ECLI:NL:RBMNE:2023:2187

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
555146
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen bestuurders/aandeelhouders over managementovereenkomst en aandelenverkoop

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee bestuurders/aandeelhouders van een vennootschap. De eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft een managementovereenkomst opgezegd, wat volgens de gedaagde partij ook het einde van het bestuurderschap van de eiseres betekent. De eiseres heeft haar aandelen te koop aangeboden aan de gedaagde, maar deze heeft de aandelen niet gekocht. De gedaagde heeft vervolgens aangekondigd een algemene vergadering te willen houden om het ontslag van de eiseres als bestuurder te agenderen. De eiseres vordert in kort geding onder andere een verbod op het bijeenroepen van deze vergadering en toegang tot de administratie van de vennootschap. De voorzieningenrechter oordeelt dat de opzegging van de managementovereenkomst ook het ontslag van de eiseres als bestuurder met zich meebrengt, en dat de eiseres geen belang meer heeft bij de vorderingen. De vorderingen van de gedaagde worden grotendeels toegewezen, waaronder een verbod voor de eiseres om haar aandelen zonder toestemming te verkopen. De proceskosten worden toegewezen aan de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/555146 / KL ZA 23-101
Vonnis in kort geding van 9 mei 2023
in de zaak van

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[eiseres sub 1] B.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna afzonderlijk te noemen: [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ,
en gezamenlijk: [eiseres sub 1] c.s.,
advocaat: mr. C. Dullaart in Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. S. Hartog in Alkmaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met als bijlagen producties 1 tot en met 12;
- de conclusie van eis in reconventie tevens houdende akte overlegging producties met als bijlagen producties 1 tot en met 11;
- de mondelinge behandeling op 12 april 2023 in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht;
- de pleitnota van [eiseres sub 1] c.s.;
- de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
De zaak is na de mondelinge behandeling aangehouden zodat partijen alsnog tot overeenstemming konden komen. Bij e-mail van 25 april 2023 heeft de advocaat van [eiseres sub 1] c.s. laten weten dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen en gevraagd om alsnog vonnis te wijzen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser sub 2] is bestuurder en enig aandeelhouder van [eiseres sub 1] . De heer [A] (hierna: [A] ) is bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde] . Op 18 maart 2021 hebben [eiseres sub 1] en [gedaagde] gezamenlijk [onderneming 1] B.V. opgericht (hierna: [onderneming 1] ). [eiseres sub 1] en [gedaagde] zijn allebei bestuurder en zelfstandig bevoegd [onderneming 1] te vertegenwoordigen. Bij de oprichting van [onderneming 1] zijn statuten opgesteld (hierna: de statuten).
2.2.
[onderneming 1] is bestuurder en enig aandeelhouder van de vennootschappen [onderneming 2] B.V. (hierna: [onderneming 2] ), [onderneming 3] B.V. en [onderneming 4] B.V. (hierna gezamenlijk te noemen: [onderneming 1] c.s.).
2.3.
Bij oprichting van [onderneming 1] is tussen [gedaagde] , [A] , [eiseres sub 1] , [eiser sub 2] en [onderneming 1] een aandeelhoudersovereenkomst (hierna: de aandeelhoudersovereenkomst) gesloten.
2.4.
[onderneming 1] en [eiseres sub 1] hebben op 18 maart 2021 ook een managementovereenkomst (hierna: de managementovereenkomst) gesloten. Hierbij is afgesproken dat [eiseres sub 1] als manager van [onderneming 1] wordt aangesteld en dat [eiser sub 2] de daaraan verbonden werkzaamheden feitelijk uitvoert.
2.5.
Kort nadat [onderneming 1] is opgericht ontstonden problemen in de samenwerking tussen [eiseres sub 1] c.s. en [gedaagde] ( [A] ). [eiseres sub 1] heeft bij brief van haar advocaat van 24 november 2022 de managementovereenkomst opgezegd tegen 28 februari 2023. In die brief is vermeld dat deze opzegging voor [eiseres sub 1] uitdrukkelijk niet betekent dat zij ontslag neemt als bestuurder van [onderneming 1] . In diezelfde brief heeft [eiseres sub 1] haar aandelen aan [gedaagde] te koop aangeboden voor € 400.000,‑.
2.6.
Na de opzegging van de managementovereenkomst zijn de aandelen niet verkocht aan [gedaagde] . Omdat [eiseres sub 1] c.s. nog steeds gebonden zijn aan het non-concurrentiebeding uit de aandeelhoudersovereenkomst hebben zij haast bij verkoop van de aandelen. Inmiddels heeft [eiseres sub 1] de aandelen voorwaardelijk verkocht aan de eenmanszaak van de moeder van [eiser sub 2] . De voorwaarde is dat [gedaagde] niet alsnog instemt met de aankoop van de aandelen tegen de geldende vraagprijs.
2.7.
[gedaagde] is van mening dat door de opzegging van de managementovereenkomst [eiseres sub 1] ook ontslag heeft genomen als bestuurder van [onderneming 1] . Omdat [eiseres sub 1] c.s. dat anders zien heeft [gedaagde] zekerheidshalve aangekondigd op 13 april 2023 een algemene vergadering van [onderneming 1] te houden waarop het ontslag van [eiser sub 2] staat geagendeerd. Deze vergadering is voorafgaand aan de behandeling van dit kort geding geannuleerd, maar [gedaagde] heeft laten weten nog steeds van plan te zijn het ontslag van [eiseres sub 1] als bestuurder op een algemene vergadering te agenderen. Inmiddels heeft [gedaagde] [eiseres sub 1] c.s. de toegang tot de systemen van [onderneming 1] c.s. ontzegd.
vorderingen [eiseres sub 1] c.s.
2.8.
[eiseres sub 1] c.s. vorderen daarom in dit kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. [gedaagde] te verbieden om zonder instemming en medewerking van [eiseres sub 1] een algemene vergadering van [onderneming 1] bijeen te roepen en [gedaagde] te verbieden om in of buiten vergadering zonder instemming en medewerking van [eiseres sub 1] een besluit te nemen over het ontslag van [eiseres sub 1] en/of [eiser sub 2] als bestuurder van [onderneming 1] totdat [eiseres sub 1] al haar aandelen in [onderneming 1] heeft verkocht en geleverd aan [gedaagde] of enige andere derde, op straffe van een dwangsom van €100.000,- per overtreding met een maximum van € 1.000.000,-;
II. [gedaagde] te veroordelen om [eiseres sub 1] dan wel [eiser sub 2] met onmiddellijke ingang onbeperkte en volledige toegang te verlenen tot de administratie van [onderneming 1] c.s. in de breedste zin van het woord en daarnaast toegang te geven tot alle camerasystemen van [onderneming 1] c.s., toegang tot het automatische hek van het bedrijfspand van [onderneming 1] en toegang tot datzelfde pand via de app Bold, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag dat niet aan deze veroordeling wordt voldaan;
III. [gedaagde] te veroordelen met onmiddellijke ingang mee te werken aan de levering van aandelen door [eiseres sub 1] aan de derde aan wie zij de aandelen heeft verkocht, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag dat niet aan deze veroordeling wordt voldaan;
subsidiair:
IV. [gedaagde] te veroordelen tot het verstrekken van een schriftelijke verklaring dat zij niet langere gegadigde is voor de aankoop van de door [eiseres sub 1] ten verkoop aangeboden aandelen in [onderneming 1] , op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag dat niet aan deze veroordeling wordt voldaan;
V. te bepalen dat de werking van de non-concurrentiebepaling zoals opgenomen in artikel 10 van de Aandeelhoudersovereenkomst wordt opgeschort totdat [eiseres sub 1] haar aandelen definitief heeft geleverd aan [gedaagde] of een andere verkoper;
meer subsidiair:
VI. een alomvattende regeling of andere ordemaatregel te treffen ter voorkoming van verdere schade aan [onderneming 1] en beëindiging van het geschil;
in alle gevallen:
VII. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
vorderingen [gedaagde]
2.9.
heeft een tegenvordering ingediend en vordert, uitvoerbaar bij voorraad:
[eiseres sub 1] c.s. te verbieden om zonder instemming en medewerking van [eiseres sub 1]
(de voorzieningenrechter leest: [gedaagde] )haar aandelen in [onderneming 1] te verkopen c.q. te leveren, op straffe van een dwangsom van € 200.000,- per overtreding;
[eiseres sub 1] c.s. te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis haar aandelen in [onderneming 1] te koop aan te bieden aan haar medeaandeelhouders conform artikel 14 c.q. 15 van de staten van de vennootschap [onderneming 1] , op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat zij in gebreke blijft, met een maximum van € 200.000,-;
[eiseres sub 1] te schorsen als bestuurder, althans [eiseres sub 1] c.s. de toegang te ontzeggen tot bestuursvergaderingen, het pand en het bedrijfsterrein van [onderneming 1] en [onderneming 2] , op straffe van een dwangsom € 5.000,- per overtreding;
[eiseres sub 1] c.s. te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de mobiele telefoon en laptop in te leveren, met daarop al haar inhoud, zonder dat de daarop staande bestanden gewist mogen worden, zijnde onder meer de communicatie en gegevens met de klanten en leveranciers van [onderneming 2] , op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat zij in gebreke blijven, met een maximum van € 50.000,-;
[eiseres sub 1] c.s. te veroordelen tot betaling van de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.Wat oordeelt de voorzieningenrechter?

spoedeisend belang
3.1.
[gedaagde] betwist dat [eiseres sub 1] c.s. een spoedeisend belang hebben omdat de algemene vergadering op 13 april 2023 is geannuleerd. Maar gelet op de aard van de vorderingen over en weer is de voorzieningenrechter van oordeel dat beide partijen een spoedeisend belang hebben bij beoordeling van de vorderingen.
inhoudelijke beoordeling
3.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het in een kort geding gaat om de vraag of – vooruitlopend op de uitkomst van een bodemprocedure – een voorlopige voorziening moet worden gegeven. Dat betekent kort gezegd dat, zonder verder onderzoek, al voldoende duidelijk moet zijn dat een bodemrechter de vorderingen zal toewijzen. In deze zaak is dat voor de vorderingen van [eiseres sub 1] c.s. onvoldoende duidelijk geworden, zodat die vorderingen zullen worden afgewezen. De vorderingen van [gedaagde] zullen voor het grootste gedeelte worden toegewezen. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
zijn [eiseres sub 1] c.s. nog (middellijk) bestuurder en aandeelhouder van [onderneming 1] ?
3.3.
[eiseres sub 1] c.s. stellen zich op het standpunt dat de opzegging van de managementovereenkomst op 24 november 2022 niet betekent dat [eiseres sub 1] daardoor geen bestuurder van [onderneming 1] meer is. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de managementovereenkomst zodanig is verweven met het bestuurderschap dat opzegging van de managementovereenkomst tot gevolg heeft dat [eiseres sub 1] daarmee ook haar ontslag heeft ingediend als bestuurder. [gedaagde] doet hierbij een beroep op de zogenaamde ’15-april-arresten’ van de Hoge Raad.
3.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval opzegging van de managementovereenkomst met zich brengt dat [eiseres sub 1] ook ontslag heeft genomen als bestuurder. Uit de ’15-april-arresten’ en de daarop volgende rechtspraak volgt dat vanwege de verwevenheid van de vennootschapsrechtelijke en de managementbetrekking, het vennootschapsrechtelijke ontslag van de statutair bestuurder ook de beëindiging van de managementovereenkomst betekent. In deze uitspraken was eerst sprake van ontslag van de statutair bestuurder waarna de vraag beantwoord moest worden of dat ook gevolgen had voor de managementovereenkomst. In deze zaak is de situatie juist andersom: eerst is de managementovereenkomst opgezegd en nu is het de vraag of dat ook betekent dat daarmee het ontslag van de bestuurder gegeven is. Dit is een vraag van uitleg die aan de hand van de Haviltexmaatstaf moet worden beantwoord.
3.5.
In dit verband zijn hier de volgende afspraken tussen partijen van belang. In artikel 2 van de managementovereenkomst staat:
“2. VOORWERP VAN DE OVEREENKOMST
1.
Vanaf de ingangsdatum geeft de vennootschap opdracht aan de manager voor het verrichten van managementwerkzaamheden met betrekking tot de door de vennootschap en haar dochtervennootschappen uitgeoefende onderneming, (…).
2.
Voornoemde werkzaamheden omvatten het (al dan niet indirecte) statutair bestuur en de dagelijkse leiding van de vennootschap en haar dochtervennootschappen tezamen met de andere bestuurders. (…)”
In de artikelen 3.2 en 3.3 van de aandeelhoudersovereenkomst staat:
“3.2 [gedaagde] en [eiseres sub 1] worden als Bestuurder van de Vennootschap benoemd (…)
3.3
Zowel [gedaagde] als [eiseres sub 1] gaan een managementovereenkomst met de Vennootschap aan op basis waarvan zij een vergoeding zullen ontvangen voor hun werkzaamheden als Bestuurder. (…) De uit de managementovereenkomsten voortvloeiende bezoldiging van de Bestuurders, is (bij dezen) vastgesteld door de Aandeelhoudersvergadering.”
Uit deze afspraken blijkt de bedoeling van partijen om de managementovereenkomst en het bestuurswerk met elkaar te verweven. De managementovereenkomst is tot stand gekomen om te zorgen dat [eiseres sub 1] voor haar werk als bestuurder zou worden betaald. Het werk als manager houdt in dat de bestuurstaken van [onderneming 1] worden verricht. Bij de opzegging hebben [eiseres sub 1] c.s. geprobeerd dit te splitsen, maar dat is niet hoe partijen het hebben afgesproken. Bovendien heeft [eiseres sub 1] in de opzeggingsbrief gemeld dat zij, als gevolg van die opzegging, de aandelen te koop aanbiedt aan [gedaagde] . Ook hieruit volgt dat [eiseres sub 1] c.s. zelf al bezig waren om de samenwerking in zijn geheel tot een einde te laten komen. Deze combinatie van factoren maakt dat [gedaagde] de opzegging terecht heeft mogen opvatten als einde van het statutair bestuurderschap van [eiseres sub 1] . Dat betekent dat [eiseres sub 1] sinds 28 februari 2023 geen bestuurder meer is van [onderneming 1] . De voorzieningenrechter zal hieronder beoordelen wat deze conclusie betekent voor de vorderingen over en weer die zien op het bestuurderschap.
primaire vorderingen I en II van [eiseres sub 1] c.s.
3.5.1.
Omdat [eiseres sub 1] geen bestuurder meer is, hebben [eiseres sub 1] c.s. geen belang meer bij een verbod om een algemene vergadering te houden met als agendapunt het ontslag van [eiseres sub 1] . [eiseres sub 1] c.s. vorderen onder II om weer beschikking te krijgen over de administratie van [onderneming 1] c.s. en toegang tot de panden van [onderneming 1] en [onderneming 1] c.s. Ook hiervoor geldt dat [eiseres sub 1] c.s. hierbij geen belang meer hebben. De primaire vorderingen I en II worden daarom afgewezen.
vorderingen 3 en 4 van [gedaagde]
3.5.2.
Vordering 3 van [gedaagde] is primair gericht op schorsing van [eiseres sub 1] als bestuurder van [onderneming 1] . Dit onderdeel wordt afgewezen omdat is geoordeeld dat [eiseres sub 1] geen bestuurder meer is. Subsidiair vordert [gedaagde] dat [eiseres sub 1] c.s. de toegang tot bestuursvergaderingen, het pand en het bedrijfsterrein van [onderneming 1] en [onderneming 2] wordt ontzegd. Dit subsidiaire deel van de vordering kan wel worden toegewezen aangezien [eiseres sub 1] c.s., gegeven het geëigende managerschap en bestuurderschap, geen recht meer hebben op toegang tot de bestuursvergaderingen, het pand en het bedrijfsterrein van [onderneming 1] en [onderneming 2] . Vordering 4 tot afgifte van de telefoon en laptop kunnen om dezelfde redenen ook worden toegewezen. Deze veroordelingen laten overigens onverlet dat [eiseres sub 1] uit hoofde van haar (vooralsnog voortdurende) aandeelhouderschap in [onderneming 1] wel moet blijven kunnen doen en bezitten wat bij die positie hoort.
verkoop aandelen
3.6.
In artikel 7.3 sub 10 van de aandeelhoudersovereenkomst staat dat als een aandeelhouder de managementovereenkomst opzegt, deze aandeelhouder verplicht is om de aandelen aan de andere aandeelhouder aan te bieden conform artikel 14 van de statuten. In dat artikel staat beschreven welke regeling gevolgd moet worden voor verkoop van de aandelen. Dat komt kort gezegd op het volgende neer:
Stap 1: De aandeelhouder die aandelen wil overdragen deelt aan het bestuur mee welke aandelen hij wil overdragen. Het bestuur deelt het aanbod binnen twee weken mee aan de medeaandeelhouders (artikel 14 lid 3 en lid 5).
Stap 2: De prijs moet binnen twee weken na ontvangst van de mededeling uit stap 1 worden vastgesteld. Als de aandeelhouders er samen niet uitkomen, benoemen de aandeelhouders één of meer onafhankelijke deskundigen die de prijs vaststellen (artikel 14 lid 3).
Stap 3: Als het de aandeelhouders niet lukt om gezamenlijk één of meer deskundigen te benoemen, dan zal de meest gerede partij aan de voorzitter van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie de benoeming van drie onafhankelijke deskundigen verzoeken (artikel 14 lid 3).
Stap 4: Het bestuur stelt alle aandeelhouders binnen twee weken nadat haar de door de deskundige vastgestelde prijs is meegedeeld, van die prijs op de hoogte (artikel 14 lid 5).
Stap 5: De aandeelhouders die de aangeboden aandelen willen kopen geven daarvan kennis aan het bestuur binnen twee weken nadat zij op de hoogte zijn gesteld van de prijs (artikel 14 lid 7).
Stap 6: Als de voorgaande stappen zijn doorlopen en dit niet heeft geleid tot aandeelhouders die de aandelen wensen te kopen, heeft de aandeelhouder die de aandelen wil overdragen het recht om de aandelen te koop aan te bieden aan derden (artikel 14 lid 1).
3.7.
Uit de opzeggingsbrief van 24 november 2022 blijkt dat [eiseres sub 1] c.s. van deze regeling op de hoogte waren. In de brief wordt namelijk verwezen naar artikel 7.3 sub 10 van de aandeelhoudersovereenkomst én de aandelen worden daadwerkelijk aangeboden aan (de advocaat van) [gedaagde] . Ook wordt in die brief verwezen naar de statuten waarin is bepaald dat partijen binnen twee weken na het aanbod een prijs moeten vaststellen of dat zij daarvoor een deskundige moeten inschakelen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de brief van 24 november 2022 moet worden opgevat als het volledig doorlopen van stap 1. [eiseres sub 1] heeft meegedeeld de aandelen te willen overdragen en omdat [gedaagde] zowel aandeelhouder als ook bestuurder is, was hiermee direct ook voldaan aan de mededeling van het bestuur aan de medeaandeelhouder.
3.8.
Na stap 1 is door beide partijen geen verdere actie ondernomen om het in de statuten voorgestelde tijdpad te volgen. [eiseres sub 1] heeft inmiddels de aandelen aan de eenmanszaak van de moeder van [eiser sub 2] verkocht, onder de ontbindende voorwaarde dat als [gedaagde] de aandelen alsnog wil kopen, dat voorrang heeft. Hieruit blijkt dat [eiseres sub 1] het spoor om de aandelen alsnog aan [gedaagde] te verkopen steeds heeft opengehouden. Op de zitting heeft [eiser sub 2] ook verklaard dat het zijn voorkeur heeft als [gedaagde] de aandelen koopt en dat de eenmanszaak van zijn moeder hiermee niet wordt belast. Hieronder zal de voorzieningenrechter oordelen wat het voorgaande betekent voor de vorderingen over en weer met betrekking tot de verkoop van de aandelen in [onderneming 1] .
vordering 1 van [gedaagde]
3.8.1.
De voorzieningenrechter vat deze vordering op als dat [gedaagde] vraagt om [eiseres sub 1] c.s. te verbieden om zonder toestemming van [gedaagde] de aandelen in [onderneming 1] te verkopen dan wel te leveren aan een derde. Zoals overwogen moet eerst de regeling zoals is vastgesteld in de statuten en in onderdeel 3.6 van dit vonnis is opgenomen worden gevolgd voor verkoop van de aandelen, wat tot op heden nog niet is gebeurd. Dat betekent dat deze vordering kan worden toegewezen, met de kanttekening dat dit verbod geldt zolang niet op grond van artikel 14 van de statuten, met name de daarin voorgeschreven regeling, duidelijk is of [gedaagde] als koper zal optreden.
vordering 2 van [gedaagde]
3.8.2.
vraagt om [eiseres sub 1] c.s. te veroordelen om haar aandelen in [onderneming 1] aan [gedaagde] aan te bieden. Deze vordering wordt afgewezen omdat [eiseres sub 1] de aandelen al heeft aangeboden, namelijk bij brief van 24 november 2022. Partijen hebben sindsdien stilgezeten, de status quo is dat het aanbod is gedaan aan het bestuur en ook de medeaandeelhouder en dat de regeling zoals in artikel 14 van de statuten voorgeschreven vervolgd kan worden, waartoe de meest gerede partij de benodigde stappen zal kunnen nemen. [eiseres sub 1] zal dus niet opnieuw de aandelen aan te hoeven bieden.
primaire vordering III en subsidiaire vordering IV van [eiseres sub 1] c.s.
3.8.3.
[eiseres sub 1] c.s. vorderen dat [gedaagde] moet meewerken aan de levering van de aandelen aan de derde (de eenmanszaak van de moeder van [eiser sub 2] ) aan wie de aandelen zijn verkocht. Ook hiervoor geldt dat, omdat de regeling uit de statuten niet is gevolgd, deze vordering niet kan worden toegewezen. Partijen moeten eerst de regeling volgen en als bij stap 6 blijkt dat [gedaagde] de aandelen niet zal kopen, kan [eiseres sub 1] de aandelen alsnog aan een derde verkopen. Dat betekent dat ook de subsidiaire vordering IV waarin [eiseres sub 1] c.s. vorderen dat [gedaagde] een verklaring verstrekt dat zij niet langer gegadigde is voor koop van de aandelen niet kan worden toegewezen.
subsidiaire vordering V van [eiseres sub 1] c.s.
3.8.4.
[eiseres sub 1] c.s. vorderen opschorting van het non-concurrentiebeding in artikel 10 van de aandeelhoudersovereenkomst. In dit artikel is afgesproken dat partijen tijdens het aandeelhouderschap geen concurrerende activiteiten mogen uitvoeren en dat in de periode van drie jaar na het aandeelhouderschap geen concurrerende activiteiten uitgevoerd mogen worden binnen een straal van honderd kilometer van een vestiging of filiaal van [onderneming 1] of een [onderneming 1] c.s. De voorzieningenrechter begrijpt deze vordering zo dat de opschorting ziet op het totale verbod op concurrerende activiteiten en dat de driejaarstermijn al vóór verkoop en levering van de aandelen mag ingaan. Zoals hiervoor is geoordeeld heeft [eiseres sub 1] na stap 1 geen verdere actie ondernomen voor verkoop van de aandelen. Door niet voortvarend te werk te gaan heeft zij het aan zichzelf te wijten dat de aandelen nog niet verkocht zijn en dus ook dat de driejaarstermijn nog niet is gestart. Partijen hebben bij aanvang van de samenwerking afspraken gemaakt en zijn overeengekomen dat geen concurrerende activiteiten ondernomen mogen worden zolang een partij nog aandeelhouder is. Dat de situatie waarin partijen zich nu bevinden, namelijk dat [eiseres sub 1] geen bestuurder meer is maar nog wel aandeelhouder, nu langer duurt dan voorzien had [eiseres sub 1] kunnen voorkomen door de stappen uit de regeling te vervolgen. De voorzieningenrechter ziet daarom geen grond voor toewijzing van deze vordering en zal deze afwijzen.
dwangsommen
3.9.
[gedaagde] heeft dwangsommen gevorderd. [eiseres sub 1] c.s. hebben zich niet uitgelaten over de (hoogte van de) gevorderde dwangsommen. De voorzieningenrechter zal de dwangsommen toewijzen zoals gevorderd, waarbij de dwangsom bij vordering 3 zal worden gemaximeerd tot € 50.000,-.
proces- en nakosten
3.10.
Omdat [eiseres sub 1] c.s. ongelijk hebben gekregen in conventie en reconventie moeten zij de proceskosten van [gedaagde] vergoeden. De kosten in conventie worden begroot op € 1.755,- (griffierecht à € 676,- en salaris advocaat à € 1.079,-). De kosten in reconventie worden begroot op € 539,50 (salaris advocaat factor 0,5). De nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten worden ook toegewezen.
hoofdelijkheid
3.11.
De proces- en nakostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.755,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
in reconventie
4.3.
verbiedt [eiseres sub 1] c.s. om zonder instemming en medewerking van [gedaagde] haar aandelen in [onderneming 1] te verkopen dan wel te leveren aan een ander dan [gedaagde] zolang niet op grond van artikel 14 van de statuten, met name de daarin voorgeschreven regeling voor verkoop van de aandelen, duidelijk is of [gedaagde] als verkoper zal optreden;
4.4.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 200.000,- per overtreding van de in 4.3 uitgesproken hoofdveroordeling;
4.5.
ontzegt [eiseres sub 1] c.s. de toegang tot bestuursvergaderingen, het pand en het bedrijfsterrein van [onderneming 1] en [onderneming 2] ;
4.6.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 5.000,- per dag dat zij niet aan de in 4.5 uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt;
4.7.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de mobiele telefoon (iPhone 13 Pro Gold) en laptop (Dell Latitude E7470) in te leveren, met daarop al hun inhoud, zonder dat de daarop staande bestanden gewist mogen worden, zijnde onder meer de communicatie en gegevens (waaronder WhatsApp, e-mails en overige communicatie) met de klanten en leveranciers van [onderneming 2] ;
4.8.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 1.000,- per dag dat zij niet aan de in 4.7 uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt;
4.9.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 539,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
4.10.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in conventie en reconventie
4.11.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 271,- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,- aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
4.12.
verklaart het onder 4.2, 4.3, 4.4, 4.5. 4.6, 4.7, 4.8, 4.9 en 4.11 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen als griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.A.T. van Rens op 9 mei 2023.