ECLI:NL:RBMNE:2023:2340

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
555495 / HA RK 23-75
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaard wrakingsverzoek tegen rechter in arbeidsovereenkomst ontbindingszaak

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 16 mei 2023 het verzoek tot wraking van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker had de wraking ingediend tegen mr. D.C.P.M. Straver, de behandelend rechter in een arbeidsovereenkomst ontbindingszaak. Verzoeker stelde dat de rechter zich niet goed had voorbereid en niet serieus naar zijn standpunten had geluisterd. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 april 2023 had de rechter volgens verzoeker onvoldoende kennis van het dossier en had zij voornamelijk geluisterd naar de werkgever. De rechter had echter aangegeven dat zij de stukken had gelezen en dat zij de zitting niet prettig vond verlopen. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter zich inhoudelijk had voorbereid en dat de vragen die zij stelde niet duidden op vooringenomenheid. De persoonlijke beleving van verzoeker werd niet als voldoende grond gezien om te concluderen dat de rechter partijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter de regie had gevoerd en dat het stellen van kritische vragen onderdeel is van de procedure. De beslissing om het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren werd unaniem genomen door de wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 555495 / HA RK 23-75
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van16 mei 2023
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(hierna te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek van verzoeker van 17 april 2023;
  • de reactie van mr. D.C.P.M. Straver van 18 april 2023;
  • de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling in de hoofdzaak (11 april 2023), ontvangen op 1 mei 2023;
  • het uitstelverzoek van verzoeker van 1 mei 2023.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 2 mei 2023 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen: verzoeker, mr. D.C.P.M. Straver en mr. L.J.L. Leijendekker, advocaat van [bedrijf] B.V. (hierna te noemen: de werkgever). Ook het uitstelverzoek is daar besproken en besloten is tot een nadere schriftelijke ronde over de zittingsaantekeningen.
1.3.
Hierna heeft de wrakingskamer ontvangen:
  • de brief van verzoeker van 8 mei 2023, met als bijlage het pleidooi dat verzoeker heeft voorgelezen tijdens de mondelinge behandeling in de hoofdzaak (11 april 2023);
  • de reactie van mr. D.C.P.M. Straver van 8 mei 2023.
Daarna is het onderzoek gesloten.
1.4.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. D.C.P.M. Straver als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het rekestnummer 10366509 UEVERZ23-49 (hierna te noemen: de hoofdzaak). Dit betreft een verzoek van de werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van verzoeker.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Verzoeker is - kort samengevat - van mening dat de rechter zich niet goed had voorbereid op de behandeling van zijn zaak en onvoldoende kennis had van het dossier. De rechter gaf op de zitting aan dat zij pas de avond daarvoor de stukken had bekeken. Daarnaast luisterde de rechter niet goed en vindt verzoeker dat zijn verweerschrift door de rechter niet serieus werd genomen. De rechter heeft voornamelijk geluisterd naar het frame van de werkgever en geen aandacht besteed aan de weerlegging hiervan (met bewijzen) door en de argumenten van verzoeker. Daarnaast was zijn pleidooi niet gewenst en werden voor de hand liggende vragen door de rechter niet gesteld. Tijdens de mondelinge behandeling door de wrakingskamer heeft verzoeker verder aangevoerd dat de overgelegde zittingsaantekeningen niet overeen komen met wat er in werkelijkheid is gezegd. In zijn brief van 8 mei 2023 heeft hij dit toegelicht. Verder is verzoeker van mening dat de rechter een totaal andere weergave geeft van de situatie dan die werkelijk is. Bij verzoeker is de indruk ontstaan dat de rechter vooringenomen is waardoor de schijn van partijdigheid is gewekt.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij dat zij de zaak goed had voorbereid en alle stukken had gelezen. De rechter wilde in eerste instantie overgaan tot de inhoudelijke bespreking van de zaak, omdat verzoeker al een uitgebreid en omvangrijk verweerschrift met producties had ingediend. Echter, omdat verzoeker daarop aandrong heeft de rechter hem alle ruimte gegeven om zijn verhaal te kunnen doen en hem zijn pleidooi laten voordragen. De rechter heeft hem wel enkele keren onderbroken voor het stellen van verdiepende vragen. Daarnaast heeft verzoeker de rechter tijdens haar gesprek met de verzoekende partij in de hoofdzaak een aantal keren onderbroken, wat als lastig werd ervaren. De rechter heeft verder aangegeven dat de zittingsaantekeningen de aantekeningen van de griffier zijn. Dat het pleidooi van verzoeker daarin niet letterlijk is opgenomen klopt. Verzoeker wilde het schriftelijke stuk tijdens de mondelinge behandeling in de hoofdzaak niet aan de griffier overhandigen. De rechter heeft aangegeven dat zij de zitting ook niet prettig vond verlopen en dit betreurt zij. Ter zitting heeft de rechter dit nogmaals bevestigd.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer verklaart het verzoek tot wraking ongegrond en zal hierna
uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
3.4.
Het is de taak van een rechter om zich inhoudelijk voor te bereiden, tijdens de mondelinge behandeling regie te voeren en, naar eigen inzicht, kritische vragen te stellen. Dat heeft de rechter in de hoofdzaak ook gedaan. Uit het feit dat de rechter zich een dag voorafgaand aan de mondelinge behandeling in de hoofdzaak heeft voorbereid, leidt de wrakingskamer geen (schijn van) vooringenomenheid van de rechter af. Verder heeft de rechter te kennen gegeven dat zij de stukken, waaronder het verweerschrift van verzoeker, heeft gelezen. Een mondelinge behandeling is bedoeld om de rechter informatie te laten vergaren van procespartijen. Daarbij hoort dat partijen voldoende in de gelegenheid worden gesteld om het eigen standpunt tijdens de zitting naar voren te brengen. Het staat de rechter vrij om partijen te onderbreken of aan partijen kritische vragen te stellen. Bepaalde vragen of opmerkingen van de rechter op de zitting kunnen door een partij als confronterend worden ervaren. Het kritisch bevragen biedt aan een partij ook de mogelijkheid om het standpunt nader te onderbouwen en te verduidelijken. De rechter heeft zowel aan de werkgever als aan verzoeker vragen gesteld om (te proberen) te achterhalen wat de kern van het geschil in de hoofdzaak is waardoor de werkgever niet verder wil met verzoeker als werknemer. Uit de wijze waarop de rechter de vragen heeft gesteld, kan niet worden afgeleid dat de rechter verzoeker niet serieus heeft genomen of dat zij haar oordeel al klaar had en bevooroordeeld was in het voordeel van de werkgever, althans dat die schijn was gewekt. Ook is het de wrakingskamer niet gebleken dat verzoeker onvoldoende gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunt tijdens de mondelinge behandeling kenbaar te maken.
3.5.
De persoonlijke beleving van verzoeker van de houding en vraagstelling van de rechter tijdens de zitting levert naar het oordeel van de wrakingskamer onvoldoende grond op om de conclusie te rechtvaardigen dat de rechter jegens verzoeker vooringenomenheid koestert of de schijn daarvan heeft gewekt. Door de vraagstelling waarin mogelijk een standpunt van de wederpartij is verweven, werd verzoeker de mogelijkheid geboden hierop nadere standpunten in te nemen. Hiervoor is een behandeling ter zitting mede bedoeld. Niet is komen vast te staan dat de rechter - zelfs als haar toon in verzoekers ogen kritisch was jegens hem - daarbij een grens heeft overschreden.
3.6.
De reactie van verzoeker op de aantekeningen van de zitting van 11 april 2023 leidt niet tot een ander oordeel. Het verslag is volgens verzoeker geen juiste weergave van de zitting. Uit informatie van de rechter volgt dat de aantekeningen zijn opgesteld door de griffier, die heeft genoteerd wat zij heeft gehoord en begrepen. Zittingsaantekeningen zijn een zakelijk verslag en geven geen letterlijke weergave van hetgeen is gezegd bij de mondelinge behandeling, ook niet per se van de volgorde daarvan. De griffier is ook geen stenograaf zoals verzoeker veronderstelt. Het klopt volgens de rechter dat het onderdeel dat verzoeker ter zitting heeft voorgelezen, maar niet heeft overhandigd, niet woordelijk is genoteerd door griffier. Hieruit leidt de wrakingskamer geen vooringenomenheid van de rechter of de schijn daarvan af. Verder bestaan de opmerkingen van verzoeker veelal uit een nadere uitleg en aanvulling op hoe hij de uitlatingen en vragen van de rechter ter zitting heeft ervaren en geïnterpreteerd. Daarover heeft de wrakingskamer hierboven al geoordeeld. Verzoekers commentaar op de zittingsaantekeningen verandert dat niet. Hetgeen overigens door verzoeker nog is aangevoerd leidt ook niet tot een ander oordeel.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met rekestnummer 10366509 UEVERZ23-49 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, en mr. A.C. van den Boogaard en mr. P.J.M. Mol als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. J.J. Terpstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2023.
de griffier de voorzitter
is niet in staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.