ECLI:NL:RBMNE:2023:2242

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
16.652895.17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van de TBS-maatregel

Op 17 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in de zaak van de ter beschikking gestelde [betrokkene]. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) met twee jaar afgewezen. De rechtbank baseerde haar beslissing op verschillende rapporten, waaronder die van de reclassering, psychiater M.M. Sprock en psycholoog J.M. Oudejans, die allen adviseerden om de TBS-maatregel niet te verlengen. De betrokkene, geboren in 1980, heeft in het verleden een waanstoornis gehad, maar zijn toestand is in remissie. De rechtbank concludeerde dat het recidiverisico laag is en dat de betrokkene goed heeft geprofiteerd van de behandeling. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen niet langer in het geding is en dat de voorwaarden voor verlenging van de TBS-maatregel niet meer van toepassing zijn. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee rechters aanwezig waren. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de TBS-maatregel afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.652895.17 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 17 april 2023
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende bij [verblijfplaats] aan de [adres] , [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 mei 2020 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met voorwaarden, omdat hij zich (kort gezegd) schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 8 mei 2020;
  • de beslissing van deze rechtbank van 9 mei 2022, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met een jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 21 maart 2023, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het Pro Justitia-rapport van 8 februari 2023, opgemaakt door M.M. Sprock, psychiater;
  • het Pro Justitia-rapport van 3 februari 2023, opgemaakt door J.M. Oudejans, psycholoog;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode van 7 maart 2022 tot en met 3 april 2023;
  • een trajectverslag van 5 maart 2023, opgemaakt door [A] (trajectbegeleider [verblijfplaats] );
  • het reclasseringsadvies van 13 maart 2023, opgemaakt door N. van der Molen, reclasseringswerker.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 17 april 2023 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. E.M. ter Braak;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te ‘s-Gravenhage;
- de aan de reclassering verbonden deskundige, J. Post.

3.Het standpunt van de reclassering

Het standpunt van de reclassering blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. Hierin is het volgende opgenomen.
De waanstoornis van betrokkene heeft destijds geleid tot een steeds verdere uitbreiding en bestendiging van zijn psychotische ideeën waar zijn moeder, huisarts en uiteindelijk ook justitie een rol in speelden. In juni 2022 is met de afbouw van de antipsychotica begonnen. Daarbij is het gedrag van betrokkene goed gemonitord en is vooralsnog geen psychische ontregeling waargenomen. Het verder afbouwen van de medicatie kan buiten het tbs-kader plaatsvinden. Betrokkene heeft aangegeven dat hij medicatie zal blijven gebruiken als zijn behandelaars dat nodig vinden. Ook wil hij in een vrijwillig kader behandeling blijven ontvangen bij [instelling 1] . Indien de behandelaar van betrokkene een gedwongen ingreep noodzakelijk vindt, zal er een zorgmachtiging aangevraagd worden. Er is sprake van een aantal beschermende factoren en het risicomanagement zal zich met name dienen te richten op stabiliteit op de levensgebieden.
Betrokkene heeft veel geleerd van zijn behandeling in [instelling 2] en bij [instelling 1] . Hij heeft onder meer geleerd om op een andere manier zijn emoties te reguleren, hetgeen beschermend is. De focus bij verdere resocialisatie moet met name gericht zijn op praktische zaken, zoals passende huisvesting, werk, vrijetijdsbesteding, een pro-sociaal en ondersteunend netwerk en gezonde financiën. Op het moment dat betrokkene een huurwoning kan betrekken via contingent wonen zal hij nog twee jaar verplichte begeleiding ontvangen vanuit [verblijfplaats] .
Het recidiverisico wordt door de reclassering als laag ingeschat.
De reclassering heeft geadviseerd om de tbs-maatregel niet meer te verlengen.
De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de reclassering toegelicht.

4.Het standpunt van de deskundigen

De psychiater heeft aangegeven dat bij betrokkene sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een waanstoornis. De stoornis is in remissie. Na een moeizame start, heeft betrokkene zich herpakt en de klinische opname goed afgesloten waarna hij eind 2021 werd overgeplaatst naar [verblijfplaats] , begeleid wonen. Binnen [verblijfplaats] is hij inmiddels doorgeplaatst wachtende op een eigen woning. Betrokkene functioneert stabiel. De psychiater schat in dat het recidiverisico op lange termijn kan oplopen naar matig bij beëindiging van de tbs-maatregel, indien er sprake is van ontregeling op de levensgebieden. De focus moet vooral gericht zijn op praktische zaken als passende huisvesting, werk, vrijetijdsbesteding, een prosociaal en ondersteunend netwerk en gezonde financiën. Het belang van antipsychotica is nog onduidelijk, maar gelet op de ernst van de psychotische ontregeling in het verleden, kan hier toch een beschermende werking vanuit gaan.
Betrokkene heeft veel opgebouwd en de verwachting is dat zijn huidige positieve gedrag oprecht is en hij zich zal blijven conformeren aan de voorwaarden die aan hem gesteld worden voor verblijf bij [verblijfplaats] en later in de woning die via een woningbouwvereniging beschikbaar komt. Er blijft voor langere tijd een vangnet aanwezig.
De psychiater ziet dat het risicomanagement goed geborgd is en heeft geadviseerd om de tbs-maatregel niet te verlengen.
De psycholoog heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een waanstoornis van het achtervolgingstype en somatische type, eerste episode die momenteel goeddeels in remissie is. Hoewel betrokkene de diagnose die is gesteld niet onderschrijft, is dat niet of nauwelijks ten koste gegaan van zijn bereidheid om (goed) mee te werken met de behandeling, met inbegrip van de medicamenteuze behandeling, noch ten koste gegaan van zijn vermogen om optimaal te profiteren van de behandeling. Betrokkene functioneert, behalve op psychiatrisch vlak, ook op maatschappelijk vlak al langere tijd stabiel. De deskundige heeft geen aanleiding voor serieuze twijfel aan de wens en het voornemen van betrokkene om, ook na beëindiging van de tbs-maatregel, voorlopig te (blijven) profiteren van de psychiatrische en medicamenteuze behandeling en daar geen besluiten over te nemen zonder overleg met zijn behandelend psychiater. De kans op recidive bij beëindiging van de tbs-maatregel wordt door de psycholoog klein geschat, ook op de lange termijn.
De psycholoog heeft geadviseerd om de tbs-maatregel te beëindigen.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting haar vordering gewijzigd. Gelet op hetgeen in de hiervoor aangehaalde rapporten van de reclassering, de psychiater en de psycholoog wordt geadviseerd, vordert zij de rechtbank de schriftelijke vordering af te wijzen, zodat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt beëindigd.

6.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen, zodat de terbeschikkingstelling kan worden beëindigd.

7.Het oordeel van de rechtbank

Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies en de Pro Justitia-rapportages blijkt dat er sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een ziekelijke stoornis in de geestvermogens in de zin van een waanstoornis, in remissie.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als laag ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies en de rapportages van de deskundigen te twijfelen en neemt dit over.
Uit de adviezen blijkt dat betrokkene goed heeft kunnen profiteren van de behandeling. Hij heeft zich hier goed voor ingezet en heeft aangegeven ook vrijwillig door te willen gaan met de behandeling. Ook heeft hij aangegeven door te willen gaan met het nemen van medicatie als de deskundigen dit nodig vinden. Betrokkene verdient voor dit alles een groot compliment.
Afwijzing vordering en beëindiging van rechtswege
Gelet op het advies van de reclassering en de deskundigen en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat het in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht neergelegde gevaarscriterium, te weten dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, de verlenging van de terbeschikkingstelling eist, op betrokkene niet meer van toepassing is.
De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling van betrokkene niet verlengen.

8.De beslissing

De rechtbank wijst af de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van
[betrokkene]voornoemd.
Deze beslissing is genomen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra en K. Dam als griffiers en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2023.
Mr. Terporten-Hop is buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.