In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 16 mei 2023 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoeker, dat was ingediend op 18 april 2023. Het verzoek was gericht tegen mr. I.L. Rijnbout, de behandelend rechter in de hoofdzaak, en de wrakingskamer zelf. Verzoeker stelde dat er geen jurisdictie was en dat de rechter de trustee was van verzoeker. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2023 heeft verzoeker zijn standpunt verder toegelicht, maar de rechter heeft aangegeven dat de gronden voor de wraking niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de wrakingskamer, de griffier, de rechtbank Midden-Nederland en de gehele rechtspraak buiten behandeling gelaten. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek geen wrakingsverzoek in de zin van artikel 36 Rv betrof, omdat het verzoek niet voldoende gemotiveerd was en ook betrekking had op anderen dan de rechters die betrokken waren bij de behandeling van de zaak. Het eerste wrakingsverzoek jegens de rechter werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoeker geen enkele grond had aangevoerd die zou kunnen wijzen op vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft ook besloten dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling zal worden genomen, omdat er redenen zijn om aan te nemen dat verzoeker zal blijven wraken zonder gegronde redenen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.