ECLI:NL:RBMNE:2023:2177

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
16/211477-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak voor poging tot moord en bezit van MDMA

Op 12 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord en het bezit van MDMA. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feiten 1 en 2, die betrekking hadden op de poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als medepleger aan te wijzen. De zoon van de verdachte had weliswaar met een vuurwapen geschoten, maar er was geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van het wapen of dat hij betrokken was bij de schietpartij. De rechtbank concludeerde dat er geen nauwe en bewuste samenwerking was tussen de verdachte en zijn zoon, en dat er geen bewijs was dat de verdachte de schietpartij had uitgelokt of hierbij behulpzaam was geweest.

Wat betreft feit 3, het bezit van MDMA, oordeelde de rechtbank eveneens dat er onvoldoende bewijs was dat de MDMA aan de verdachte toebehoorde. De verdachte verbleef in de woning waar de verdovende middelen waren aangetroffen, maar er waren ook andere personen aanwezig. De rechtbank vond de verklaringen van de huisbewoners niet overtuigend genoeg om te concluderen dat de MDMA aan de verdachte toebehoorde. Daarom sprak de rechtbank de verdachte ook vrij van dit feit.

De benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank besloot ook dat de in beslag genomen verdovende middelen moesten worden onttrokken aan het verkeer, terwijl de telefoon van de verdachte moest worden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/211477-22
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2022, 17 februari 2023 en 28 april 2023. Op 28 april 2023 is de zaak inhoudelijk behandeld. De verdachte is op die terechtzitting in persoon verschenen en heeft zich laten bijstaan door mr. S. Melliti, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht, alsmede hetgeen door mr. C.C. Delpeche, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer 3] , en door mr. H.O. den Otter, advocaat te Arnhem, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
Feit 1: op 16 augustus 2022 te Utrecht samen met een ander [slachtoffer 1] heeft geprobeerd te doden (moord dan wel doodslag) door meermalen met een vuurwapen in die richting van [slachtoffer 1] te schieten (
primair), dan wel dat verdachte dit feit heeft uitgelokt (
subsidiair), dan wel dat verdachte medeplichtig is aan dit feit (
meer subsidiair);
Feit 2: op 16 augustus 2022 te Utrecht samen met een ander [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft geprobeerd te doden (moord dan wel doodslag) door meermalen met een vuurwapen in die richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te schieten (
primair), dan wel dat verdachte dit feit heeft uitgelokt (
subsidiair), dan wel dat verdachte medeplichtig is aan dit feit (
meer subsidiair);
Feit 3: op 24 augustus 2022 te Utrecht ongeveer 682,89 gram MDMA aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. Hij stelt zich op het standpunt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om verdachte als medepleger bij de moord dan wel doodslag aan te wijzen. Uit het dossier blijkt alleen dat verdachte tegen zijn zoon (de medeverdachte) heeft gezegd dat hij een afspraak had met één van de slachtoffers. Maar dit enkele gegeven is onvoldoende om tot een veroordeling te komen voor de rol van uitlokker of medeplichtige. De officier van justitie rekwireert daarom tot integrale vrijspraak voor de feiten 1 en 2.
De officier van justitie acht het onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte verbleef in het huis waar de verdovende middelen zijn aangetroffen en deze middelen zijn in de nabijheid van zijn slaapplek aangetroffen. In een tas zaten goederen die rechtstreeks aan verdachte te koppelen zijn en daarnaast is in die tas amfetamine aangetroffen. Hoewel dit niet ten laste is gelegd, bevestigt dit wel de verklaring van de bewoners van het huis dat deze spullen en dus ook de MDMA aan verdachte toebehoren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 merkt zij het volgende op. Het procesdossier bevat geen aanknopingspunten om ten aanzien van verdachte te komen tot het medeplegen van poging tot moord dan wel doodslag. Niet is gebleken dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Zelfs als gesteld zou worden dat verdachte enige rol van betekenis heeft gehad in het ten laste gelegde, dan is dit van onvoldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken. Daarnaast is er geen enkele aanwijzing dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de uitlokking van dan wel de medeplichtigheid aan de poging tot moord dan wel doodslag. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat verdachte integraal vrijgesproken moet worden van de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2.
De raadsvrouw merkt ten aanzien van het ten laste gelegd onder feit 3 het volgende op. Verdachte verbleef wel eens in de woning waar de verdovende middelen zijn aangetroffen, maar ontkent dat de ten laste gelegde MDMA van hem is. De MDMA is in een kistje onder de bank en in een flesjes in de koelkast aangetroffen. Naast verdachte verbleven ook nog drie andere personen in de woning, waaronder de hoofdbewoner. De verdediging meent dan ook dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te stellen dat de ten laste gelegde verdovende middelen toebehoren aan verdachte en het verzoek is hem eveneens vrij te spreken van het ten laste gelegde onder feit 3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Feiten 1 en 2
Verdachte heeft al geruime tijd een hoogoplopend conflict met [slachtoffer 1] , een van de slachtoffers in deze zaak. Vaststaat dat verdachte een afspraak had gemaakt met [slachtoffer 1] om elkaar in de avond van 16 augustus 2022 te ontmoeten in het [.] . Verder staat vast dat verdachte en [slachtoffer 1] elkaar die avond niet hebben ontmoet, dat de zoon en [slachtoffer 1] elkaar die avond wel hebben ontmoet, dat de zoon op dat moment een vuurwapen bij zich had, dat de zoon kort nadat hij en [slachtoffer 1] elkaar hadden gezien is weggerend, dat [slachtoffer 1] samen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] achter hem aan is gerend en dat de zoon van verdachte toen op enige moment 13 schoten heeft afgevuurd in de richting van [slachtoffer 1] en zijn vrienden.
Uit het dossier blijkt verder dat de zoon van verdachte op de hoogte was van het conflict tussen verdachte en [slachtoffer 1] . De zoon heeft verklaard dat hij zijn vader tegenkwam in de buurt van het [.] en dat hij zag dat zijn vader zo dronken was dat hij nauwelijks meer op zijn benen kon staan. De zoon zegt dat hij zijn vader toen naar huis heeft gestuurd en tegen hem heeft gezegd dat hij wel met [slachtoffer 1] zou gaan praten.
Het is onduidelijk gebleven hoe en wanneer de zoon van verdachte aan het vuurwapen is gekomen. Uit het dossier blijkt echter niet dat verdachte wist dat zijn zoon een wapen bij zich had, en ook niet dat hij dat wapen zelf aan de medeverdachte heeft gegeven. Ook blijkt uit het dossier niet dat tussen verdachte en zijn zoon is gesproken over het gebruik van (ander) geweld tegen [slachtoffer 1] .
Kortom: vaststaat dat de zoon van verdachte met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van de slachtoffers, maar uit het dossier blijkt niet dat hierbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn zoon, of zelfs maar dat verdachte hiervan wist. Evenmin blijkt uit het dossier dat verdachte de feiten 1 en 2 opzettelijk heeft uitgelokt, of hierbij behulpzaam is geweest.
De rechtbank zal verdachte daarom wegens gebrek aan bewijs vrijspreken van het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde.
Feit 3
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat de MDMA die is gevonden in het kistje onder de bank en in de koelkast van de verdachte is. Verdachte verbleef enkel in de woning waar de verdovende middelen zijn aangetroffen en naast hem verbleven er ook andere personen in deze woning, waaronder de hoofdbewoner. Hoewel verdachte volgens de bewoners wel eens bij hen op de bank sliep is dit onvoldoende om te concluderen dat het kistje aan hem toebehoort. Het kistje is ook niet onderzocht op sporen. Daarnaast zijn de ten laste gelegde verdovende middelen aangetroffen in de koelkast, waar iedereen die in het huis verbleef gebruik van maakte. De huisbewoners hebben een voor verdachte belastende verklaring over de verdovende middelen afgelegd. Gelet op het eigenbelang wat zij hebben bij een voor henzelf ontlastende verklaring, vindt de rechtbank dit, bij gebrek aan andere bewijsmiddelen die naar verdachte wijzen, onvoldoende om te komen tot de overtuiging dat deze verdovende middelen aan verdachte toebehoren.
De rechtbank heeft op basis van de wettige bewijsmiddelen in het dossier niet de overtuiging gekregen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken.

5.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 76.279,20. Dit bedrag bestaat uit € 6.279,20 materiële schade en € 70.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.580. Dit bedrag bestaat uit € 80 materiële schade en € 7.500 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 14.269,60. Dit bedrag bestaat uit € 6.769,60 materiële schade en € 7.500 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen gelet op de gerekwireerde vrijspraak.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de vorderingen primair af te wijzen, althans niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij ten aanzien van een aantal onderdelen van de vorderingen inhoudelijk verweer gevoerd
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 en zal de benadeelde partijen dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.

6.BESLAG

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de inbeslaggenomen verdovende middelen te onttrekken aan het verkeer en de inbeslaggenomen telefoon terug te geven aan verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen verdovende middelen onttrekken aan het verkeer. Deze middelen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Teruggave
De rechtbank bepaalt dat de in beslag genomen telefoon en het geldkistje moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende.

7.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer:
o 7 stuks verdovende middelen (groen), goednummer 3036252;
o zak verdovende middelen (wit poeder), goednummer 3036245;
o fles Pisang Ambon (voor de helft gevuld met groene drank), goednummer 3036210;
o zak verdovende middelen (groene pillen), goednummer 3036221;
o zak verdovende middelen (buisjes met rode vloeistof), goednummer 3036224;
o zak papier (ponypacks), goednummer 3036225;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
o de telefoon, goednummer 3036233;
o geldkist, (zilverkleurig geldkistje), goednummer 3036226;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- verklaart [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. R. Lonterman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 mei 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 augustus 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven
- meermalen met een vuurwapen op/in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[A] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 16 augustus 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven
- meermalen met een vuurwapen op/in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk feit verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juli 2022 tot en met 16 augustus 2022 te Utrecht, althans in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door
- telefonisch een afspraak in het [.] te maken met voornoemde [slachtoffer 1] , met wie hij, verdachte, een conflict had en/of ten aanzien van wie hij, verdachte, bedreigingen naar het leven heeft geuit en/of
- voornoemde [A] op de hoogte te brengen van deze afspraak en/of het bestaande conflict en/of
- voornoemde [A] (in zijn, verdachtes, plaats) met een vuurwapen naar het [.] te sturen/te laten gaan en/of
- alwaar voornoemde [A] (in zijn, verdachtes, plaats) voornoemde [slachtoffer 1] aantrof;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[A] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 16 augustus 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven
- meermalen met een vuurwapen op/in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot welk feit verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juli 2022 tot en met 16 augustus 2022 te Utrecht opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door
- telefonisch een afspraak in het [.] te maken met voornoemde [slachtoffer 1] , met wie hij, verdachte, een conflict had en/of ten aanzien van wie hij, verdachte, bedreigingen naar het leven heeft geuit en/of
- voornoemde [A] op de hoogte te brengen van deze afspraak en/of het bestaande conflict en/of
- voornoemde [A] (in zijn, verdachtes, plaats) met een vuurwapen naar het [.] te sturen/te laten gaan en/of
- alwaar voornoemde [A] (in zijn, verdachtes, plaats) voornoemde [slachtoffer 1] aantrof;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 16 augustus 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven
- meermalen met een vuurwapen op/in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[A] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 16 augustus 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven
- meermalen met een vuurwapen op/in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk feit verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juli 2022 tot en met 16 augustus 2022 te Utrecht, althans in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door
- telefonisch een afspraak in het [.] te maken met [slachtoffer 1] , met wie hij, verdachte, een conflict had en/of ten aanzien van wie hij, verdachte, bedreigingen naar het leven heeft geuit en/of
- voornoemde [A] op de hoogte te brengen van deze afspraak en/of het bestaande conflict en/of
- voornoemde [A] (in zijn, verdachtes, plaats) met een vuurwapen naar het [.] te sturen/te laten gaan en/of
- alwaar voornoemde [A] (in zijn, verdachtes, plaats) voornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] aantrof;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[A] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 16 augustus 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven
- meermalen met een vuurwapen op/in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot welk feit verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juli 2022 tot en met 16 augustus 2022 te Utrecht opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door
- telefonisch een afspraak in het [.] te maken met [slachtoffer 1] , met wie hij, verdachte, een conflict had en/of ten aanzien van wie hij, verdachte, bedreigingen naar het leven heeft geuit en/of
- voornoemde [A] op de hoogte te brengen van deze afspraak en/of het bestaande conflict en/of
- voornoemde [A] (in zijn, verdachtes, plaats) met een vuurwapen naar het [.] te sturen/te laten gaan en/of
- alwaar voornoemde [A] (in zijn, verdachtes, plaats) voornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] aantrof;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 24 augustus 2022 te Utrechtopzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 682,89 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )