ECLI:NL:RBMNE:2023:2375

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
531606 HA ZA 22-2
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de overdracht van domeinnamen door gedaagde aan Stichting Brein

Op 24 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een eindvonnis uitgesproken in de zaak tussen Stichting Brein en een onbekende gedaagde. De rechtbank heeft eerder op 8 maart 2023 een tussenvonnis gewezen waarin aan Stichting Brein bevelen zijn opgelegd met betrekking tot wettelijk voorgeschreven mededelingen, zoals vastgelegd in artikel 1018f van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechthebbenden op de entertainmentcontent van de IPTV-pakketten kregen de gelegenheid om tot 10 mei 2023 een opt-out verklaring in te dienen, maar er zijn geen opt-out verklaringen ontvangen. Dit werd op 12 mei 2023 aan Stichting Brein meegedeeld.

In het eindvonnis heeft de rechtbank de vorderingen van Stichting Brein beoordeeld. Stichting Brein vorderde dat de rechtbank de gedaagde zou bevelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de domeinnamen [website 1], [website 2] en [website 3] over te dragen aan Stichting Brein, op kosten van de gedaagde, en met gelijktijdige toezending van een kopie van alle correspondentie aan de advocaten van Stichting Brein. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond waren en heeft deze toegewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank de gedaagde ambtshalve veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.685,82. Dit bedrag omvat onder andere de kosten voor de advocaat en griffierechten. De rechtbank heeft ook bepaald dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is en heeft het meer of anders gevorderde afgewezen. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. H.J. ter Meulen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/531606 / HA ZA 22-2
Vonnis van 24 mei 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING BREIN,
gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Hoofddorp,
eiseres,
verder te noemen BREIN,
advocaten: mrs. D.J.G. Visser en P. de Leeuwe,
tegen
[gedaagde],
met een onbekende woon- en verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 maart 2023.
1.2.
Het (eind)vonnis is bepaald op vandaag.

2.Inleiding

2.1.
In het tussenvonnis van 8 maart 2023 heeft de rechtbank BREIN een aantal bevelen opgelegd ter zake de wettelijk voorgeschreven mededelingen zoals opgenomen in artikel 1018f Rv. De groep personen wiens belangen BREIN behartigt (de rechthebbenden op de entertainmentcontent van de IPTV-pakketten), is in de gelegenheid gesteld om op uiterlijk 10 mei 2023 een opt-out verklaring uit te brengen. De rechtbank heeft geen opt-out verklaringen ontvangen. Dit is op 12 mei 2023 per e-mail aan BREIN medegedeeld. In dit vonnis komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van BREIN.

3.Beoordeling

3.1.
BREIN vordert dat de rechtbank [gedaagde] beveelt om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis al datgene te doen wat nodig is om de domeinnamen [website 1] , [website 2] en [website 3] op de daartoe geëigende wijze over te dragen aan BREIN, dit op kosten van [gedaagde] en met gelijktijdige toezending aan de advocaten van BREIN van een kopie van alle correspondentie ter zake met de desbetreffende instanties. Voor het geval [gedaagde] hieraan niet voldoet, vordert BREIN dat dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde medewerking van [gedaagde] .
3.2.
De vorderingen komen niet onrechtmatig en/of ongegrond voor en worden daarom toegewezen.
3.3.
BREIN heeft geen proceskosten gevorderd, maar de rechtbank zal [gedaagde] ambtshalve veroordelen tot betaling van de proceskosten ingevolge artikel 237 Rv. Deze zaak gaat weliswaar over de handhaving van intellectuele eigendomsrechten, maar de rechtbank kan [gedaagde] niet ambtshalve veroordelen tot betaling van de proceskosten op grond van artikel 1019h Rv. Daarom wordt uitgegaan van het liquidatietarief. Dat was overigens niet anders geweest als de proceskosten op grond van artikel 1019h Rv zouden worden toegewezen. Deze zaak is namelijk niet bewerkelijk en bij dergelijke zaken wordt bij de begroting van de proceskosten op grond van 1019h Rv ook uitgegaan van het liquidatietarief. Aan salaris advocaat wordt een bedrag van € 897,00 (1,5 punt x € 598,00) toegewezen. Daarnaast wordt een bedrag van € 676,00 aan griffierecht toegewezen en een bedrag van € 112,82 aan kosten voor de dagvaarding. In totaal wordt dus een bedrag van € 1.685,82 toegewezen aan proceskosten.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
beveelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis al datgene te doen wat nodig is om de domeinnamen [website 1] , [website 2] en [website 3] op de daartoe geëigende wijze over te dragen aan BREIN, dit op kosten van [gedaagde] en met gelijktijdige toezending van een kopie van alle correspondentie ter zake met de desbetreffende instanties aan de advocaten van BREIN;
4.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde medewerking van [gedaagde] , als [gedaagde] niet voldoet aan de veroordeling onder 4.1;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van BREIN tot dit vonnis begroot op € 1.685,82;
4.4.
draagt de griffier op van dit vonnis aantekening te maken in het centraal register voor collectieve vorderingen, in de map “collectieve vordering tegen gedaagde” van 6 december 2021;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. ter Meulen en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.