4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Door de raadsman is niet betwist dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde verdovende middelen voorhanden heeft gehad. De raadsman heeft zich echter op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad op het voorhanden hebben van die verdovende middelen. Onder deze omstandigheden volstaat de rechtbank ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 mei 2023;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie van 3 mei 2022;
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 21 april 2022;
- een proces-verbaal van bevindingen met bijbehorende fotomap van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van 21 april 2022;
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] van 21 april 2022;
- een proces-verbaal van onderzoek aan verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 7] , [verbalisant 8] en [verbalisant 9] van 21 april 2022;
- een NFiDENT rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door ing. N. van Doorn, NFI-deskundige, van 21 april 2022.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één feit.
Bewijsoverweging
Op 21 april 2022 wordt verdachte gebeld door zijn vriend, medeverdachte [medeverdachte 1] , die hij net thuis heeft afgezet, omdat [medeverdachte 1] zichzelf in zijn been heeft geschoten met een (verboden) schietsleutelhanger. Verdachte is direct met zijn auto naar de woning van [medeverdachte 1] gereden en heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] liggend op de vloer aantrof en dat hij, verdachte, hier zeer van geschrokken was. Verdachte heeft verklaard dat hij de gewonde [medeverdachte 1] direct naar het ziekenhuis wilde brengen, maar dat [medeverdachte 1] liever had dat hij eerst wapens en meerdere tassen naar de woning van zijn buurman en medeverdachte [medeverdachte 2] zou brengen. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat hij hier wel problemen mee zou krijgen, omdat bij die spullen een kruisboog zat en messen. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat hij bush craft-attributen moest verplaatsen, maar vaststaat dat hij naast losse wapens, meerdere sporttassen, bigshoppers en vuilniszakken heeft verplaatst. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij niet in die tassen zou hebben gekeken, maar uit foto’s van onder andere de bigshoppers volgt dat wekpotten met daarin henneptoppen in ieder geval zichtbaar moeten zijn geweest. Ook staat vast dat verdachte op verzoek van [medeverdachte 1] speelgoeddozen heeft verplaatst, spullen die geen enkel verband houden met bush craft, maar die kennelijk toch zo snel mogelijk uit de woning van [medeverdachte 1] moesten worden gehaald, zodat de politie, die ongetwijfeld in de woning zou komen, ze niet zou vinden. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij wist dat [medeverdachte 1] blowde en af en toe ketamine gebruikte en hij noemde diens woning een junkenhol. [medeverdachte 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij al twee jaar verslaafd was aan cocaïne en sinds een aantal weken was overgestapt naar ketamine.
Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat hij goederen moest verplaatsen die uit het zicht van de politie moesten blijven. Bij het verplaatsen van de bigshoppers zijn de henneptoppen zichtbaar geweest. Het voorhanden hebben van deze henneptoppen is weliswaar niet ten laste gelegd, maar verdachte heeft hierdoor wel de aanmerkelijke kans op meer hennep in de tassen bewust aanvaard. Datzelfde geldt voor het aanwezig hebben van cocaïne. Verdachte wist dat hij op verzoek van de aan cocaïne verslaafde [medeverdachte 1] wapens, sporttassen, bigshoppers en vuilniszakken zo snel mogelijk uit de woning en uit het zicht van de politie moest halen en heeft daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat in die tassen cocaïne zat.
Voorts overweegt de rechtbank dat het voor een bewezenverklaring van het opzettelijk voorhanden hebben van verdovende middelen niet uitmaakt dat verdachte die verdovende middelen slechts een zeer korte periode, tijdens de verplaatsing, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigd bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van 49,78 gram cocaïne en 719 gram hennep.
Partiële vrijspraak voor het voorhanden hebben van MDMA en metamfetamine en het handelen in vereniging
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de tot het dossier behorende stukken en hetgeen ter terechtzitting is besproken niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de 7,7 kilogram MDMA en de 51 gram metamfetamine. Die drugs bevonden zich, anders dan de hennep, in een dichtgeritste sporttas. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden geconcludeerd dat verdachte heeft geweten of er rekening mee moest houden dat in de sporttas die hij op verzoek van [medeverdachte 1] verplaatste 7,7 kilogram MDMA en 51 gram metamfetamine zat. Noch zijn er concrete aanwijzingen dat verdachte bewust de aannemelijke kans heeft aanvaard dat hij een aanzienlijke hoeveelheid MDMA en metamfetamine aan het verplaatsen was. Niet is komen vast te staan dat medeverdachte [medeverdachte 1] verslaafd was aan deze drugs en dat verdachte hiervan afwist. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van het opzettelijk voorhanden hebben
van de MDMA en metamfetamine
De rechtbank acht voorts niet wettig en overtuigd bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde in vereniging heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Op grond van de tot het dossier behorende stukken en hetgeen ter terechtzitting is besproken kan namelijk niet worden vastgesteld dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.