2019 geweest, vervolgens is op
6 juni 2019 met de leraar gesproken en op 14 juni 2019 met de leerlingen gesproken. Dat onderlinge afstemming heeft plaatsgevonden, is niet onderbouwd of gebleken. Ten slotte is niet gesteld of gebleken dat het onderzoek niet onpartijdig is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is zorgvuldig onderzoek verricht en heeft verweerder zich op het rapport van VIK mogen baseren.
Vraag 2: Heeft eiser zich schuldig gemaakt aan de gedragingen die hem worden verweten?
Ten aanzien van het slaan / hardhandig optreden
5. Eiser voert aan dat het tegen het hoofd slaan van kinderen ten onrechte aannemelijk is geacht. De verklaringen van de leerlingen zijn daarvoor volgens hem onvoldoende ter onderbouwing. Volgens eiser zijn de verklaringen van de leerlingen qua inhoud en woordkeuze niet consistent. Ook hebben de leerlingen onderling, met hun leraar en hun ouders over de verkeersles gesproken. De verklaringen van de leerlingen zijn dan niet betrouwbaar meer. Ten slotte is de ervaring van de kinderen en de indruk die op hen is achtergelaten onvoldoende om het slaan aannemelijk te achten. Op de zitting heeft eiser verklaard tijdens de verkeersles één leerling, die volgens eiser liep te klieren, te hebben vastgepakt. Van slaan dan wel hardhandig optreden is verder geen sprake geweest, aldus eiser.
6. Volgens verweerder bieden de verklaringen van de leerlingen voldoende onderbouwing voor de overtuiging dat eiser tijdens de verkeersles heeft geslagen dan wel hardhandig heeft opgetreden jegens de leerlingen. Verweerder ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen.
7.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Daartoe overweegt en oordeelt de rechtbank als volgt.
7.2.
Uit de verklaringen van de leerlingen, vastgelegd in het rapport, volgt onder meer het volgende.
[leerling 1] verklaart: ‘
Toen sloeg de man mij ineens met zijn volle hand hard op mijn voorhoofd. Hij zei: Luister jij dan nooit eens een keer? Het deed zeer toen hij me sloeg.
[leerling 2] verklaart: ‘
Ik kreeg een klap tegen mijn voorhoofd en tegen mijn achterhoofd. De klappen deden pijn. Ik kreeg een tik omdat ik mijn bordje te snel naar beneden deed en omdat mijn jas niet goed dicht was. Het was een harde tik.
[leerling 3] verklaart: ‘
Ik kreeg toen twee klappen op mijn achterhoofd. Hij legde iets uit en toen gaf hij mij een tik en daarna een tweede. Hij zei niet wat ik verkeerd deed.
[leerling 4] verklaart: ‘
Hij sloeg mij toen met zijn platte linkerhand op mijn voorhoofd. Dit deed een beetje zeer.
7.3.
De rechtbank ziet bevestiging van bovenstaande verklaringen van [leerling 1], [leerling 2], [leerling 3] en [leerling 4] in de verklaringen van de andere leerlingen.
[leerling 5] verklaart: ‘
Ik heb gezien dat er drie kinderen werden geslagen. [leerling 2], [leerling 3] en [leerling 4]. (…) De reden dat [leerling 3] werd geslagen was dat [leerling 3] en [leerling 1] in een boekje gingen kijken, toen werd de man boos. [leerling 3] ging hard lachen toen hij werd geslagen. De man ging harder praten. [leerling 2] hield het bordje niet goed omhoog en toen sloeg de man hem op zijn achterhoofd.
[leerling 6] verklaart: ‘
Hij gaf klappen aan de kinderen, dat heb ik gezien. [leerling 1] en nog een andere jongen, maar ik weet niet meer wie kreeg een klap op zijn achterhoofd.’
[leerling 2] verklaart: ‘
Ik heb gezien dat hij [leerling 7] één keer sloeg, [leerling 3] twee keer sloeg, [leerling 4] twee keer sloeg en [leerling 1] twee keer sloeg. Zij deden ook een en ander verkeerd en toen kregen ze een zwieperd. Hij sloeg en ging verder met de les.
[leerling 3] verklaart: ‘
Aan het begin gaf hij [leerling 1] een klap. Met zijn vlakke hand op het voorhoofd van [leerling 1].(…) Ik weet nog wel dat hij [leerling 2] en [leerling 4] heeft geslagen. Ik weet niet waarom. [leerling 2] is altijd wel een braaf jongetje.
[leerling 4] verklaart: ‘
Ik heb gezien dat hij [leerling 1] sloeg. Dat was in het begin. Ik heb het ook bij [leerling 3] gezien. [leerling 1] deed iets fout en werd met vlakke hand op zijn voorhoofd geslagen. Ik weet niet wat [leerling 1] fout deed. Ik weet niet waarom [leerling 3] werd geslagen.
7.4.
De rechtbank ziet ook bevestiging van de verklaringen van de leerlingen in de verklaring van de leraar en de melding van de directrice en de ouders.
De leraar verklaart: ‘
[leerling 1] kwam naar mij toe en zei: Hij heeft geslagen, die man/meneer. (…) Hij zei: Hij slaat mij op het achterhoofd. Een andere jongen zei, ik dacht [leerling 3], maar dat weet ik niet zeker: Hij slaat mij op het voorhoofd.
De directrice heeft aan een medewerker van verweerder onder meer gemeld: ‘
Nadat [naam eiser] het schoolgebouw had verlaten, zijn er een aantal kinderen van groep 7 naar mij toe gekomen. Deze leerlingen zijn genaamd [leerling 2] en [leerling 1]. Zij vertelden dat zij beiden tijdens de verkeersles van vandaag, van [naam eiser] een klap op hun achterhoofd hadden gekregen. Deze klap zou met de platte hand, hard op het achterhoofd zijn gegeven.
De moeder van [leerling 2] verklaart: ‘
’s Middags uit school ging [leerling 2] sip op de bank zitten. Hij vertelde dat het niet goed was gegaan op school tijdens de verkeersles. Hij was ervan onder de indruk. [leerling 2] vertelde dat hij was geslagen door een agent. De meester was daar niet bij. Niemand durfde de meester te halen. [leerling 2] vertelde dat de reden van het slaan was dat hij zijn bordje te laag hield en zijn jas niet dicht was.
De moeder van [leerling 5] en [leerling 1] schrijft in een e-mail van 23 mei 2019 om 21:25 uur:
‘Ik wil jullie graag delen in het verhaal dat ik vandaag van [leerling 5] en [leerling 1] aangehoord heb over klaar-over-les…
  • [leerling 1] is geslagen door de begeleider, t.w. een politie agent
  • Dat niet alleen [leerling 1], maar nog 5 andere kids, ook geslagen zijn ([leerling 2], [leerling 8], [leerling 9], [leerling 3] en [leerling 4])
  • Dat het niet een corrigerend tikje was maar echt een flinke klap (5x)
  • Dat er niemand van school bij aanwezig was
7.5.
Naar het oordeel van de rechtbank bieden bovengenoemde verklaringen van [leerling 1], [leerling 2], [leerling 3] en [leerling 4] een toereikende onderbouwing voor de overtuiging van verweerder dat eiser tijdens de verkeersles op 23 mei 2019 leerlingen heeft geslagen dan wel dat hij hardhandig heeft opgetreden. De verklaringen worden ondersteund door de verklaringen van de andere leerlingen, de leraar, de schooldirectrice en de ouders. Dat er verschillen zijn in woordkeuze in de verklaringen, maakt niet dat de verklaringen inconsistent zijn. De verklaringen komen overeen qua inhoud en vormen samen een consistent beeld. Dat de leerlingen, door het tijdsverloop tussen de verkeersles en de gesprekken, hun verklaringen hebben kunnen afstemmen, ziet de rechtbank niet terug in de verklaringen. De verklaringen van de leerlingen wijken namelijk op inhoud niet af van wat de leraar, de schooldirectrice en de ouders hebben verklaard over wat er direct na de verkeersles door de leerlingen is aangegeven. En op dat moment is er nog geen ruimte geweest om af te stemmen. De rechtbank ziet dan geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen.
Ten aanzien van het roken
8. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder het roken zeer dicht bij het gezicht van een leerling ten onrechte voor waar heeft aangenomen. Op de zitting heeft eiser erkend dat hij tijdens het geven van de verkeersles heeft gerookt.
9. Volgens verweerder volgt uit de verklaringen van de leerlingen dat eiser tijdens de verkeersles zichtbaar heeft gerookt. Hoeveel sigaretten eiser heeft gerookt, is voor verweerder niet relevant.
10. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser tijdens de verkeersles op 23 mei 2019 zichtbaar heeft gerookt. Daarmee staat vast dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten gedraging. Het houden van een sigaret zeer dichtbij het gezicht van een leerling heeft verweerder niet als aparte gedraging aan eiser tegengeworpen. Om die reden gaat de rechtbank niet verder in op de stelling van eiser daarover.
Ten aanzien van het leugenachtig verklaren
11. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder hem ten onrechte het ongeloofwaardig, niet transparant verklaren, heeft tegengeworpen. Dit is voor het eerst in bezwaar tegengeworpen in plaats van leugenachtig verklaren. Verweerder baseert zich hierbij ten onrechte op het oordeel dat eiser ongeschikt zou zijn om les te geven aan kinderen en dat het ongeloofwaardig zou zijn dat eiser zich niet meer herinnert waarover hij heeft verklaard.
12. Volgens verweerder heeft eiser ongeloofwaardig, niet transparant dan wel leugenachtig verklaard. Verweerder baseert zich hierbij op de verklaring van eiser ten tijde van het onderzoek van VIK, wat hij in de zienswijze heeft vermeld en wat hij op de hoorzitting bij de bezwaar- en adviescommissie heeft verklaard. Volgens verweerder zijn die verklaringen tegenstrijdig en/of ongeloofwaardig.
13.1.
De beroepsgrond slaagt. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit op dit punt niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Verweerder heeft niet toereikend onderbouwd dat eiser ongeloofwaardig dan wel leugenachtig heeft verklaard. Hiervoor is het onvoldoende te wijzen op tegenstrijdigheden in de verklaringen. Dat eiser heeft ontkend dat hij leerlingen heeft geslagen dan wel dat hij hardhandig heeft opgetreden en dat verweerder op basis van alle aanwezige verklaringen een andere overtuiging heeft verkregen, betekent niet dat eiser ongeloofwaardig heeft verklaard of heeft gelogen. Dat geldt ook voor de verschillende verklaringen die eiser heeft gegeven over hoeveel sigaretten hij tijdens de verkeersles heeft gerookt.
13.2.
Wel volgt de rechtbank verweerder in het verwijt dat eiser niet open en niet transparant heeft verklaard. Eiser heeft op punten uiteenlopende verklaringen afgelegd. Zo heeft eiser verklaard dat hij een sigaret die hij op het hek heeft gelegd, een halve sigaret op de openbare weg op grote afstand van de kinderen heeft gerookt dan wel dat hij beter niet had kunnen roken tijdens het geven van de instructie. Ook over het fysiek contact met kinderen heeft hij verschillend verklaard. Het slaan van leerlingen heeft hij ontkend, wel heeft hij verklaard dat hij een jongetje heeft vastgepakt of in zijn nek heeft gepakt of een duw heeft gegeven. Daarmee heeft eiser onvoldoende openheid geboden over wat volgens hem tijdens de verkeersles op 23 mei 2019 is gebeurd.
13.3.
De rechtbank gaat in overweging 21 onder het kopje
Conclusiein op de consequenties van wat in overweging 13.1. en 13.2. is geoordeeld.
Vraag 3: Vallen de vastgestelde gedragingen onder de definitie van plichtsverzuim?
Ten aanzien van het slaan / hardhandig optreden, het roken en het niet open en niet transparant verklaren
14. Eiser heeft hierover aangevoerd dat de gedragingen zowel individueel als in hun totaliteit ten onrechte als (toerekenbaar) ernstig plichtsverzuim, althans plichtsverzuim, zijn gekwalificeerd. De beschuldigingen zijn in het bestreden besluit sterk afgezwakt. Op de zitting heeft eiser dit geconcretiseerd door te stellen dat in het bestreden besluit is geconstateerd dat geen letsel of bulten zijn aangetroffen die verband zouden houden of gevolg zouden zijn van het slaan van of het hardhandig optreden jegens de leerlingen. Ook ten aanzien van het roken heeft verweerder het verwijt afgezwakt, door niet langer de hoeveelheid sigaretten tegen te werpen. Eiser heeft op de zitting verder verklaard dat hij op afstand van de leerlingen heeft gerookt, dat hij vaker rookt tijdens werk, dat dit bekend is geweest bij verweerder dat hij rookte en dat hij hier nooit op is aangesproken.
15. Volgens verweerder is geen sprake van afzwakking van de verweten gedragingen. Letsel is eiser niet tegengeworpen, wel het slaan van dan wel het hardhandig optreden jegens de leerlingen. Het roken is eiser ook tegengeworpen, ongeacht het aantal sigaretten. In het bestreden besluit is met name een nuancering van de beeldvorming gegeven.
16.1.
De rechtbank oordeelt dat het slaan dan wel het hardhandig optreden door verweerder terecht als ernstig plichtsverzuim is aangemerkt. De rechtbank acht het evident dat eiser deze handelingen in de uitoefening van zijn functie als agent niet behoort te verrichten. Eiser heeft immers een voorbeeldfunctie. Hij moet zich conform wet- en regelgeving gedragen en geen strafbare feiten plegen. Daarbij weegt voor de rechtbank zwaar dat eiser de gedragingen heeft verricht vanuit een gezagspositie. Hij gaf namelijk les aan minderjarigen. De beroepsgrond slaagt in zoverre niet.
16.2.
De rechtbank oordeelt dat verweerder het roken in de omstandigheden van dit geval terecht als plichtsverzuim heeft aangemerkt. Het is een ongeschreven gedragsregel van de Nationale Politie dat er tijdens het werk niet wordt gerookt. De rechtbank acht in dit geval doorslaggevend dat eiser op afstand is gaan roken, terwijl hij buiten in een verkeerssituatie les aan het geven was aan dertien minderjarige leerlingen. Eiser heeft op de zitting erkend dat hij aan het werk was en dat hij op dat moment geen pauze had. Eiser was op dat moment als agent en als enige volwassene verantwoordelijk voor de veiligheid van de dertien minderjarige leerlingen. Door op dat moment afstand te nemen van deze leerlingen om te gaan roken, en zijn aandacht daarmee niet op zijn werk te houden, heeft hij onvoldoende verantwoordelijkheidsbesef getoond jegens de leerlingen. Eiser heeft zich op dat moment niet gedragen zoals dat een goed ambtenaar betaamt. De beroepsgrond slaagt in zoverre niet.
16.3.
De rechtbank oordeelt dat het niet open en niet transparant verklaren niet tot plichtsverzuim leidt. Dat eiser niet open en niet transparant is geweest gedurende het beloop van de besluitvorming, past niet bij de kernwaarden van de Nationale Politie. Dat is op zichzelf evenwel onvoldoende om tot plichtsverzuim te leiden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de door verweerder gemiste openheid en transparantie zien op de verklaringen van eiser over zijn gedragingen tijdens de verkeersles op 23 mei 2019, in een setting waarin eiser door verweerder ter verantwoording is geroepen en eisers positie onzeker is. De gemiste openheid en transparantie zien niet op de uitoefening van zijn functie (jegens burgers). De beroepsgrond slaagt in zoverre. De rechtbank gaat in overweging 21 onder het kopje
Conclusiein op de consequenties hiervan.
Vraag 4: Zijn de gedragingen aan eiser toe te rekenen?
Ten aanzien van het slaan/hardhandig optreden en ten aanzien van het roken
17. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de vastgestelde gedragingen aan eiser toe te rekenen. Eiser heeft namelijk kunnen inzien dat wat hij deed, te weten het slaan dan wel het hardhandig optreden en het roken, ontoelaatbaar was. Ook heeft hij dat gedrag kunnen stoppen als hij dat wilde. Eiser heeft niet onderbouwd en de rechtbank is niet gebleken dat de gedragingen hem niet kunnen worden toegerekend.
Vraag 5: Is het opleggen van voorwaardelijk strafontslag in dit geval evenredig geweest?
Ten aanzien van het slaan/hardhandig optreden en ten aanzien van het roken
18. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom de opgelegde straf evenredig is. Er is geen sprake geweest van eerdere soortgelijke feiten en eiser heeft een onberispelijke en zeer lange staat van dienst, ook voor wat betreft het lesgeven aan kinderen. De gevolgen voor eiser zijn groot, zowel door de consequenties van de straf als door de wijze waarop daarover is gecommuniceerd naar collega’s van eiser. Er kan en moet een minder zware straf opgelegd worden, aldus eiser.
19. Volgens verweerder is de opgelegde straf passend en evenredig. Er is hierbij voldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser.
20. De beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank wegen de door eiser genoemde omstandigheden niet op tegen de zwaarte van het door eiser gepleegde plichtsverzuim. Het plichtsverzuim en de gevolgen daarvan voor de leerlingen en voor het aanzien van de politie zijn zwaarwegend. Eiser heeft in de uitoefening van zijn functie, in een voorbeeldrol, jegens minderjarige leerlingen hardhandig opgetreden en gerookt. De impact van deze gedragingen op de minderjarige leerlingen is groot en kan niet meer worden weggenomen. Dat eiser zelf de consequenties van de opgelegde straf als te zwaar ervaart, is in dat licht ontoereikend om een minder zware straf op te leggen. Daarbij komt dat verweerder door het opleggen van voorwaardelijk strafontslag rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser. Hierdoor is eiser werkzaam gebleven bij verweerder en verzekerd gebleven van inkomen.
De stelling dat eiser door de interne communicatie nadelige consequenties heeft ervaren, laat de rechtbank onbesproken. Deze communicatie ziet niet op de inhoud of de totstandkoming van het bestreden besluit en kan de rechtmatigheid van het bestreden besluit dan ook niet raken.

Conclusie en gevolgen

21. Samengevat oordeelt de rechtbank dat verweerder eiser de disciplinaire straf van voorwaardelijk strafontslag heeft mogen opleggen. Verweerder heeft, op basis van het rapport, de overtuiging mogen krijgen dat eiser tijdens de verkeersles op 23 mei 2019 de leerlingen heeft geslagen dan wel dat hij hardhandig tegen de leerlingen heeft opgetreden en dat hij heeft gerookt. Deze gedragingen leiden tot ernstig plichtsverzuim voor het slaan dan wel het hardhandig optreden en tot plichtsverzuim voor het roken. Deze gedragingen zijn aan eiser toe te rekenen. De opgelegde straf acht de rechtbank evenredig. De rechtbank oordeelt ook dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat eiser leugenachtig dan wel ongeloofwaardig heeft verklaard. Wel acht de rechtbank toereikend onderbouwd dat eiser niet open en niet transparant heeft verklaard. Deze gedraging leidt in deze situatie echter niet tot plichtsverzuim. Omdat de andere twee verweten gedragingen (het slaan dan wel hardhandig optreden en het roken) de opgelegde straf rechtvaardigen, leidt het slagen van deze beroepsgronden niet tot een gebrek in de besluitvorming die tot vernietiging kan leiden. Hierdoor verandert er dan ook niets aan de uitkomst in deze zaak.
22. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzitter, en mr. K. de Meulder en
mr. M.M. Brink, leden, in aanwezigheid van mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.