ECLI:NL:RBMNE:2023:2401

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
UTR 23/999
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor zorgcomplex in Utrecht

Op 6 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning voor de bouw van een zorgcomplex. De vergunninghouder had een omgevingsvergunning aangevraagd voor de sloop van een bestaand zorgcentrum en de bouw van twee nieuwe gebouwen, waaronder 100 zorgkamers en 32 aanleunwoningen. Tevens was er een aanvraag gedaan voor het kappen van 16 bomen, waarvan voor 3 bomen een vergunning was verleend. De omwonenden, die bezwaar hadden gemaakt tegen de omgevingsvergunning, vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening waren dat de gemeente niet zorgvuldig met hun belangen was omgegaan.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat het college de juiste procedure had gevolgd en dat de klachten van de omwonenden niet binnen het juridisch toetsingskader vielen. De voorzieningenrechter benadrukte dat voor de sloop geen vergunning nodig was en dat hij zich enkel kon richten op de rechtmatigheid van het bestreden besluit van het college, dat de omgevingsvergunning in stand had gelaten. Aangezien de omwonenden nog geen beroepsgronden hadden ingediend, kon de voorzieningenrechter de rechtmatigheid van het besluit slechts op hoofdlijnen toetsen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden was om aan de rechtmatigheid van het besluit te twijfelen. Het college had adequaat gereageerd op de bezwaren van de omwonenden en de motivering van het besluit was voldoende. De belangen van de vergunninghouder, die aangaf dat de bouw pas aan het eind van het jaar zou starten, wogen zwaarder dan die van de omwonenden. De voorzieningenrechter wees erop dat het kappen van de bomen onomkeerbaar is, maar dat er geen juridische gronden waren om de omgevingsvergunning te schorsen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/999

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

6 april 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker 1] , [verzoeker 2],
[verzoeker 3]en
[verzoeker 4], uit [woonplaats] , verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats 1], verweerder,
(gemachtigde: mr. C.M.E. Janssen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij], gevestigd in [plaats 2] ,
(gemachtigde: mr. T. van Halsema).
Partijen worden hierna de omwonenden, het college en vergunninghouder genoemd.

Inleiding

1. Op de locatie [adres] in [plaats 1] zal het bestaande complex [complex] , waarin
een zorgcentrum is gevestigd, worden gesloopt. Hiervoor in de plaats zullen twee nieuwe gebouwen worden gebouwd: één gebouw met 100 zorgkamers en één gebouw met 32 aanleunwoningen. Voor deze ontwikkeling heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd bij het college. Deze aanvraag ziet ook op het kappen van 16 bomen op het perceel.
2. Het college heeft op 23 mei 2022 aan vergunninghouder een omgevingsvergunning
verleend voor de activiteiten bouwen, afwijken van de voorschriften van het bestemmingsplan en het vellen van 3 bomen (de omgevingsvergunning). Voor het kappen van de overige 13 bomen is geen omgevingsvergunning nodig. Aan vergunninghouder is in de omgevingsvergunning een herplantplicht voor 3 bomen opgelegd.
3. De omwonenden zijn het niet eens met de nieuwbouwplannen en hebben bezwaar
ingediend tegen de omgevingsvergunning. Met het bestreden besluit van 24 januari 2023 heeft het college de omgevingsvergunning met een aanvulling van de motivering in stand gelaten. De omwonenden hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
4. Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Vervolgens hebben
de omwonenden hun verzoek om een voorlopig voorziening nog aangevuld en hebben vergunninghouder en het college een reactie ingediend.
5. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 6 april
2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de omwonenden en de gemachtigde van het college deelgenomen. Namens vergunninghouder waren aanwezig de gemachtigde,
[A] , [B] , [C] , [D] en [E] .
6. Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit
hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. Uit het verzoekschrift en tijdens de zitting is duidelijk gebleken dat de omwonenden
vinden dat de gemeente tijdens de procedure niet altijd zorgvuldig met (de belangen van) de omwonenden is omgegaan. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat het college de juiste procedure heeft gevolgd en dat klachten over het handelen van de gemeente niet passen in het juridisch toetsingskader waar hij zich aan te houden heeft.
9. Voor de sloop is geen vergunning nodig en dat aspect blijft dus buiten de
beoordeling van de voorzieningenrechter.
10. Voor het bouwen en kappen kijkt de voorzieningenrechter naar de rechtmatigheid van
het bestreden besluit, waarbij het college de omgevingsvergunning in stand heeft gelaten. Aangezien de omwonenden nog geen beroepsgronden hebben ingediend, kan de voorzieningenrechter de rechtmatigheid van het besluit alleen op hoofdlijnen toetsen. Op basis van zijn voorlopige beoordeling ziet de voorzieningenrechter geen reden om ernstig aan de rechtmatigheid van het besluit te twijfelen. Het college gaat in het bestreden besluit in op de bezwaren van de omwonenden en het besluit is gemotiveerd. De omwonenden hebben tijdens de zitting gewezen op artikel 28 van het geldende bestemmingsplan en voeren aan dat het wijzigen van de kapvorm niet past binnen de afwijkingsmogelijkheden van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De voorzieningenrechter volgt het college echter in het standpunt dat het wijzigen van de kapvorm past in de mogelijkheden die zijn opgenomen in het Bor. De voorzieningenrechter ziet verder geen enkele reden om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de ambtenaren van de gemeente. Ten aanzien van de spoedeisendheid heeft vergunninghouder laten weten dat de bouw pas aan het eind van het jaar start. Tegen die tijd zijn het beroep van de omwonenden en de andere tegen het betreden besluit ingediende beroepen wellicht ook al door de bodemrechter beoordeeld. Het kappen van de bomen is inderdaad onomkeerbaar maar aangezien er geen reden is om aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit te twijfelen, wegen de belangen van vergunninghouder zwaarder dan die van de omwonenden.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat vergunninghouder, vooralsnog op eigen risico, gebruik mag maken van de omgevingsvergunning. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2023 door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.