Uitspraak
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
[verzoeker 3]en
[verzoeker 4], uit [woonplaats] , verzoekers
[derde-partij], gevestigd in [plaats 2] ,
Rechtbank Midden-Nederland
Op 6 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning voor de bouw van een zorgcomplex. De vergunninghouder had een omgevingsvergunning aangevraagd voor de sloop van een bestaand zorgcentrum en de bouw van twee nieuwe gebouwen, waaronder 100 zorgkamers en 32 aanleunwoningen. Tevens was er een aanvraag gedaan voor het kappen van 16 bomen, waarvan voor 3 bomen een vergunning was verleend. De omwonenden, die bezwaar hadden gemaakt tegen de omgevingsvergunning, vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening waren dat de gemeente niet zorgvuldig met hun belangen was omgegaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat het college de juiste procedure had gevolgd en dat de klachten van de omwonenden niet binnen het juridisch toetsingskader vielen. De voorzieningenrechter benadrukte dat voor de sloop geen vergunning nodig was en dat hij zich enkel kon richten op de rechtmatigheid van het bestreden besluit van het college, dat de omgevingsvergunning in stand had gelaten. Aangezien de omwonenden nog geen beroepsgronden hadden ingediend, kon de voorzieningenrechter de rechtmatigheid van het besluit slechts op hoofdlijnen toetsen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden was om aan de rechtmatigheid van het besluit te twijfelen. Het college had adequaat gereageerd op de bezwaren van de omwonenden en de motivering van het besluit was voldoende. De belangen van de vergunninghouder, die aangaf dat de bouw pas aan het eind van het jaar zou starten, wogen zwaarder dan die van de omwonenden. De voorzieningenrechter wees erop dat het kappen van de bomen onomkeerbaar is, maar dat er geen juridische gronden waren om de omgevingsvergunning te schorsen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.