ECLI:NL:RBMNE:2023:2421

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
16.021930.23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van handel in harddrugs, medeplegen van voorhanden hebben van hard- en softdrugs en medeplegen van eenvoudig witwassen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 mei 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere druggerelateerde misdrijven. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de handel in cocaïne en andere verdovende middelen, waarbij de verdachte in de periode van 22 mei 2022 tot en met 23 januari 2023 samen met anderen handelde in cocaïne en MDMA, en een aanzienlijke hoeveelheid hasjiesj voorhanden had. Tijdens de terechtzitting op 9 mei 2023 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd, en zijn raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de bewijsvoering van de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarbij de verdachte schuldig werd bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en eenvoudig witwassen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. De verdachte is eerder veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd, waarvan een gedeelte voorwaardelijk, en een contactverbod met medeverdachten. Daarnaast zijn er in beslag genomen voorwerpen, waaronder een kentekenbewijs en een personenauto, waarvan de bewaring is gelast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.021930.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , te [woonplaats] ,
verblijvende in de [verblijfplaats] te [vestigingsplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Klappe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. I. Appel, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
in de periode van 22 mei 2022 tot en met 23 januari 2023 te Lelystad, samen met één of meer anderen, heeft gehandeld in cocaïne;
2.
op 23 januari 2023 te Lelystad, samen met één of meer anderen, opzettelijk 313,52 gram cocaïne en 17,41 gram MDMA aanwezig heeft gehad;
3.
op 23 januari 2023 te Lelystad, samen met één of meer anderen, een geldbedrag van
€ 17.910,00 heeft witgewassen;
4.
op 23 januari 2023 te Lelystad, samen met één of meer anderen, opzettelijk 1.450 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het bewijs van de ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten 1, 2, 3 en 4 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen: [1]
Feit 1
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2023;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 124 t/m 130;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 218 t/m 226;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 441 t/m 446.
Feit 2
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2023;
  • het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 281 t/m 286;
  • het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 112 t/m 116;
  • het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 505 t/m 512;
  • het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 513 t/m 525;
  • het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 530 t/m 533;
  • het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 534 t/m 541.
Feit 3
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2023;
  • het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 281 t/m 282, 284 en 286.
Feit 4
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2023;
  • het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 281 t/m 286;
  • het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 526 t/m 527.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op tijdstippen in de periode van 22 mei 2022 tot en met 23 januari 2023 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 23 januari 2023 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 313,52 gram cocaïne en 17,41 gram MDMA, zijnde cocaïne en MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
op 23 januari 2023, te Lelystad tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van 17.910 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
4
op 23 januari 2023 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten ongeveer 1.450 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 4 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 3:
medeplegen van eenvoudig witwassen.
Feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met drie medeverdachten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar uitspraken in vergelijkbare zaken, verzocht om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk en daarnaast een taakstraf van 240 uren. Ten slotte heeft hij verzocht de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht niet op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne gedurende een periode van acht maanden. Verdachte beheerde meerdere drugslijnen waarop zowel hij als een andere drugsdealer de drugsbestellingen ontving en de betalingen regelde. Hij had drugskoeriers in dienst die de bestelde drugs vervolgens bezorgden. In de woning en in het tuinhuis bij de woning van verdachte werd een grote hoeveelheid hard- en softdrugs aangetroffen. Op de slaapkamer die verdachte deelde met zijn broer werd onder het matras van het bed een geldbedrag van ruim € 17.000,00 gevonden, wat naar zeggen van verdachte de verdiensten zijn van de handel in verdovende middelen. Met het voorhanden hebben van dit geldbedrag heeft verdachte zich, samen met een ander schuldig gemaakt aan witwassen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat hard- en softdrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving, onder andere vanwege de criminaliteit die het gebruik van verdovende middelen veelal met zich brengt en het overlast gevende gedrag waaraan verslaafden zich vaak schuldig maken. Verdachte heeft dit, met de handel in verdovende middelen, mede in stand gehouden.
Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging voor de legale economie. Het tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Witwassen bevordert het plegen van delicten omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst aan criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 5 april 2023 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte wel eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet voor soortgelijke feiten als de onderhavige.
De straf
Alles afwegende vindt de rechtbank dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Voor het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS die alleen al voor het handelen in harddrugs gedurende een periode van zes tot twaalf maanden uitgaan van een gevangenisstraf van twaalf maanden. Verdachte heeft zich niet alleen schuldig gemaakt aan het handelen in harddrugs, maar aan nog drie andere ernstige strafbare feiten, zodat er reden is om een hogere straf op te leggen.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoren bij de politie en de rechter-commissaris steeds gezwegen, maar ter zitting een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft daarmee, waar het zijn eigen handelen betreft, openheid van zaken gegeven en verantwoordelijkheid genomen voor de door hem gepleegde strafbare feiten. De rechtbank weegt dit in positieve zin mee bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf.
Ten slotte ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, om daarmee te beogen verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Verdachte heeft op die manier een stok achter de deur om zijn goede voornemens, namelijk het zich ver houden van het plegen van strafbare feiten en het gaan werken in de lunchroom die hij samen met zijn moeder runt, waar te maken.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de gevorderde maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

9.BESLAG

Bewaring in beslag genomen voorwerpen
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een kentekenbewijs afgegeven voor een Opel Corsa (nummer 33 op de beslaglijst);
- een personenauto, merk Peugeot (nummer 40 op de beslaglijst);
kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van deze voorwerpen gelasten.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

Beslag

- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK kentekenbewijs (omschrijving: PL0900-MDRAA22022_753482);
  • 1 STK personenauto (omschrijving: PL0900-MDRAA22022_753546).
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. H. den Haan en mr. R.B. Eigeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 mei 2023.
Mr. Foppen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 mei 2022 tot en met
23 januari 2023 te Lelystad, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 23 januari 2023 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 313,52 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, en/of 17,41 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 23 januari 2023, te Lelystad tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, (van) een geldbedrag van 17.910 euro, althans een of
meer voorwerpen
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
4
hij op of omstreeks 23 januari 2023 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet,
te weten ongeveer 1.450 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van
hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 januari 2023 en 31 januari 2023, genummerd 2301230825.VGL en 2701230838.RDK, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 548. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.