In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde over de ontruiming van een woning. De eiser, die tijdelijk in het buitenland verbleef, had toestemming van zijn verhuurder, Stichting Woningcorporaties Het Gooi en Omstreken, om zijn woning voor een bepaalde tijd onder te verhuren. De onderhuurovereenkomst was aangegaan voor de periode van 7 januari 2022 tot 7 januari 2023. De eiser heeft de onderhuurovereenkomst tijdig opgezegd, maar de gedaagde weigerde de woning te verlaten. De eiser vorderde in kort geding ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand.
De kantonrechter oordeelde dat de onderhuurovereenkomst voor bepaalde tijd was geëindigd op 7 januari 2023, en dat de aanzegging door de eiser tijdig was gedaan. De gedaagde had aangevoerd dat er een diplomatenclausule in de overeenkomst was opgenomen, waardoor de opzegtermijn niet in acht was genomen. De kantonrechter verwierp dit verweer en oordeelde dat de aanzegging op tijd was gedaan, zowel per aangetekende brief als per e-mail. De persoonlijke omstandigheden van de gedaagde werden weliswaar erkend, maar de rechter oordeelde dat deze niet opwogen tegen de belangen van de eiser.
De vordering tot ontruiming werd toegewezen, maar de gevorderde dwangsom en de huurbetalingen werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moest ontruimen.