ECLI:NL:RBMNE:2023:2220

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
10441352 MV EXPL 23-41 RD/960
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres, wonende in Noorwegen, en een gedaagde, die een woning huurt van eiseres. De eiseres vorderde ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand. De procedure begon met een dagvaarding op 21 april 2023, waarna een zitting volgde op 1 mei 2023. Eiseres stelde dat gedaagde in gebreke bleef met de huurbetalingen, wat leidde tot een huurachterstand van € 9.130,00 over de periode van december 2022 tot en met april 2023. Gedaagde erkende de huurachterstand, maar verweerde zich met de stelling dat hij in financiële problemen verkeerde en niet in staat was om de huur te betalen. De kantonrechter oordeelde dat eiseres een spoedeisend belang had bij haar vordering, aangezien zij door het uitblijven van huurbetalingen in financiële problemen kwam. De rechter concludeerde dat de huurachterstand zodanig was dat in een bodemprocedure waarschijnlijk de huurovereenkomst zou worden ontbonden. De vordering tot ontruiming werd toegewezen met een termijn van 14 dagen, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten. Gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10441352 MV EXPL 23-41 RD/960
Kort geding vonnis van 15 mei 2023
inzake
[eiseres],
wonende te Noorwegen,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: T. Colijn LLB,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding, met producties, van 21 april 2023 heeft [eiseres] [gedaagde] opgeroepen voor de zitting van 1 mei 2023.
1.2.
Ter zitting is [eiseres] verschenen via een videoverbinding. Haar gemachtigde is in persoon verschenen, evenals [gedaagde] . Partijen hebben hun standpunten toegelicht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiseres] de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
2.2.
De huur bedraagt op dit moment € 1.838,00 per maand,
2.3.
In 2022 is [gedaagde] door [eiseres] gedagvaard in verband met een huurachterstand van vier maanden. [gedaagde] heeft deze huurachterstand voldaan. De kort geding procedure is daarop door [eiseres] ingetrokken.
2.4.
Vanaf december 2022 is opnieuw een huurachterstand ontstaan.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om:
[gedaagde] te veroordelen om de zelfstandige woonruimte aan de [adres] te [woonplaats] met al de hunnen en het hunne (eventuele onderhuurders daaronder begrepen, voor zover zij niet huurder van zelfstandige woonruimte zijn) primair binnen 7 dagen na uitspraak van het te wijzen vonnis en subsidiair binnen een in goede justitie te bepalen termijn te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] tegen deugdelijk bewijs van kwijting te betalen de hoofdsom van € 9.130,00;
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] onder voorbehoud van huurverhoging tegen deugdelijk bewijs van kwijting te betalen € 1.838,00 voor iedere maand na april 2023, dat [gedaagde] met de ontruiming van het gehuurde in gebreke blijft, een ingegane maand te rekenen voor een gehele;
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] tegen deugdelijk bewijs van kwijting te betalen de wettelijke rente ex art. 6:119 BW, over iedere vervallen en niet (volledig) betaalde huurtermijn vanaf de vervaldatum van de betreffende termijn tot aan 7 april 2023, zijnde een bedrag van € 38,02;
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] tegen deugdelijk bewijs van kwijting te betalen de wettelijke rente ex art. 6:119 BW, over de hoofdsom vanaf 7 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] tegen deugdelijk bewijs van kwijting te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 831,50, plus de BTW van € 174,62;
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] tegen deugdelijk bewijs van kwijting te betalen de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van [eiseres] , vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over deze kosten vanaf 14 dagen na het te wijzen vonnis, althans een in goede justitie redelijk geachte termijn, tot aan de dag van de algehele voldoening;
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] tegen deugdelijk bewijs van kwijting te betalen de nakosten ten bedrage van 50% van het geldende salaris gemachtigde, indien en voor zover [gedaagde] niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen, althans binnen een in goede justitie redelijk geachte termijn, na betekening van het te wijzen vonnis, heeft voldaan;
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] tegen deugdelijk bewijs van kwijting te betalen de kosten van de dagvaarding.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiseres] dat [gedaagde] bij herhaling in gebreke blijft met de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Ter voorkoming van deze procedure heeft zij geprobeerd om met [gedaagde] tot een oplossing te komen. [gedaagde] reageert echter nergens op. [eiseres] heeft er geen vertrouwen meer in dat de huurachterstand wordt ingelopen en dat de toekomstige huurtermijnen tijdig worden betaald. [eiseres] heeft, zo stelt zij, een spoedeisend belang bij haar vorderingen. Gelet op de hoogte van de huurachterstand en het feit dat [gedaagde] geen verweer voert, is het aannemelijk te achten dat de vordering tot ontbinding en ontruiming in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
3.3.
[gedaagde] erkent de huurachterstand. Door omstandigheden is hij in financiële problemen geraakt en is hij niet in staat om de huur aan [eiseres] te betalen. Hij verwacht inkomsten waaruit hij de huur(achterstand) zou moeten kunnen voldoen. Een gedwongen ontruiming zou hem in grote problemen brengen. [gedaagde] woont met zijn dochter in de woning. Daarnaast verblijft zijn moeder regelmatig bij hem in de woning.

4.De beoordeling

4.1.
Nu [eiseres] in het buitenland woont en de vordering uit dien hoofde een internationaal karakter draagt, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Verder zal beoordeeld moeten worden welk recht van toepassing is op de vorderingen van [eiseres] .
4.2.
Op grond van art. 16 lid 1 onder a EEX-Vo is uitsluitend bevoegd de rechter van de lidstaat waar de onroerende zaak is gelegen. Nu de gehuurde woning in [woonplaats] is gelegen is de Nederlandse rechter bevoegd om van de vordering kennis te nemen.
4.3.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over het toepasselijke recht. De kantonrechter begrijpt daaruit, en uit de op het Nederlandse recht gebaseerde, niet door [gedaagde] weersproken, stellingen van [eiseres] , dat partijen voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht hebben gekozen.
4.4.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.
4.5.
[eiseres] stelt dat zij, doordat [gedaagde] zijn huur niet betaalt, haar financiële verplichtingen tegenover anderen niet meer (volledig) na kan komen. Daarnaast kan [eiseres] de woning bij gebrek aan de huurinkomsten niet meer optimaal onderhouden, hetgeen een waarde drukkend effect op de woning heeft en mogelijk strijd oplevert met haar wettelijke onderhoudsverplichting tegenover [gedaagde] . [gedaagde] heeft het door [eiseres] gestelde spoedeisend belang niet weersproken.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, aangezien door haar aannemelijk is gemaakt dat zij voor het nakomen van haar financiële verplichtingen (ook) afhankelijk is van de huurbetalingen van [gedaagde] en dat zij door het uitblijven van deze betalingen in financiële problemen komt. Van [eiseres] kan onder deze omstandigheden niet worden gevergd dat zij een bodemprocedure over de ontbinding van de huurovereenkomst afwacht.
4.7.
Een vordering tot ontruiming, waarbij de kantonrechter wordt gevraagd vooruit te lopen op een mogelijke ontbinding van een huurovereenkomst ten aanzien van woonruimte, kan slechts worden toegewezen als boven redelijke twijfel verheven is dat de huurovereenkomst door de rechter in een bodemprocedure zal worden ontbonden. Bovendien moet vast staan dat van de verhuurder in redelijkheid niet kan worden verlangd dat de huurder nog langer gebruik maakt van het gehuurde ook al is de huurovereenkomst nog niet rechtsgeldig geëindigd. De kantonrechter zal aan de hand van deze maatstaf onderzoeken of de door [eiseres] gestelde tekortkomingen in dit geding de veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde kunnen rechtvaardigen.
4.8.
[gedaagde] erkent de huurachterstand. De huur over de periode van december 2022 tot en met april 2023 is onbetaald gebleven. De achterstand in de huurbetaling is zodanig dat in een bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid een op basis van die tekortkoming gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen.
4.9.
Financiële onmacht ontheft [gedaagde] niet van zijn betalingsverplichting. Hij heeft ook onvoldoende onderbouwd wanneer hij wel aan zijn financiële verplichtingen tegenover [eiseres] zou kunnen voldoen.
4.10.
De gevorderde veroordeling tot ontruiming zal in deze procedure daarom worden toegewezen met inachtneming van een ontruimingstermijn van 14 dagen.
4.11.
De gevorderde betaling van de huurachterstand over de periode van december 2022 tot en met april 2023 zal toegewezen worden. [gedaagde] zal ook veroordeeld worden tot betaling van de huur, inclusief eventuele verhogingen daarvan, na april 2023 tot de ontruiming van de woning.
4.12.
De gevorderde rente is als niet weersproken toewijsbaar.
4.13.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiseres] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.14.
[gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 902,86, waarin begrepen € 529,00 aan salaris gemachtigde. In dit bedrag zijn begrepen de kosten van de dagvaarding. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn. De gevorderde nakosten worden eveneens als onderstaand toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de zelfstandige woonruimte aan de [adres] te [woonplaats] , met al het zijne en de zijnen (eventuele onderhuurders daaronder begrepen, voor zover zij niet huurder van zelfstandige woonruimte zijn) binnen 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen deugdelijk bewijs van kwijting te betalen de hoofdsom van € 9.130,00 aan huurachterstand over de periode van december 2022 tot en met april 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW vanaf 7 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen deugdelijk bewijs van kwijting te betalen € 38,02, zijnde de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over iedere vervallen en niet (volledig) betaalde huurtermijn vanaf de vervaldatum van de betreffende termijn tot aan 7 april 2023;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] , onder voorbehoud van huurverhoging, tegen deugdelijk bewijs van kwijting te betalen € 1.838,00 voor iedere maand na april 2023, dat [gedaagde] met de ontruiming van het gehuurde in gebreke blijft, een ingegane maand te rekenen voor een gehele;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen deugdelijk bewijs van kwijting te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.006,12, inclusief BTW;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 902,86, waarin begrepen € 529,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde;
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2023.