In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 mei 2023 een verstekvonnis gewezen in een kort geding tussen [onderbewindgestelde] B.V. als eiseres en [gedaagde] B.V. als gedaagde partij. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. T.E. van der Bent, vorderde onder andere de afgifte van loonstroken en betaling van achterstallig loon. De gedaagde partij is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek werd verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres sinds 1 september 2015 in dienst was van de gedaagde partij en dat er een loonsanctie was opgelegd door het UWV, waardoor de gedaagde verplicht was om loon te betalen tot 10 maart 2023. De gedaagde heeft echter geen loon uitbetaald en ook geen loonstroken verstrekt, wat in strijd is met de wet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiseres niet onrechtmatig of ongegrond zijn en heeft deze toegewezen, met uitzondering van de vordering tot voldoening van toekomstig loon, omdat dit nog niet opeisbaar was. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het achterstallig loon, de wettelijke verhoging, de wettelijke rente, en de buitengerechtelijke kosten. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de eiseres toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.