5.3.6Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1: crimineel samenwerkingsverband
Instructie uitvoering plofkraak
Uit het OVC010-gesprek in de woning van [verdachte] met sessienummers 20196 en 20197 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
N: ben je daar heen geweest?
A: Nee ik heb een filmpje gezien.
N: heb je die film?
A: Ja.
A: En hier stonden ook die Pinnies...hier stond 1 pinnie dus vandaar dat ik weet, en ik weet dat hij altijd die filmpjes maakt, laat die het zo zien
Uit het proces-verbaal stemherkenning [B] instructiefilmpje onderzoek Basalt blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Vanuit het onderzoek 31NIX20 werd duidelijk dat de explosievenstof TATP mogelijk geleverd was door iemand uit Groningen. Door de districtsrecherche Groningen bleek onderzoek naar het voornoemde incident te zijn ingesteld onder de onderzoeknaam “Basalt”. Met verkregen toestemming vanuit onderzoek Basalt werd een veiliggesteld instructiefilmpje door ons onderzocht voor een stemherkenning. Dit bestand betrof een video (een instructiefilmpje), waarbij door een persoon duidelijk werd gemaakt hoe je vanuit het uitgifte gedeelte van een ATM, merk [onderneming 1] , bij het kluisgedeelte kon komen. Dit werd duidelijk gemaakt door middel van het inbrengen van een rolmaat, welke werd uitgeschoven en via een opening van uitgifte in het kluisgedeelte uitkwam. Door een mannelijke stem werd het voornoemde ook duidelijke gemaakt. (…) Uit deze vergelijking hebben wij vastgesteld dat de stem toebehoort aan de verdachte [B] in het instructiefilmpje vanuit onderzoek Basalt.
Uit een OVC-sessie uit ATM6 met sessienummer 5192, van 15 juli 2020 te 20:00:52 uur blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:20:06 uur: [B] heeft de achterkant van de ATM geopend, kijkt er binnen en verricht handelingen.
20:12 uur: [B] is nu (zichtbaar) vergezeld van [medeverdachte 4] . Samen kijken zij in de ATM, terwijl handelingen worden verricht.
Uit een OVC- sessie uit ATM 6 met sessienummer 5194, van 15 juli 2020 te 20.10.54 uur blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:[B] : Zit het erin?
[medeverdachte 4] : Ja, hij zit erin
[B] : [ntv] nog meer buigen, misschien beter
[medeverdachte 4] : Ik ga vanaf hier effe buigen..[geluiden gelijkend op metaalgeluiden hoorbaar]...oke....[ntv]
[B] : En wat die hoerenkind doet, gaat naar achteren, dus dan trek je die deur gewoon naar achteren... deze...Want die scherm [fon] zit nu daar vast. Je kan niets met die scherm doen.... [ntv].....Meer naar achter, gaan we deze slotje mollen of met een schaar of met een slijpie. Heb je kans dat het slotje.[ntv] precies als je dit stukje wegslijpt, snap je...[klop en tikgeluiden hoorbaar]
[medeverdachte 4] : ....[ntv]..
[B] : Als je een goeie accu hebt of gewoon benzine, 2 seconden ben je doorheen..half minuutje ben je doorheen.
[medeverdachte 4] : je moet die elektrische dingen hebben man! (...)
47469..[ntv], ..[werkgeluiden hoorbaar] Het is in principe.... ik moet ..jij moet voor mij iemand vinden, die voor mij dit erop last.......Want kijk, als ik hem zo ga buigen. Dan zie je, gaat hier verstopt raken.
[medeverdachte 4] : Ja, klopt
[B] : Snap je? Hij moet echt, eentje moet gewoon recht blijven.
[.] : [ntv]
[B] : [ntv] ....zo dik mogelijk blijft zodat ie lekker ook, gewoon, hij moet erop lassen. ... Hij moet een andere stuk buigen en dan erop lassen. Hier, op deze randje [fon].... Met zo’n buiging. Dus gewoon zo. Gewoon..... drie centimeter, vier centimeter, naar beneden.
[medeverdachte 4] : Tamam (is goed)
[B] : Negentig graden. Het is 90 graden...90 graden naar beneden.
[medeverdachte 4] : zo staat die te ver maar maar hij moet [ntv]
[B] : Zonder, dat ie niet afgeknepen is. ..[ntv].. weet dat ongeveer ook. Dit zal ongeveer 3, 4, 5 centimeter, 10 centimeter, 15, 20, 25, 30.... Als dit werkt dan is het perfect.
Uit het proces-verbaal bevindingen belangrijke gesprekken TA002 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
In gesprek 41115 is [.] [rechtbank: [medeverdachte 4] ] in gesprek met een op dat moment onbekend ander persoon welke gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] waar gesproken wordt over [bijnaam 7] . Dit betreft de bijnaam van [medeverdachte 3] .
nn: heb je " [bijnaam 7] " (fon) nog gesproken
[medeverdachte 4] : ja broer is al geregeld he broer, ik heb het tegen jou gezegd (klinkt als)
nn: ik heb hem gesproken en hij zegt tegen mij: ik ga knallen gewoon
(…)
nn: (lachen) wanneer gaat ie beginnen?
[medeverdachte 4] : eee (klinkt als) eerst volgende ritje naar Duitsland gaat hij
nn: ja maar kan hij alles? Je moet hem leren
[medeverdachte 4] : hij kan alles broer hij is vaak bij mij gekomen (gescheiden kanalen beluisterd)
Uit het OVC012-gesprek in de Volkswagen Polo van [medeverdachte 3] met sessienummer 9320 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 3] : Ja, maar [bijnaam 8] , ik knal de nieuwe open, die Wolf niet open knalt. En die [.] ( [.] ) ook niet open knalt, ik knal ze moeder open vriend.
(…)
[medeverdachte 3] : Jaa....maar Bakko (fon.) is wel snel, snel. Athans, die van [bijnaam 8] , Moge Allah hem beschermen. [bijnaam 8] maakte hem zo, dat die na aanal (knal) geen rook komt en zo.
(…)
[medeverdachte 3] : (…) [bijnaam 8] , Moge Allah hem naar Paradijs brengen, nam mij mee naar Marbella, hij had daar een loods, op mijn moeders dood, [bijnaam 8] , hij heeft gewoon een loods in Marbella, er zitten daar vier naast elkaar. Ik heb op hen alle vier getraind, gewoon. Gezweet, gezweet in die Loods.
Uit het OVC010-gesprek in de woning van [verdachte] met sessienummer 20071 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[Rechtbank: [verdachte] wordt in dit gesprek aangeduid met de letter [.] ]
[verdachte] : hij stond constant paraat voor hun. En dat missen ze nu. Ze kunnen de auto’s hebben ze hebben de spullen, hebben alles maar de achterwacht die is er niet die ontbreekt.
A: Met hoeveel zijn ze?
: Zijn verschillende groepjes, maar in ieder geval zn directe groep is gewoon 3.
A: 3 jongens?
: ja en dan 1 eigenlijk hiervandaan maar tellen we ff niet mee.
(…)
: Deze jongens zijn niet zo
,mss ken je hem wel [bijnaam 1] , hij heet [medeverdachte 3]
(…)
[medeverdachte 3] is zn achternaam,
(…)
A: Maar je hebt het broertje van [.] , ..en wie nog meer?
[verdachte] : [bijnaam 3] [ [medeverdachte 2] ] noemen ze hem.
Uit het verhoor van [medeverdachte 1] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
V: waar parkeerde je de auto dan als je terug kwam?
A: bij [verdachte] onder.
(…)
V: je had het erover dat je telefoon een dag weg geweest is, toen zat WickR erop, wat deed je daarmee?
A: communiceren, met [bijnaam 5] af en toe, en met [bijnaam 2] , hoe het ging en of ik [verdachte] nog had gezien. In een groep word je toegevoegd zoals in WhatsApp, ging allemaal over locaties dat soort dingen.
V: wie zaten er in die groep allemaal?
(…)
A: [verdachte] niet, [bijnaam 5] wel, [bijnaam 2] , [bijnaam 3] en nog heel veel anderen. Wij waren het groene vakje.
Uit het OVC005-gesprek in de Duitse Audi Q3 met sessienummer 70 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] : leest een bericht voor, [B] is boos.
[medeverdachte 3] : Ja man maar we gaan toch vandaag, ntv
(…)
[medeverdachte 1] : hij reageert niet dat is goed.
(…)
[medeverdachte 3] :: reageer dan ook man, hij gaat mij niet slaan maar ik weet dat hij me eruit kankert dan moet ik achter zijn rug om gaan werken broer, ik wil dat niet jongen. (…)
Uit de verklaring van [medeverdachte 3] afgelegd op de zitting van 6 februari 2023 blijkt – zakelijke weergegeven – het volgende:
De voorzitter vraagt verdachte of hij verantwoording moest afleggen bij [B] , bijvoorbeeld als de plofkraak niet was gelukt, dat hij verantwoording moest afleggen over waarom het niet gelukt was.
De verdachte antwoordt bevestigend.
De voorzitter vraagt verdachte of [B] ook degene was die bepaalde of de groep weer op pad moest, bijvoorbeeld als het niet gelukt was.
De verdachte geeft aan het inderdaad zo werkte.
Uit het verhoor van [medeverdachte 1] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
A: [verdachte] vroeg mij of ik goed kan rijden, dat weet iedereen in [plaats] , ze zei wil je geld verdienen, goed geld, ik zeg wat dan, ze zegt ik leer je iemand kennen, dan kwam [B] . (…) naar [verdachte] , ze zei wil je geld verdienen, ze vroeg hoe was het, ik zeg hij [rechtbank: [B] ] is zo gek als een deur. Ze zegt je hoeft alleen jongens heen en weer te brengen, ik zeg cocaïne doe ik niet, nee zei ze ploffen.
[Rechtbank: over Wachtendonk] ieder zijn deel, ik moest vijftien procent afstaan voor [verdachte](…).
V: hoe noemde [bijnaam 2] [bijnaam 5] ?
A: [bijnaam 8] . Want hij had hem alles geleerd
V: wat deed je met de auto?
A: chippen, banden na laten kijken, was mijn auto ik ben verantwoordelijk voor de auto en de
Jongens.
Uit het OVC012-gesprek in de Volkswagen Polo van [medeverdachte 3] met sessienummer 9138 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 3] : gunning is niks pakken. Weet je wat [bijnaam 8] [rechtbank: bijnaam [B] ] tegen mij zei, ik had [bijnaam 3] en zo geregeld, hij zei, luister? Hij zei, hij gaat gewoon werken, doe gewoon dom, hij zei, ik pak 5% van hem en 5% van hem en die krijg je van mij aan het einde van de avond en ik zei tegen hem: “Nee, dat hoef van mij niet”.
Doel van de organisatie: uitvoeren van plofkraken
Uit de verklaring van [medeverdachte 3] afgelegd op de zitting van 6 februari 2023 blijkt – zakelijke weergegeven – het volgende:
De voorzitter vraagt of verdachte aanwezig was bij de plofkraak in Wachtendonk op 8
augustus 2020.
De verdachte antwoordt dat hij hierbij aanwezig was.
De voorzitter vraagt wie de auto bestuurde.
De verdachte antwoordt dat [medeverdachte 1] reed.
De voorzitter vraagt of het OVC012-gesprek (pagina 320 van het zaaksdossier 1) in de
Volkswagen Polo van verdachte met sessienummer 9021N over de plofkraak in
Wachtendonk gaat.
De verdachte antwoordt dat dit gesprek over de plofkraak in Wachtendonk gaat.
De voorzitter vraagt wiens idee het was om specifiek naar de bank in Wachtendonk te gaan.
De verdachte antwoordt dat dit [B] zijn idee was.
Uit het OVC012-gesprek in de Volkswagen Polo van [medeverdachte 3] met sessienummer 9021N blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 3] : Hé mattie, deze jongens, die kanker boys toen ik met hun had gewerkt.. [bijnaam 3] en die
jongen uit [plaats] , was voor allebei hun eerste keer.
Nnm: Oh, qua rijden.
[medeverdachte 3] : Ja. het was voor hun allebei, voor hun allebei was eerste keer een plof voor hun.
Uit het OVC-gesprek in de woning van [verdachte] met sessienummers 20194 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[verdachte] is in de woning met een nnman ( [bijnaam 3] ). In verwijzing naar het opgemaakte proces-verbaal vaststelling identiteit/stemherkenning [medeverdachte 2] [.] .amb is duidelijk geworden dat de man in de woning in onderstaand gesprek [medeverdachte 2] (bijnaam [bijnaam 3] ) betreft:
nnman: want die, [bijnaam 2] had tegen mij gezegd, ik ga weer inshallah meer ploffen, dus okay, hij is gewoon een beetje veranderd sinds die
[verdachte] : ja
nnman: sinds die doekoe heeft gepakt.
(…)
[verdachte] : Waarom had jij het bij [bijnaam 5] ? snap niet dat jij het bij [bijnaam 5] had, waarom heb je het niet bij je oom gelaten?
nnman: Niet mn oom, ik had zat plek, ik ben die dag samen met [bijnaam 5] (bijnaam [B] ) in de auto, en met [bijnaam 2] (bijnaam [medeverdachte 3] ), hij zegt tegen mij, toen in Nieuwegein waren, hij zegt, waar ga je je geld houden? Ik zeg ik hou het bij mezelf, toen zei [bijnaam 2] , je kan het beter bij [bijnaam 5] laten, je weet toch is gewoon veilig, dit en dat, ging niet gewoon dit en dat.
Uit het OVC008-gesprek in de BMW M140i met sessienummer 021630 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
gesprek 2 nnm 1 is [bijnaam 4] buiten voertuig en [B] zit in voertuig.
[medeverdachte 3] : Hij is niet afgegaan. oke en daarna ntv.
[B] : ben je bij de kluis geweest.
[medeverdachte 3] : ik kon daar niet bijkomen he, er was geen gat niets was verwoest.
[B] : enige wat de oplossing is 73, en dat hij 4 dagen heeft lopen wachten das enigste, als ik zeg geld maken is werken, en niet dit dat bla bla. Ik zei je hebt in je eigen kaarten gespeeld, wijze les voor volgende keer. werken is werken
(…)
[B] : Wholla ik zeg tegen jou, je denkt dat je slim bent. en dan fout nee vriend we gaan het allemaal oplossen, samen ... kies .. we zijn hier met de groep als een man, als een team gezamenlijk, als we gaan verdelen is ook door vier. Dus morgen gaan die spullen gefixt worden.
[medeverdachte 3] : ntv
Uit het OVC010-gesprek in de woning van [verdachte] met sessienummer 20067 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[Opmerking Rechtbank: ‘ [.] ’ in dit gesprek is [verdachte] ]
[verdachte] : ken je dat huisje in Groningen die is eh, opgeblazen, die jongen die is gepakt, met vrienden, hij leverde. (…) is heel erg gevaarlijk daar niet van, maar, niet knutselen is gewoon een proces, is gewoon een formule je hebt, daar ben ik ook echt bang voor, ..ik heb 1 keer besteld,
A: wat heb je besteld?
[verdachte] : 1 van die grondstoffen,
A; wat is dat?
[verdachte] : ooh hoe heet dat ook al weer...waterstofperoxide,
A: ja, kun je gewoon in de winkel halen.
[verdachte] : Dat kun je niet in de winkel kopen.
A: Waterstofperoxide?
[verdachte] : niet 20% haha, of hoeveel was het 17?,.. 19 ik weet niet meer. Moetje echt he,.kan je niet in een winkel kopen. Winkel is max 5% volgens mij,
A: maar hoe heb je het besteld dan?
[verdachte] : [.] .
Uit verhoor van [verdachte] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:A: toen hij in Spanje was vroeg hij mij over die waterstof peroxide, of ik dat wilde bestellen (…) dat is begin juli geweest, heb ik dat besteld, ik ging naar Spanje, als ik in Spanje zou zijn zou dat spul binnen komen, hij zei dat het een grondstof is voor de explosieven
(…)
A: (…) Ik had zoiets van je [rechtbank: [B] ] bent iemand die er helemaal in zit, een soort crimineel meesterbrein, dit was zijn doel, hij had geen ander doel meer in het leven.(…)
V: wat was zijn rol dan?
A: hij was een soort leider, hij zocht jongens (…) die laatste maand was hij alleen maar bezig met groepjes, hij bereidde alles voor om een plofkraak te plegen.
(…)
V: hoe weet jij van die geldautomaten in Spanje?
A: dat heeft hij verteld, dat was het eerste wat hij vertelde, toen wij in Spanje waren, vertelde hij dat hij daar jongens had opgeleid, dat hij daar pinautomaten had staan, ik kwam er later achter dat hij ook pinautomaten in Nederland had, in augustus juli vertelde hij dat
(…)
A: (…) hij had een fles waterstof peroxide nodig.
V: hoeveel procent moest dat zijn?
A: weet ik niet, maar niet 5 procent watje in de winkel kan kopen.
(…)
V: Hoe verkregen de jongens dat pakketje? Het werd in jouw woonkamer gemaakt,
A: dan moest ik het afgeven,
R: werd het in je woning opgehaald?
A: ik heb het naar buiten gebracht, ik weet niet aan wie ik het afgegeven heb, kan ook zijn dat zo maar iemand het kwam ophalen die het weer af moest geven.
V: hoe vaak heb je dat afgegeven?
A: 2 keer.
V: en dat pakketje wat was terug gebracht?
A: dat was 1 van die keren, toen moest ik de inhoud er uit doen, in een nieuw zakje doen en
opnieuw tapen, ik weet nu wel hoe ik een ontsteking moest maken, dat wist ik toen niet, met wit en zwart van dat, radio, van de versterker of zo
(…)
A: nee, want toen met die ijzeren pizza schuif, hij had geen lasser, die maakte die pizzaschuiven te dik of zo, ik zei dat kan met karton, hij zei kan je dat alsjeblieft maken ik geef je de afmetingen, ik dacht o had ik mijn mond maar gehouden, het is een langwerpig vierkantje
V: een kartonnetje waar dingen op genoteerd waren.
A: ja de centimeters, dat heb ik daarop gezet, hij had mij die afmetingen gegeven.
(Opmerking verbalisanten: Foto van aangetroffen dummy kartonnen pizzaschuif wordt getoond, die aangetroffen is op de [straat] na dood [B] )
V: als ik je een foto laat zien van die Dummy, herken je hem dan?
A: ja alleen dit dan.
(Opmerking verbalisanten: verdachte wijs de pizzaschuif aan en niet het steel gedeelte)
Uit het OVC008-gesprek in de BMW van [B] met sessienummer 102552 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
A : [verdachte]
J : [B]
A: Het 3e pakketje, die is nou klaar hè?
J: Die ga ik dan maar voor die jongens gebruiken die ik vandaag nog ga zien met die scooter.. ntv
A
:Ja,: Ik denk ook dat dit het beste pakketje is die ik heb gemaakt.
J: Dat is wel zeker.
A: Ik weet dat wel zeker...en het beste poeder
,hier zit die poeder in die uh..langer gedroogd heeft
,het allerlangst, dat moet ik vandaag ook doen de rest effe eruit halen,..
J: ...ntv...pizza's
A: Pizza, een is al gemaakt.
J: daar ben ik ook mee gaan werken
,je hebt nu gezien hoe die ontsteker werkt...NTV
A: Jawel maar even (rijgeluiden) dinges halen....die aansteker
J: Oh jaj ja
Overwegingen met betrekking tot het gebruik voor het bewijs van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1]
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 1] niet tot het bewijs gebezigd kunnen worden, omdat zij geen (voldoende) effectieve mogelijkheid heeft gehad om die verklaringen te toetsen op hun betrouwbaarheid. Uit het dossier volgt dat de verklaringen op meerdere punten niet deugen en [medeverdachte 1] een leugenachtige verklaring heeft afgelegd. Het lijkt erop dat [medeverdachte 1] door zijn verklaring zijn eigen rol ten aanzien van de strafbare feiten probeert te verkleinen en de rol van verdachte en de medeverdachten wil vergroten. De door [medeverdachte 1] afgelegde verklaringen bij de politie over de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten worden niet in belangrijke mate ondersteund in andere bewijsmiddelen, zodat sprake is van een situatie waarop de Vidgen-jurisprudentie ziet. Het gebruiken van dit bewijsmiddel is onverenigbaar met de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie uitgebreide verklaringen afgelegd, welke verklaringen belastend zijn voor hemzelf en de andere verdachten. Uiteindelijk is [medeverdachte 1] , na heropening van het onderzoek ter terechtzitting, gehoord bij de rechter-commissaris waarbij hij een beroep heeft gedaan op het verschoningsrecht. De rechtbank stelt daarmee vast dat de verdediging geen gebruik heeft kunnen maken van een adequate en effectieve ondervragingsgelegenheid om de verklaring van [medeverdachte 1] op betrouwbaarheid te toetsen.
Volgens de jurisprudentie van het EHRM en de Hoge Raad is het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal van de politie voor zover inhoudende een door enig persoon in het opsporingsonderzoek afgelegde, voor de verdachte belastende verklaring, niet zonder meer ongeoorloofd in het licht van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en, in het bijzonder, niet onverenigbaar met artikel 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM. Van die ongeoorloofdheid is in elk geval geen sprake wanneer de verdachte weliswaar niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, maar die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen, in die zin dat de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist.
De vraag die beantwoord moet worden, is of de verklaring van [medeverdachte 1] als “sole or decisive” bewijs dient te worden beschouwd. Voor de beoordeling hiervan is van doorslaggevend belang in hoeverre de verklaring van [medeverdachte 1] steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs moet, zo volgt uit voornoemde overweging van de Hoge Raad, betrekking hebben op die onderdelen van de haar belastende verklaring die de verdachte betwist. In het geval van verdachte bij dit ten laste gelegde feit: dat zij heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van het steunbewijs in het licht van de bewijsvoering als geheel.
Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] volgt dat verdachte hem heeft gevraagd te gaan rijden voor ‘ploffen’ en dat hij een deel van de buit aan haar moest afstaan. Verdachte heeft dit uitdrukkelijk betwist. Naar het oordeel van de rechtbank vinden de verklaringen van [medeverdachte 1] als het gaat om de deelname van [verdachte] aan de criminele organisatie in overwegende mate steun in andere bewijsmiddelen. Dat verdachte heeft deelgenomen aan de organisatie volgt in belangrijke mate uit haar eigen verklaringen, hetgeen reeds voldoende is om haar als deelnemer van de criminele organisatie te kunnen kwalificeren en nader is uitgewerkt in de hiernavolgende bewijsoverwegingen. De verklaring van [medeverdachte 1] dat verdachte hem heeft geworven als driver en/of hij een percentage van de opbrengsten aan haar moest afstaan, is niet van doorslaggevende betekenis voor de beoordeling voor de betrokkenheid van verdachte bij dit tenlastegelegde feit.
Er is dan ook geen sprake van een situatie waarin de bewezenverklaring alleen of in beslissende mate (
sole or decisive) berust op de verklaringen van [medeverdachte 1] . De aanwezigheid van dit (steun)bewijs maakt dat het toepassen van de verklaringen van [medeverdachte 1] voor het bewijs niet ongeoorloofd is en niet onverenigbaar is met artikel 6, eerste en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
De rechtbank heeft tot slot geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] en ziet zijn verklaringen dan ook niet als leugenachtig. Grote delen van de verklaringen van [medeverdachte 1] zijn immers ook belastend voor hemzelf en vinden daarbij steun in andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte zelf en tap- en OVC-gesprekken.
Crimineel samenwerkingsverband
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht, die tot oogmerk had (het voorbereiden van) diefstal met braak vooraf gegaan door het tot ontploffing brengen van geldautomaten (hierna: plofkraken).
Het plegen van plofkraken vereist een zekere mate van organisatie en ook al snel de betrokkenheid en samenwerking van meerdere personen. Zo moet een bankfiliaal worden uitgekozen, moeten vluchtroutes worden verkend, moeten explosieven (of gas) en andere benodigdheden worden geregeld en dienen daders over een – bij voorkeur snel – vervoersmiddel te beschikken. De vraag is daarom of de voorbereiding van en het plegen van plofkraken in deze zaak op een zodanige wijze is gebeurd dat dit het (gewone) medeplegen overstijgt en dus sprake is van een crimineel samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is en licht dat hierna toe.
Juridisch kader
Voor een veroordeling voor dit feit is nodig dat aan drie vereisten is voldaan: (i) er moet sprake zijn van een organisatie, (ii) die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en (iii) verdachte moet hebben deelgenomen aan die organisatie.
( i) Een organisatie in de zin van artikel 140 Wetboek van Strafrecht is een samenwerkingsverband tussen verdachte en ten minste één andere persoon met een zekere duurzaamheid en structuur. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. De samenstelling van het samenwerkingsverband hoeft niet steeds hetzelfde te zijn en niet is vereist dat de verdachte samenwerkte of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
(ii) Het oogmerk van deze organisatie moet voorts gericht zijn op het plegen van misdrijven.
(iii) Om van deelneming te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat zij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Die gedragingen kunnen bestaan uit het (mede)plegen van de misdrijven, maar ook het verrichten van hand- en spandiensten (die op zichzelf niet strafbaar zijn) kan daaronder vallen. De betrokkenheid bij het samenwerkingsverband enerzijds en het hebben van een aandeel in of ondersteunen van dat verband anderzijds dienen naast elkaar te bestaan, maar zijn tegelijk nadrukkelijk samenhangend. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt ook het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt. Niet is vereist dat zij wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd. Wetenschap bij de verdachte in de vorm van voorwaardelijk opzet is op dit punt niet voldoende.
Crimineel samenwerkingsverband tot [2020]
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat tussen verschillende verdachten sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk had het voorbereiden en plegen van plofkraken.
Er was sprake van een aanzienlijke mate van professionaliteit. Vanaf medio maart 2020 was op de [adres] in [plaats] een ruimte ingericht waar verschillende verdachten zich bezighielden met het oefenen op, en maken van instructiefilmpjes van, het binnendringen in de geldkluis achter pinautomaten. In totaal zijn daar zes pinautomaten afgeleverd van verschillende makelarij, waaronder van het merk [onderneming 1] . Een type geldautomaat waarbij eerdere pogingen om deze te (plof)kraken, mislukte. Met behulp van onder andere explosieven is daar ‘geoefend’ op deze geldautomaten. Er werd – zo ook in Wachtendonk en Geldern – gewerkt met een zelf gefabriceerd explosief, een zogenoemde pizzaschuif: een plat langwerpig metalen voorwerp, voorzien van een explosieve stof aan/op het uiteinde en een lang handvat aan de andere kant. De explosieve stof bestond uit het uiterst gevaarlijke TATP.
Uit het dossier komt naar voren dat verschillende jongens zijn opgeleid in het uitvoeren van plofkraken. Ook volgt uit de hiervoor besproken plofkraak in Wachtendonk en de poging tot plofkraak in Geldern dat verdachten zeer snelle auto’s huurden of wegnamen en die nog prepareerden voor de op handen zijnde plofkraak. Zo werden banden vervangen en snelheidsbegrenzers verwijderd. Verdachten maakten in de nacht van een geplande plofkraak gebruik van een loods in Den Dungen, waar zij voorafgaand aan de rit naar Duitsland en na terugkomst daarvan bijeen kwamen, auto’s en kleding wisselden en alle benodigde materialen in- en uitpakten.
Tot de dood van [B] op [2020] was ook sprake van een duidelijke hiërarchie en rolverdeling in de groep van verdachten. [B] stond aan het hoofd van de groep en gaf gerichte instructies voor voorverkenningen van bankfilialen en voor de plofkraken zelf. Hij regelde de benodigde explosieven en bepaalde waar en wanneer een plofkraak werd uitgevoerd. Na de mislukte plofkraak in Geldern werden de daders geacht [B] een gedetailleerde terugkoppeling te geven. [B] bepaalde wie bij de groep hoorde en wie niet.
In het verlengde van deze hiërarchie golden ook bepaalde (ongeschreven) regels. Uit OVC- gesprekken valt op te maken op welke wijze de buit volgens [B] verdeeld moest worden: een gelijk deel voor alle uitvoerders en hemzelf. Nieuwe uitvoerders moesten een percentage van hun deel afstaan aan degene die hen had aangebracht. Daarnaast werden uitvoerders alleen geacht voor [B] te werken en niet achter zijn rug met anderen op pad te gaan. In de voorbereidingen van plofkraken maakten [B] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gebruik van de applicatie WickR, waar zij samen (met anderen) een groep vormden. Locaties en andere informatie werd op die manier met elkaar gedeeld.
De samenwerking tussen [B] en andere verdachten had - tot slot - een duurzaam karakter. Hoewel niet iedereen vanaf medio maart 2020 betrokken was (zie hierna), start in die maand al wel de samenwerking tussen [B] en [medeverdachte 4] en de oefenlocatie aan de [adres] . Tot de dood van [B] op [2020] blijft hij – zo volgt uit verschillende OVC’s en de verklaring van verdachte – fulltime bezig met het voorbereiden van plofkraken en het aansturen van verschillende jongens daarin. Aldus was in ieder geval tot die datum sprake van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat zich bezighield met de voorbereiding en het plegen van plofkraken.
Geen crimineel samenwerkingsverband vanaf [2020]
Met het wegvallen van [B] blijven diverse verdachten zich bezighouden met het voorbereiden van plofkraken. Van een centrale aansturing is echter niet langer sprake. In de periode van [2020] tot eind oktober 2020 zijn er in het dossier geen (sterke) aanwijzingen te vinden dat verdachten hun activiteiten in datzelfde criminele samenwerkingsverband (zoals ten laste is gelegd) voortzetten. Het blijkt niet dat er in die periode voorbereidingshandelingen zijn getroffen, voorverkenningen zijn gedaan of pogingen tot plofkraak zijn geweest. Er was niet langer sprake van het verrichten van plofkraken in een structureel en duurzaam samenwerkingsverband; en er ontstonden nieuwe (losse) verbanden. Dit komt – naar het oordeel van de rechtbank – het beste tot uiting eind oktober 2020, wanneer verdachten de draad weer lijken op te pakken. Dan wordt duidelijk dat verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (met anderen) bezig zijn met de voorbereiding van de plofkraak in Alpen-Veen terwijl verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] samen bezig zijn met een ander plan, zonder dat van elkaar te weten. Zo vertelt een onbekend gebleven persoon (genaamd professor) op 31 oktober 2020 om 05:42 aan [medeverdachte 3] dat [bijnaam 3] , de bijnaam van [medeverdachte 2] , nu op pad is met een ‘Rtje’. Diezelfde nacht, een uur daarvoor, staat een door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gehuurde Volkswagen Golf-R voor het bankfiliaal in Alpen-Veen alwaar een poging tot plofkraak is gepleegd. Ook uit andere opgenomen gesprekken maakt de rechtbank op dat [medeverdachte 3] niet langer samenwerkte met in ieder geval [medeverdachte 1] na het overlijden van [B] .
Hoewel verdachten elkaar nog wel spraken en opzochten – in de woning van verdachte – betekent dat nog niet dat zij nog steeds een crimineel samenwerkingsverband vormden. Met de officier van justitie ziet ook de rechtbank dat die onderlinge contacten veelal in het teken stonden van (praten over) plofkraken. Maar als complete groep zijn zij niet meer bij elkaar geweest en evenmin is als groep nog een specifieke plofkraak gepleegd of voorbereid. De opgenomen gesprekken in de woning van verdachte en in de Volkswagen Polo van [medeverdachte 3] gingen vaak over de periode dat [B] nog leefde. Meerdere van die gesprekken duiden er sterk op dat [B] werd gemist: er is geen samenhang, aansturing en achtervang (in de nacht van een geplande plofkraak) meer.
Met de ontdekking van de oefenlocatie aan de [adres] op de dag dat [B] overleed, viel ook die plek weg voor het oefenen op pinautomaten en het opleiden van (nieuwe) jongens. Met het wegvallen van [B] komt ook de aanvoer van explosieven (TATP) ten einde. Uit OVC-gesprekken blijkt dat alleen [B] pakketjes (explosieven) verzorgde voor de groep. En hoewel verdachte weliswaar nog explosieve stoffen in bezit had, zijn die niet meer aangewend voor het plegen van plofkraken. In Alpen-Veen wordt er dan ook (opeens) met gasflessen gewerkt door [medeverdachte 1] en zijn mededaders.
Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vanaf [2020] niet langer sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .
Nadere overweging over het oogmerk van het samenwerkingsverband
In de tenlastelegging van verdachten is het oogmerk van het crimineel samenwerkingsverband ook omschreven als het pogen en voorbereiden van – kortgezegd – plofkraken en niet alleen het plegen van de plofkraken zelf. De rechtbank is van oordeel dat het samenwerkingsverband beoogde plofkraken voor te bereiden. Het onderzoeken van en oefenen op pinautomaten (van specifieke makelarij), het maken van instructiefilmpjes en het opleiden van uitvoerders vallen in die categorie. Uiteraard was het einddoel het plegen van plofkraken zelf. De rechtbank acht niet bewezen dat het samenwerkingsverband het oogmerk had om (ook) pogingen tot plofkraken te plegen.
In de tenlastelegging van verdachte is – als enige van alle verdachten in deze zaak – beschreven dat het criminele oogmerk van de het samenwerkingsverband ook was gericht op het werven van personen ten behoeve van de organisatie. Het werven van personen is echter geen misdrijf zodat de rechtbank, ook als die feitelijke gedraging wel bewezen zou kunnen worden, dat niet als het criminele oogmerk van de organisatie kan aanmerken. Dit onderdeel van de tenlastelegging zal dan ook – gemakshalve – worden weggestreept in de bewezenverklaring.
Deelname van verdachte aan het samenwerkingsverband
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van 1 juli 2020 tot [2020] heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband, gericht op het plegen van plofkraken. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, en in het bijzonder de verklaring van verdachte bij de politie en op de terechtzitting, blijkt dat zij vanaf de trip naar Spanje ervan op de hoogte was dat [B] zich bezighield met plofkraken, daarvoor explosieven maakte, jongens opleidde, op pinautomaten oefende en instructiefilmpjes maakte.
De bijdrage van verdachte aan de organisatie start met het bestellen van waterstofperoxide, een grondstof voor TATP. Uit het in de bewijsmiddelen aangehaalde OVC-gesprek in haar woning blijkt dat verdachte wist waarvoor de stof gebruikt zou gaan worden en ook dat de concentratie (het percentage pure waterstofperoxide) hoger was dan toegestaan voor gewone particuliere verkoop. Niet voor niets bestelde zij de stof op naam van haar onderneming. Vervolgens brengt verdachte [medeverdachte 1] in contact met [B] , met het doel om hem in te zetten als driver voor plofkraken. In augustus en september 2020 maakt verdachte tot slot drie pakketjes (explosieven) en één of meer dummy pizzaschuiven op verzoek van [B] . Twee pakketjes geeft zij af aan jongens die daarmee op pad gaan voor het plegen van een plofkraak. Al deze gedragingen hebben rechtstreeks bijgedragen aan de realisatie van het oogmerk van de organisatie.
Deze handelingen gaan beduidend verder dan alleen (uit verliefdheid) ‘meepraten’ met [B] om zijn aandacht te vangen, zoals de verdediging heeft betoogd. Gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] en opgenomen gesprekken waarin wordt gesproken over een percentage voor het aanbrengen van nieuwe jongens, acht de rechtbank ook aannemelijk dat verdachte een percentage van de geslaagde plofkraak in Wachtendonk heeft ontvangen. Verdachte was aldus niet alleen vergaand op de hoogte van het oogmerk van het crimineel samenwerkingsverband, maar heeft ook actief bijgedragen aan de realisatie van dat oogmerk en gedeeld in de crimineel verworven gelden.