ECLI:NL:RBMNE:2023:2244

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
07.607350.06
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de TBS-maatregel en afwijzing verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging

Op 1 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een betrokkene, geboren in 1977. De rechtbank heeft de TBS-maatregel met een jaar verlengd, ondanks een verzoek van de verdediging om de beslissing aan te houden voor onderzoek naar de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De rechtbank heeft overwogen dat de betrokkene, die gediagnosticeerd is met schizofrenie en een stoornis in het gebruik van middelen, goed functioneert in de huidige setting en dat er geen noodzaak is om de TBS-maatregel voorwaardelijk te beëindigen. De rechtbank heeft het advies van de inrichting en de reclassering overgenomen, waarin werd gesteld dat het recidiverisico op langere termijn hoog is en dat de betrokkene nog niet klaar is voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. De rechtbank heeft de afwijzing van het verzoek tot aanhouding gemotiveerd door te stellen dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging pas in 2025 mogelijk zou zijn, en dat het in het belang van de betrokkene is om de huidige dwangverpleging voort te zetten. De rechtbank heeft de officier van justitie opgedragen om ervoor te zorgen dat er voor de volgende verlengingszitting een maatregelenrapport wordt opgesteld, zodat de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging besproken kunnen worden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 07.607350.06 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 1 mei 2023
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 8 februari 2007 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij is veroordeeld voor (kort gezegd) poging doodslag meermalen gepleegd en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 22 april 2007;
  • de beslissing van deze rechtbank van 21 mei 2021, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 2 maart 2023, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [naam kliniek] van 21 februari 2023, opgemaakt door [A] (GZ-psycholoog, hoofd patiëntenzorg en plv. hoofd van de inrichting), [B] (GZ-psycholoog en hoofd behandeling) en [C] (psychiater), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met een jaar;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 15 januari 2021 tot en met 6 december 2022;
  • de voortgangsverslagen van de reclassering over de periode 1 januari 2021 tot en met 1 maart 2023.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 17 april 2023 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. E.M. ter Braak;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht;
- de aan de reclassering verbonden deskundige, M. Hooijer;
- de aan de kliniek verbonden deskundige, [B] .

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. Hierin is het volgende opgenomen.
Betrokkene is gediagnosticeerd met schizofrenie en een stoornis in het gebruik van verschillende middelen (in langdurige volledige remissie bij institutionalisering).
Betrokkene kent een moeizame start van de tbs, maar wanneer in 2018 een medicatiewijziging plaatsvindt is een positieve verandering zichtbaar. Deze positieve lijn wordt voortgezet en de vrijheden van betrokkene zijn geleidelijk uitgebreid. In april 2021 is betrokkene verhuisd naar een zelfstandige HAT-woning op het terrein van GGz Centraal. Dat ging goed, maar begin 2022 is er sprake van signalen van psychotische ontregeling. Na in eerste instantie te ontkennen dat dit te wijten is aan auditieve hallucinaties, erkent betrokkene al snel dat dit toch het geval is. Hij vind het moeilijk om zijn klachten bespreekbaar te maken, omdat hij bang is dat dit zijn traject richting [instelling] negatief beïnvloedt. Ondanks de signalen van ontregeling behoudt betrokkene zijn dagstructuur en zelfstandigheid en gaat hij voor het eerst sinds jaren op onbegeleid verlof bij zijn familie. Op 28 maart 2022 wordt toestemming gegeven voor een verhuizing naar RIBW [instelling] . Bij [instelling] kan hem langdurig de nodige zorg, ondersteuning en structuur worden geboden. Het contact met het ForFACT team van de Waag wordt opgestart en geïntensiveerd, naast het contact dat betrokkene al had met de reclassering. Betrokkene stelt zich open op in het contact met de verschillende partijen en onderhoudt dit zelfstandig. Omdat de wachtlijst voor een zelfstandige woning bij [instelling] lang is, wordt besloten dat hij eerst wordt opgenomen in een groepswoning van [instelling] . Hier is hij in oktober 2022 naartoe verhuisd. Betrokkene heeft daar een positieve start gemaakt en er zijn geen signalen van ontregeling waargenomen. Of dat zo blijft, kan de komende periode worden getoetst.
Bij beëindiging van de tbs-maatregel wordt het recidiverisico op langere termijn ingeschat op hoog. De verwachting is dat betrokkene zal stoppen met zijn medicatie, zijn dagstructuur loslaat, terugvalt in middelengebruik en als gevolg daarvan psychiatrisch ontregelt. Gelet hierop en op het feit dat betrokkene pas kort bij [instelling] verblijft en het van belang is dat hij hier goed is ingebed voordat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk wordt beëindigd, heeft de inrichting geadviseerd om de tbs-maatregel met een jaar te verlengen.
De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht en daarbij aangegeven dat betrokkene goed profiteert van het tbs-kader. Bij een verhuizing naar een eigen appartement wordt het risico op instabiliteit groter. Zonder proefverlof kan er bij signalen van instabiliteit niet meer snel ingegrepen worden, omdat de mogelijkheid van een time-out dan niet meer aanwezig is. Betrokkene ziet de noodzaak van de behandeling onvoldoende, waardoor het lastiger is voor hem om zich hieraan te houden en medicatie te blijven gebruiken op het moment dat de tbs-maatregel wegvalt. Het is belangrijk dat een externe partij hem op het belang blijft wijzen. Als het misgaat, heeft betrokkene onvoldoende coping vaardigheden om goed te handelen.

4.Het standpunt van de reclassering

Het standpunt van de reclassering blijkt uit de onder 1 genoemde voortgangsverslagen. Uit het voortgangsverslag over de periode 1 januari 2023 tot en met 1 maart 2023 blijkt het volgende.
Betrokkene stelt zich in contact met de reclassering positief op en komt zijn afspraken trouw na. Met het huidige risicomanagement, te weten transmuraal wonen op het terrein van GGz Centraal (in een zelfstandige containerwoning genaamd [naam] ) in het kader van proefverlof, wordt het risico op een terugval in gewelddadig gedrag ingeschat als laag. Indien betrokkene in het kader van proefverlof verhuist naar een beschermde woonvorm buiten het terrein, wordt het risico ingeschat als laag tot matig. Het risico bevindt zich in de verhoogde aanwezigheid van middelen en/of medebewoners die middelen gebruiken in verband met een gehanteerd gedoogbeleid bij [instelling] . Omdat de terbeschikkingstelling van kracht blijft, wordt verwacht dat betrokkene zich zal blijven conformeren aan de gestelde voorwaarden, maar er kan niet geheel uitgesloten worden dat hij de verleiding niet kan weerstaan. Met een daarop samen met [instelling] afgestemd vroegsignalerings- en terugvalpreventieplan, wordt ingeschat dat fysieke agressie zal uitblijven. Op het moment dat de tbs-maatregel komt te vervallen, wordt op langere termijn een hoog risico op terugval in gewelddadig gedrag verwacht. Betrokkene zal op den duur stoppen met zijn medicatie, zijn dagstructuur loslaten, terugvallen in middelengebruik en als gevolg daarvan psychiatrisch ontregelen. Dit vergroot de kans op agressief gedrag.
De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de reclassering toegelicht en daarbij aangegeven dat betrokkene het erg goed doet en zich goed inzet. Hij wil graag zelfstandig wonen. Bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is een time-out nog wel mogelijk, maar dit is door de jurisprudentie veel moeilijker geworden. De reclassering wil voorkomen dat bij een terugval er een omzetting naar dwangverpleging moet plaatsvinden. Als de komende periode alles goed blijft gaan bij betrokkene, staan alle seinen op groen om bij een volgende verlenging over te gaan naar een voorwaardelijke beëindiging.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van een jaar.

6.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gezien de positieve ontwikkelingen verzocht om de beslissing ten aanzien van de dwangverpleging aan te houden voor het door de reclassering doen opmaken van een maatregelenrapport.

7.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 8 februari 2007 veroordeeld voor poging tot doodslag meermalen gepleegd en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank heeft in de verlengingsbeslissing van 24 april 2015 overwogen dat de opgelegde terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten schizofrenie en een stoornis in het gebruik van verschillende middelen (in langdurige volledige remissie bij institutionalisering).
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel op langere termijn als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting, het standpunt van de reclassering en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies komt naar voren dat betrokkene goed bezig is en dat hij goed functioneert in de groepswoning van [instelling] . Het is wachten tot er een appartement van [instelling] vrijkomt, waar betrokkene zelfstandig kan wonen. De komende periode zal verder gemonitord worden hoe betrokkene met zijn vrijheden omgaat.
De rechtbank heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren.
De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken, omdat de rechtbank van oordeel is dat er geen twee jaar gewacht hoeft te worden om de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te onderzoeken, nu betrokkene het zo goed doet.
De rechtbank zal de maatregel daarom met één jaar verlengen.
Afwijzing verzoek tot opstellen maatregelenrapport
Het verzoek om nu al door de reclassering te laten onderzoeken of de dwangverpleging al voorwaardelijk kan worden beëindigd wordt echter wel, in het belang van betrokkene, afgewezen. Dit vraagt om een uitleg.
De rechtbank ziet dat het erg goed gaat met betrokkene en dat de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege in zicht lijkt te zijn. De rechtbank heeft daarom ook goed nagedacht over de vraag of de reclassering daar nu al onderzoek naar moet doen. Zou het verzoek worden toegewezen dan zou over maximaal drie maanden opnieuw een zitting plaatsvinden. Als de rechtbank op die zitting beslist dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd kan worden, zal deze voorwaardelijke beëindiging negen maanden hebben geduurd op het moment dat er een nieuwe verlengingszitting plaatsvindt. Om de tbs-maatregel volledig te kunnen beëindigen moet de voorwaardelijke beëindiging minimaal één jaar hebben geduurd. Het is daarom niet mogelijk om de tbs-maatregel volgend jaar, als alles goed blijft verlopen en er aanleiding voor is, te beëindigen. Dit kan op zijn vroegst in 2025 plaatsvinden. Op het moment dat er toch incidenten plaatsvinden terwijl de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd, is het niet eenvoudig om betrokkene een time-out te geven. De mogelijkheid bestaat zelfs dat er dan een vordering tot hervatting van de verpleging gedaan wordt. Dat kan weer een langdurig en ingewikkeld traject betekenen.
Op het moment dat de rechtbank pas bij de volgende verlengingsbeslissing over een maatregelenrapport beschikt en ook de beslissing tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege beslist, kan de tbs-maatregel ook op zijn vroegst in 2025 worden beëindigd. Beide trajecten hebben dus eenzelfde datum waarop de tbs-maatregel op zijn vroegst beëindigd zou kunnen worden. Door het nu laten voortduren van de dwangverpleging (en dus niet over drie maanden al voorwaardelijk beëindigen) zal betrokkene bij een incident wel via een time-out tijdelijk kunnen terugkeren naar de tbs-kliniek en zal er geen vordering tot hervatting van de verpleging ingediend hoeven te worden. Dit traject is, naar het oordeel van de rechtbank, dan ook meer in het belang van betrokkene. Daarom wijst de rechtbank het verzoek tot het door de reclassering doen van onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging af.
Wel draagt de rechtbank de officier van justitie op ervoor te zorgen dat voor de volgende verlengingszitting de reclassering dit onderzoek doet en een maatregelenrapport opstelt, zodat op de volgende verlengingszitting besproken kan worden of de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd kan worden.

8.De beslissing

De rechtbank wijst af het verzoek tot aanhouding teneinde het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met een jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, mrs. H. den Haan en L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra en K. Dam als griffiers en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2023.
Mr. Terporten-Hop is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.