ECLI:NL:RBMNE:2023:2241

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
16.251788.18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de TBS-maatregel met twee jaar

Op 1 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in de zaak van de ter beschikking gestelde [betrokkene]. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd. De beslissing is genomen op basis van een vordering van de officier van justitie en adviezen van deskundigen. Betrokkene, geboren in 1993, verblijft momenteel in [verblijfplaats 1] en heeft een complexe psychiatrische geschiedenis, waaronder schizofrenie van het paranoïde type, een stoornis in cannabisgebruik en een gokstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een stoornis en dat het recidivegevaar bij beëindiging van de maatregel als hoog wordt ingeschat. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de adviezen van de deskundigen en oordeelt dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen een verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank heeft het verzoek van betrokkene om de termijn met een jaar te verlengen afgewezen, omdat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn voor beëindiging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft de maatregel met twee jaar verlengd, in overeenstemming met de adviezen van de deskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.251788.18 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 1 mei 2023
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats 1] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 27 maart 2019 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij gedurende zijn verblijf in [verblijfplaats 2] – in verband met een eerder aan betrokkene opgelegde ter beschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege – zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting en meerdere mishandelingen;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 25 april 2019;
  • de beslissing van deze rechtbank van 26 april 2021, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 9 maart 2023, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [verblijfplaats 1] van 14 februari 2023, opgemaakt door [A] (GZ-psycholoog/klinisch psycholoog i.o., hoofd patiëntenzorg en plv. hoofd van de inrichting), [B] (GZ-psycholoog en hoofd behandeling) en [C] (psychiater), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met twee jaar;
  • het Pro Justitia-rapport van 11 januari 2023, opgemaakt door E.D.M. Masthoff, psychiater;
  • het Pro Justitia-rapport van 15 februari 2023, opgemaakt door B. van Giessen, psycholoog;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 9 december 2020 tot en met 1 januari 2023.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 17 april 2023 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. E.M. ter Braak;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam;
- de aan de kliniek verbonden deskundige, [D] .

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. Hierin is het volgende opgenomen.
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie van het paranoïde type, een stoornis in cannabisgebruik en een gokstoornis (laatstgenoemden beide in langdurige volledige remissie bij institutionalisering). Daarnaast is een antisociale persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. Zijn problematiek is al op jonge leeftijd ontstaan.
Het behandeltraject verloopt aanvankelijk naar behoren. Vanaf juli 2021 neemt de psychiatrische stabiliteit af en wordt meermaals een rustprogramma ingezet. Op 15 oktober 2021 heeft betrokkene overwogen om zich te onttrekken aan de begeleiding tijdens begeleid verlof. Op dat moment bleek dat betrokkene al meer dan een jaar een telefoon op zijn kamer had, die hij tijdens dit begeleid verlof heeft weggemaakt. Omdat het betrokkene niet meer lukt om zelfstandig tot rust te komen, is besloten om hem over te plaatsen naar afdeling [naam afdeling] (een semi-individuele afdeling), zodat hij meer structuur en minder verplichte groepsmomenten heeft om zo de psychiatrische stabiliteit te bevorderen.
Omdat betrokkene al langere tijd aangeeft te willen stoppen met zijn antipsychotica en al enige tijd geen begeleide verloven meer kan ondernemen, wordt besloten om te starten met de afbouw van zijn antipsychotica. Dit gebeurt met de afspraak dat als hij ontregelt de antipsychotische medicatie weer opgebouwd wordt. Na enige tijd decompenseert betrokkene. Hij wordt achterdochtig, heeft waanbeelden en heeft zowel auditieve als visuele hallucinaties met meerdere verbaal en fysiek agressieve incidenten tot gevolg. Zo geeft hij een verzorger een vuistslag tegen de kaak, waarna aangifte wordt gedaan.
Betrokkene wordt meerdere malen in een prikkelarme ruimte geplaatst, gesepareerd en meermaals moet dwangmedicatie worden toegediend. Sinds november 2022 verblijft betrokkene weer op zijn eigen kamer en kan hij deels deelnemen aan zijn programma, werken op de werkplaats en sporten in de kliniek. Wanneer begin 2023 met hem wordt gesproken over het herstarten van begeleid verlof, neemt ontregeling weer toe en verblijft hij weer gedurende een korte periode in de prikkelarme ruimte van de afdeling.
Het huidige behandelklimaat past onvoldoende bij de draagkracht en responsiviteit van betrokkene, waardoor hij chronisch overvraagd wordt met oplopende spanning tot gevolg. Door gebrek aan adequate coping vaardigheden, beperkte zelfcontrole en gebrekkig ziekte inzicht, blijft het risico op psychiatrische ontregeling bestaan wat samengaat met een risico op geweld tegen de ander of onttrekking aan de behandeling in de vorm van inactiviteit en terugtrekking. De inschatting is dat een transmuraal verblijf in [instelling] met begeleid verlof beter past bij de draagkracht van betrokkene. Indien de huidige tbs-maatregel zou vervallen, wordt het risico van terugval in gewelddadig gedrag als hoog ingeschat.
De inrichting heeft geadviseerd om de tbs-maatregel te verlengen met een termijn van twee jaren.
De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht en daarbij aangegeven dat het verlof van betrokkene pas weer voortgezet kan worden op het moment dat de aangifte tegen betrokkene is afgehandeld. Betrokkene wil stoppen met de anti-psychotica. Gelet op de jonge leeftijd van betrokkene, achtte de inrichting een afbouw van de medicatie het proberen waard. Dit heeft echter geleid tot meer destabilisatie. Elke stap die gezet is in het behandeltraject, heeft destabilisatie met zich meegebracht. Twee weken voor de zitting heeft betrokkene een terugval gehad waarbij hij cannabis heeft gebruikt.
Een alternatief voor een plaatsing in [instelling] , is een overplaatsing naar een andere kliniek voor een tweede behandelpoging.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen

De psychiater heeft vastgesteld dat bij betrokkene sprake is van schizofrenie (of van een schizoaffectieve stoornis) hetgeen de hoofddiagnose is. Als nevendiagnosen gelden een stoornis in cannabisgebruik en een gokstoornis (in remissie). De psychiater stelt de persoonlijkheidsdiagnose uit. Er is nu onvoldoende evidentie om bij betrokkene een antisociale-persoonlijkheidsstoornis te classificeren.
Binnen de FPC en zonder verlof is het risico op geweld laag. Indien de tbs-maatregel van betrokkene niet verlengd zou worden, neemt het recidiverisico toe tot hoog. Er is dan namelijk een grote kans dat betrokkene psychotisch ontregelt eventueel ingegeven door non-compliance met betrekking tot medicatievoorschriften, terugval in softdrugsgebruik, overprikkeling/stress en/of slaaptekort.
De focus ligt op dit moment op het beheersen van het intramurale risico met behulp van
optimalisatie van het medicatiebeleid en het bieden van een passend programma met zo nodig inperkingen. Het uitstroomperspectief is in belangrijke mate afhankelijk van het
behandelresultaat en dat is momenteel nog niet bekend. Bij een gunstig beloop komt
resocialisatie en bijvoorbeeld uitstroom naar een FRIBW met ambulante zorg en toezicht in
beeld; bij een ongunstig beloop ligt een langdurig klinisch verblijf voor de hand.
Gegeven de geschetste onduidelijkheid over het uitstroomperspectief, de ingeschatte benodigde klinische behandelduur, de fase van resocialisatie en het ingeschatte recidiverisico bij het eventueel wegvallen van het dwangkader, heeft de psychiater geadviseerd om de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen.
De psycholoog heeft vastgesteld dat bij betrokkene sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie (d.d. een schizoaffectieve stoornis), een gokstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. De psycholoog ziet onvoldoende grond voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Het recidiverisico wordt bij beëindiging van de tbs-maatregel als hoog ingeschat. Zelfs binnen de tbs is dit risico volgens de psycholoog matig tot hoog.
De medicamenteuze behandeling is het meest van belang, omdat alleen zo de symptomen van de schizofrenie dan wel de schizoaffectieve stoornis behandeld kunnen worden. Pas als betrokkene in psychiatrisch opzicht stabiel is en hij in staat is om zijn gedachten en gevoelens met de staf te delen, kan een resocialisatieplan worden opgesteld. De kliniek is voornemens om betrokkene op een longcare-voorziening te plaatsen, welk plan de psycholoog kan onderschrijven. Betrokkene moet zo weinig mogelijk blootgesteld worden aan externe prikkels en (behandel)druk.
De psycholoog heeft geadviseerd om de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar gehandhaafd.

6.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar. Daartoe is aangevoerd dat de tbs-maatregel van betrokkene al een behoorlijke tijd duurt. De raadsman vindt het kwalijk dat de behandeling van de aangifte zo lang op zich laat wachten, omdat betrokkene al die tijd niet op verlof kan. Betrokkene wil graag aan zichzelf werken. Er moet daarom een vinger aan de pols gehouden worden. Betrokkene moet niet het idee krijgen dat de rechtbank hem al heeft afgeschreven.

7.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij vonnis van 27 maart 2019 veroordeeld voor brandstichting en meerdere mishandelingen. De rechtbank heeft daarin overwogen dat de opgelegde terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies en de Pro Justitia-rapportages blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten schizofrenie van het paranoïde type (of van een schizoaffectieve stoornis), een stoornis in cannabisgebruik en een gokstoornis (laatstgenoemden beide in langdurige volledige remissie bij institutionalisering). Daarnaast heeft de inrichting een antisociale persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. De niet aan de inrichting verbonden deskundigen hebben deze diagnose niet gesteld.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel zowel door de inrichting als door de niet aan de inrichting verbonden deskundigen als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies en de rapportages van de deskundigen te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en de niet aan de inrichting verbonden deskundigen en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies en de rapportages komt naar voren dat de behandeling van betrokkene aanvankelijk goed is begonnen, maar dat er steeds meer sprake is van psychiatrische instabiliteit. Op het moment dat er stappen worden gezet in de behandeling volgt decompensatie. Volgens de inrichting is betrokkene in deze inrichting niet op zijn plek omdat het er erg dynamisch, en daarmee voor betrokkene onrustig, kan zijn. De komende periode zal daarom een aanvraag worden gedaan om betrokkene op te nemen bij de longcare voorziening [instelling] , omdat die behandelsetting beter past bij de draagkracht van betrokkene.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van betrokkene om de termijn van terbeschikkingstelling vooralsnog met een jaar te verlengen. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling – behoudens bijzondere omstandigheden – verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies, de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting hierop en de rapportages van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen. Een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn.
De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding een vinger aan de pols te houden.
De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.

8.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra en K. Dam als griffiers en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2023.
Mrs. Terporten-Hop en Feenstra zijn buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.