ECLI:NL:RBMNE:2023:2189

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
22/4879
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete wegens overtreding quarantaineplicht na terugkeer uit het Verenigd Koninkrijk

Op 21 maart 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de burgemeester van de gemeente Utrecht. Eiser had een bestuurlijke boete van € 339,- opgelegd gekregen omdat hij niet had voldaan aan de quarantaineplicht na zijn terugkeer uit het Verenigd Koninkrijk op 10 augustus 2021. Eiser stelde dat de informatie van de overheid onvoldoende duidelijk was, waardoor hij dacht dat er geen quarantaineplicht voor hem gold. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het besluit van de burgemeester ongegrond verklaard.

De rechtbank oordeelde dat eiser, gezien de regelgeving op dat moment, wel degelijk in quarantaine had moeten gaan. De relevante wetgeving, waaronder de Wet publieke gezondheid en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, stelde dat reizigers uit zeer hoogrisicogebieden, zoals het Verenigd Koninkrijk, verplicht waren om in quarantaine te gaan. Eiser had niet alleen de informatie van de overheid moeten raadplegen, maar had ook moeten kijken naar de lijst van zeer hoogrisicogebieden die op dat moment gold.

De rechtbank concludeerde dat de burgemeester bevoegd was om een bestuurlijke boete op te leggen en dat het beroep van eiser geen doel trof. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4879
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de burgemeester van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. S.N. Ros).

Inleiding

In het besluit van 18 augustus 2021 (primair besluit) heeft verweerder aan eiser een bestuurlijke boete opgelegd van € 339,- omdat eiser niet heeft voldaan aan de quarantaineplicht.
Met het bestreden besluit van 30 september 2022 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
Eiser heeft beroep ingesteld. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de burgemeester van 30 september 2022 op 21 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de burgemeester.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser op 10 augustus 2021 is teruggevlogen vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Nederland, en dat de toezichthouder op 13 augustus 2021 heeft geconstateerd dat eiser zich niet aan de quarantaineplicht [1] heeft gehouden.
2. In geschil is de vraag of aan eiser daarom een bestuurlijke boete opgelegd kon worden.
3. Eiser vindt van niet omdat de informatie van de overheid onvoldoende duidelijk was waardoor hij dacht dat er geen quarantaineplicht voor hem van toepassing was.
4. De relevante regelgeving luidde toentertijd als volgt.
5. Op grond van artikel 58nb, eerste lid van de Wet publieke gezondheid moest degene die het Europese deel van Nederland inreisde en voor die inreis had verbleven in een door de Minister aangewezen gebied, na inreis in quarantaine.
6. Op grond van art 7.2 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 kon de minister gebieden aanwijzen als hoogrisicogebieden, zeer hoogrisicogebieden en uitzonderlijk hoogrisicogebieden.
7. De minister heeft gebieden aangewezen in het Besluit aanwijzing hoog risico gebieden en zeer hoog risico gebieden zoals dat toentertijd gold.
8. Op grond van artikel 1 van dat Besluit waren als hoogrisicogebieden als bedoeld in artikel 7.2 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 aangewezen de in bijlage I opgenomen gebieden. En op grond van artikel 2 van dat Besluit waren als zeer hoogrisicogebieden als bedoeld in artikel 7.2 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 aangewezen de in bijlage II opgenomen gebieden.
9. Het Verenigd Koninkrijk was in die Bijlage II aangewezen als zeer hoog risico gebied in de zin van artikel 7.2 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19.
10. Op grond Van artikel 1.1 Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, was een zeer hoog risico gebied, een gebied ter zake waarvan de verplichting bedoeld in artikelen 58p of 58pa van de Wet publieke gezondheid, gold.
11. Eiser had derhalve - zoals ook niet door hem is betwist - na zijn inreis toentertijd in quarantaine moeten gaan.
12. Dat eiser screenshots heeft overgelegd van de informatie die toentertijd op rijksoverheid.nl en government.nl stond, maakt dat niet anders. Uit die informatie blijkt dat er twee lijsten waren – zeer hoog risicogebied met een zorgwekkende virus variant én zeer hoog risico gebied. Eiser heeft verder alleen de lijst van zeer hoogrisicogebied met een zorgwekkende virusvariant overgelegd zoals die op 7 augustus 2021 gold en waaruit blijkt dat het Verenigd Koninkrijk daar op 8 augustus 2021niet langer op stond.
13. Dat laat echter onverlet dat het Verenigd Koninkrijk op 8 augustus 2021 wel vermeld stond op de lijst van zeer hoogrisicogebieden en dat eiser daarvan, gezien de door hem zelf overgelegde informatie, op de hoogte had kunnen zijn als hij ook op die lijst zou hebben gekeken.
14. Alhoewel de rechtbank op zichzelf kan begrijpen dat regelgeving soms lastig te begrijpen is en dat het moeite kan kosten voor de burger om alles goed te overzien, blijkt zoals reeds overwogen uit de door eiser zelf overgelegde informatie dat die tweede lijst er ook was. De rechtbank volgt daarom niet het standpunt van eiser dat sprake was een dermate onoverzichtelijke situatie dat hem geen enkel verwijt trof van de overtreding.
15. De burgemeester was daarom bevoegd om tegen deze overtreding op te treden en een bestuurlijke boete op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank treft het beroep van eiser dan ook geen doel.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
17. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2023 door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier.
De rechter is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Die volgt uit artikel 58nb Wet publieke gezondheid.