ECLI:NL:RBMNE:2023:2357
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de hoogte van de WOZ-waarde van een woning
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 654.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021, voor het belastingjaar 2022. Eiser, eigenaar van de woning, stelde dat de waarde te hoog was en dat deze niet hoger dan € 594.000,- mocht zijn. De rechtbank behandelt het beroep, dat aanvankelijk op 30 november 2022 zou worden behandeld, maar werd aangehouden vanwege ontbrekende stukken. De online zitting vond plaats op 16 maart 2023.
De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar had een taxatiematrix overgelegd waarin de woning van eiser werd vergeleken met drie referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat deze referentiewoningen goed vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen in perceeloppervlakte en onderhoudstoestand. Eiser trok tijdens de zitting enkele beroepsgronden in, waaronder die over de ligging van de woning en de staat van onderhoud.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, en is openbaar uitgesproken op 26 april 2023.