ECLI:NL:RBMNE:2023:2157

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
16.310925.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan criminele organisatie en voorbereidingshandelingen voor plofkraken met explosieve stoffen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie gericht op het plegen van plofkraken. De verdachte is veroordeeld voor deelname aan deze organisatie en voor het voorbereiden van plofkraken, waarbij explosieve stoffen zoals TATP en flitspoeder zijn vervaardigd en voorhanden zijn gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte van 1 juli 2020 tot en met 25 oktober 2020 deel uitmaakte van een gestructureerd samenwerkingsverband dat zich bezighield met het plegen van misdrijven, waaronder het voorbereiden van plofkraken in Nederland en Duitsland. De verdachte heeft actief bijgedragen aan de organisatie door explosieven te vervaardigen en te verhandelen. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zorg voor zieke ouders en haar deelname aan therapieën, maar heeft ook de ernst van de feiten en de impact op de samenleving meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.310925.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 maart 2021, 9 juni 2021, 23 augustus 2021, 12 januari 2022 en
14 oktober 2022 en de inhoudelijke behandelingen van 6, 9, 13, 14 en 16 februari 2023. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 20 maart 2023. Op 31 maart 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en is het onderzoek ter terechtzitting direct hervat en voortgezet op 20 april 2023. Het onderzoek ter terechtzitting is opnieuw gesloten op 28 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. H.C. van Ooijen en van hetgeen verdachte en haar raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

2.INLEIDING ONDERZOEK 31NIX20

In de periode van 3 november 2019 tot 29 februari 2020 werden in diverse plaatsen in Duitsland acht (pogingen tot) plofkraken van geldautomaten gepleegd. Begin maart 2020 werd er via een Europees Onderzoeksbevel, afkomstig van de Staatsanwaltschaft Osnabrück, informatie ontvangen over een aantal gepleegde plofkraken in de deelstaat Nedersaksen. Bij in ieder geval twee van de opgeblazen pinautomaten was de aanval gericht op een pinautomaat van de firma [onderneming 1] , type Procash 4000. Bij deze plofkraken werd geen geld buitgemaakt. Van de andere zes plofkraken slaagden er drie.
Eind januari 2020 werd er door een man, die opgaf te zijn genaamd [A] , bij een bedrijf in Duitsland via het mailadres [e-mailadres] een pinautomaat besteld van het merk [onderneming 1] , type Procash 4000. Ook is er door de besteller contact gelegd met het bedrijf middels het telefoonnummer: [telefoonnummer] . " [A] " hoefde geen speciale uitvoering, wilde een zogenaamde "Reloader" en wilde deze "zo snel mogelijk" hebben. De rekening moest worden verstuurd en op naam gezet worden van de firma [onderneming 2] , [adres] , [plaats] in Spanje. De pinautomaat moest geleverd worden op het adres [adres] te [plaats] .
Naar aanleiding van bovenstaande bevindingen vermoedden de Duitse autoriteiten dat de pinautomaat van dit type werd aangeschaft om deze technisch te onderzoeken en voor proefontploffingen te benutten, teneinde in de toekomst succesvolle aanvallen op geldautomaten voor te bereiden en uit te voeren.
Vervolgens is een onderzoek gestart dat zich aanvankelijk richtte op het achterhalen van de identiteit van [A] . Op basis van diverse onderzoeksbevindingen was het vermoeden van de politie dat dit [B] betrof. Door de Duitse politie werd er plaatsbepalings- en afluisterapparatuur in de betreffende pinautomaat geplaatst. Deze pinautomaat werd daadwerkelijk geleverd op de [adres] in [plaats] .
Tussen 19 maart 2020 en 14 juli 2020 worden er nog eens vijf pinautomaten besteld en geleverd op de [straat] .
Op basis van onderzoeksbevindingen uit Duitsland en Nederland is op 1 april 2020 het onderzoek Nix gestart. Gedurende het onderzoek zijn de volgende verdachten in beeld gekomen: [B] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] . [B] is op [2020] overleden na een explosie op de [adres] te [plaats] , waardoor zijn vervolging op grond van artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht is komen te vervallen. De bevindingen naar aanleiding van zijn overlijden zijn vastgelegd in Zaaksdossier 8. Het gehele onderzoek is vastgelegd in 10 zaaksdossiers. In het onderstaande overzicht is schematisch weergegeven welke personen in welk zaaksdossier verdachte zijn.
Zaaksdossier 1: Deelname aan crimineel samenwerkingsverband (CSV)
Zaaksdossier 2: Plofkraak Wachtendonk (Duitsland)
Zaaksdossier 3: Poging plofkraak Geldern (Duitsland)
Zaaksdossier 4: Poging Plofkraak Alpen-Veen (Duitsland)
Zaaksdossier 5: Brandstichting Audi S5 Cabrio Vlijmen
Zaaksdossier 6: Aantreffen Audi A27
Zaaksdossier 7: Diefstal, brand Audi RS4 [kenteken]
Zaaksdossier 8: Explosie [adres] [plaats]
Zaaksdossier 9: Aantreffen explosieven [plaats]
Zaaksdossier 10: Dodelijk ongeval A2
Zaaksdossier
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Verdachten
[medeverdachte 3]
X
X
X
X
X
X
[medeverdachte 2]
X
X
X
X
X
X
[medeverdachte 1]
X
X
X
X
X
[medeverdachte 4]
X
X
[medeverdachte 5]
X
X
X
X
[verdachte]
X
X

3.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 12 januari 2022 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft deelgenomen aan een criminele organisatie in de periode van 1 juli 2020 tot en met 8 december 2020 te Nederland en/of Duitsland met [B] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van plofkraken;
Feit 2: zich in de periode van 1 juli 2020 tot en met 8 december 2020 te ’s-Hertogenbosch samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van plofkraken;
Feit 3: in de periode van 17 oktober 2020 tot en met 25 oktober 2020 te 's-Hertogenbosch
de explosieve stoffen acetonperoxide (TATP), ammoniumnitraat en/of flitspoeder voorhanden heeft gehad.

4.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Blijkens haar aan de rechtbank overgelegde schriftelijke requisitoir baseert de officier van justitie de bewezenverklaringen op – kort samengevat – de OVC-gesprekken, de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting, processen-verbaal van bevindingen van politie omtrent het aantreffen van explosieven op 25 oktober 2020 en een NFI-rapport “Explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van vermeende explosieve stoffen in een berging in [plaats] op 25 oktober 2020”.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich, overeenkomstig zijn aan de rechtbank overgelegde pleitnota, – kort samengevat – op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie (feit 1). De raadsman betwist het bestaan van zo’n organisatie en stelt dat verdachte daar in ieder geval geen wetenschap van had. Voorts was, als wordt aangenomen dat zo’n organisatie heeft bestaan, de rol van verdachte in de ten laste gelegde periode dusdanig beperkt dat niet kan worden gesproken van een wezenlijke en structurele bijdrage aan dat criminele samenwerkingsverband. De raadsman heeft daarvoor onder meer aangevoerd dat de voor verdachte belastende verklaringen afgelegd door medeverdachte [medeverdachte 1] onbetrouwbaar zijn. De rechtbank kan volgens de verdediging die verklaringen niet tot het bewijs bezigen omdat de verdediging haar ondervragingsrecht niet effectief heeft kunnen uitoefenen, terwijl het dossier verder geen steun geeft voor die belastende verklaringen.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feiten 2 en 3, nu verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd. Ten aanzien van feit 2 (voorbereidingshandelingen) stelt de raadsman wel dat de periode ingekort moet worden.
5.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
5.3.1
Algemeen
De rechtbank bespreekt hieronder de gebezigde bewijsmiddelen en zal hier vervolgens een bewijsoverweging aan wijden. De rechtbank begint met de bespreking van de ten laste gelegde feiten onder 2 en 3 die zien op de voorbereidingshandelingen en het voorhanden hebben van explosieven (zaakdossier 9). Tot slot zal het onder 1 ten laste gelegde feit, het criminele samenwerkingsverband (zaaksdossier 1), besproken worden.
De rechtbank gaat op grond van wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit, welke bewijsmiddelen telkens slechts worden gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
5.3.2
Identificatie
Veel van het bewijsmateriaal in het onderzoek 31Nix20 bestaat uit afgeluisterde telefoongesprekken en opnames vertrouwelijke communicatie (OVC), waarin de afgeluisterde personen elkaar en anderen veelal met bijnamen aanspreken. De rechtbank gaat daarom eerst in op de koppeling van specifieke telefoonnummers en bijnamen aan de verschillende verdachten in het onderzoek.
Telefoonnummers
In het onderzoek 31NIX20 zijn verschillende telefoongesprekken opgenomen en afgeluisterd. Dit betreffen onder andere gesprekken gevoerd met en door de gebruikers van de onderstaande nummers.
Uit het proces-verbaal bevindingen inhoudende de telefonische contacten van [verdachte] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [2] :
Sinds [2020] werden de gesprekken van het telefoonnummer
[telefoonnummer]
geïntercepteerd. Uit de opgenomen en beluisterde tapgesprekken is gebleken dat het
telefoonnummer in gebruik is bij [verdachte] , geboren op [1991] . Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] een vriendin betrof van [B] .
Uit diverse tapgesprekken is gebleken dat [verdachte] telefonisch contact heeft met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Deze persoon wordt door [verdachte] zowel [bijnaam 4] als [medeverdachte 1] genoemd. In een tapgesprek geeft de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] aan woonachtig te zijn op nummer [.] . In politiesystemen wordt opgegeven dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is bij: [medeverdachte 1] , geboren op [2000] , wonende [adres] , [plaats] . Gezien het bovenstaande is het aannemelijk dat [medeverdachte 1] de gebruiker is van het telefoonnummer
[telefoonnummer].
Uit opgenomen en beluisterde telefoongesprekken blijkt dat [verdachte] geregeld telefonisch contact heeft met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] welke door haar [bijnaam 2] / [bijnaam 2] / [bijnaam 2] (fon) wordt genoemd. Uit de tapgesprekken is gebleken dat [bijnaam 2] eveneens een contact was van [B] . Het telefoonnummer
[telefoonnummer]staat blijkens CIOT op naam van [medeverdachte 3] , [adres] te [plaats] .
Uit het verhoor van [verdachte] van 6 januari 2021 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [3] :
V: jouw telefoonnummer?
A:
[telefoonnummer].
Uit de verklaring van verdachte [medeverdachte 3] afgelegd als getuige op de zitting van 6 februari 2023 blijkt – zakelijke weergegeven – het volgende [4] :
De voorzitter vraagt verdachte of hij de gebruiker is van het telefoonnummer eindigend op
*
[telefoonnummer]. De verdachte antwoordt dat dit zijn telefoonnummer is.
Uit het proces-verbaal bevindingen inhoudende identificatie gebruiker * [telefoonnummer] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [5] :
+ [telefoonnummer] : Na het beluisteren en uitwerken van de gesprekken kan worden gesteld dat de gebruiker van dit toestel is:
Achternaam: [medeverdachte 2]
Voornamen: [.]
Geboren: [2000]
Uit de bevraging van het nummer *
[telefoonnummer]bij het CIOT blijkt dat het nummer is afgegeven aan
bovengenoemde [medeverdachte 2] . Het betreft een abonnement afgesloten bij de provider Tele2.
Uit het proces-verbaal bevindingen inhoudende identificatie gebruiker * [telefoonnummer] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [6] :
+ [telefoonnummer] : Na het beluisteren en uitwerken van de gesprekken kan worden gesteld dat de gebruiker van dit toestel is:
Achternaam: [medeverdachte 4]
Voornamen: [.]
Geboren: [1997]
Uit het bevragen van het nummer *
[telefoonnummer]bij het CIOT blijkt dat het nummer is afgegeven aan bovengenoemde [medeverdachte 4] . Het betreft een abonnement afgesloten bij de provider T-Mobile.
Uit het proces-verbaal bevindingen inhoudende identificatie gebruiker * [telefoonnummer] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [7] :
Uit onderzoek is gebleken dat het mobiele nummer [telefoonnummer] (*
[telefoonnummer]) in gebruik was bij [B] .
De rechtbank komt op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen tot de conclusie dat de volgende telefoonnummers toebehoren aan de volgende personen:
 + [telefoonnummer] : + [telefoonnummer] : [verdachte] ;
 + [telefoonnummer] : + [telefoonnummer] : [medeverdachte 1] ;
 + [telefoonnummer] : + [telefoonnummer] : [medeverdachte 3] ;
 + [telefoonnummer] : + [telefoonnummer] : [medeverdachte 2] ;
 + [telefoonnummer] : + [telefoonnummer] : [medeverdachte 4] ;
 + [telefoonnummer] : + [telefoonnummer] : [B] .
Bijnamen
Uit het verhoor van [medeverdachte 1] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [8] :
V: Wat voor bijnaam had [medeverdachte 2] ?
A: [bijnaam 3]
Uit het verhoor van [verdachte] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [9] :
V: Hoe werd [B] genoemd?
A: [bijnaam 5] .
Uit het proces-verbaal bevindingen vaststelling identiteit [medeverdachte 5] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [10] :
Uit deze opgenomen en uitgewerkte gesprekken is gebleken dat [medeverdachte 3] zeer geregeld contact heeft met iemand die door hem “ [medeverdachte 5] ” alsmede [bijnaam 6] wordt genoemd.
Uit een OVC-gesprek in de nacht van 4 november 2020 blijkt dat [medeverdachte 3] het kenteken van de Volkswagen Polo gebruikt door [medeverdachte 5] / [bijnaam 6] uit zijn hoofd weet en noemt het kenteken [kenteken] . Genoemd voertuig staat op naam van de vriendin van [medeverdachte 5] . Uit 19 politiemutaties is gebleken dat de daadwerkelijke gebruiker van het voertuig [medeverdachte 5] bleek te zijn.
Uit een uitgewerkt OVC-gesprek sessienummer 12935 en 12936 blijkt dat genoemde [medeverdachte 5] een kind heeft genaamd [D] , welke op [.] april jarig is. Uit bevraging in de Gemeentelijke Basisadministratie is gebleken dat [medeverdachte 5] en [C] de ouders zijn van: [D] , geboren op [2019] .
Gezien bovenstaande is aannemelijk dat als door [medeverdachte 3] met dan wel over [bijnaam 6] en of [medeverdachte 5] wordt gesproken hiermee [medeverdachte 5] wordt bedoeld.
Meerdere personen die in het onderzoek 31NIX20 een rol hebben gespeeld worden met bijnamen aangeduid in de onderlinge communicatie. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat aan de volgende personen de volgende bijnamen worden toegeschreven:
 [medeverdachte 3] : [bijnaam 1] / [bijnaam 2] ;
 [medeverdachte 2] : [bijnaam 3] ;
 [medeverdachte 1] : [bijnaam 4] ;
 [B] : [bijnaam 5] ;
 [medeverdachte 5] : [bijnaam 6] .
Deze bijnamen worden meermaals aangehaald in het vonnis en daarmee worden dan de bovenstaande personen bedoeld.
5.3.3
Feit 2: voorbereidingshandelingen
Partiële vrijspraak gedachtestreepjes 1 en 2
Als voorbereidingshandelingen zijn onder andere tenlastegelegd de deelneming aan het plannen van een of meer plofkraken in Duitsland door te spreken en/of afspraken te maken over de locatie van de pinautomaten, benodigde (huur)voertuigen, data, tijdstippen, benodigde hoeveelheden geld en/of benodigd aantal personen voor het uitvoeren van plofkraken (gedachtestreepje 1) en de deelneming aan een of meer voorverkenningen bij Duitse bankautomaten (gedachtestreepje 2).
Op grond van artikel 46 Wetboek van Strafrecht is de voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft. De voorbereidingsmiddelen zijn limitatief opgesomd. Het spreken over plofkraken en het mee gaan op voorverkenningen, zonder dat – kort gezegd – iets stoffelijks is gebruikt, is geen middel dat in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar is gesteld. Praten over plofkraken, hoe concreet ook, is niet strafbaar. Nu niet is ten laste gelegd dat verdachte bij het plannen van plofkraken of de deelname aan voorverkenningen voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen heeft gebruikt (bestemd voor het begaan van plofkraken) zal de rechtbank verdachte vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
5.3.4
Feit 3: voorhanden hebben van explosieven [plaats]
Partiële vrijspraak gedachtestreepjes 2 en 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een hoeveelheid (van ongeveer 356 gram) ammoniumnitraat en een hoeveelheid (van ongeveer 336 gram) flitspoeder voorhanden heeft gehad. Uit het proces-verbaal van bevindingen aangetroffen explosieven van 28 oktober 2020, pagina’s 86-88 (zaaksdossier 9), volgt wel dat verbalisanten op 25 oktober 2020 stoffen hebben aangetroffen in de berging van [adres] te [plaats] en dat deze zijn gewogen inclusief vershoudbakje dan wel zakje. De heer [E] van de Explosieven Opruimingsdienst herkent de ene stof als ammoniumnitraat en vermoedt dat de andere stof flitspoeder betreft. Deze stoffen zijn vervolgens tot ontploffing gebracht. Er zijn monsters genomen van de stoffen, maar uit het procesdossier kan de rechtbank niet afleiden dat deze stoffen zijn getest door het NFI. Uit de in het dossier aanwezige testresultaten van het NFI van stoffen aangetroffen in de berging (van in totaal vijf monsters / SIN-nummers – zie p. 18 van het FO dossier) blijkt bovendien dat er alleen een hoeveelheid TATP en aluminiumpoeder is aangetroffen. De rechtbank kan daarom niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat verdachte ook ammoniumnitraat en flitspoeder voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte van deze twee gedachtestreepjes vrijspreken.
5.3.5
Bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 2 en 3, overige gedachtestreepjes
Verdachte heeft de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 februari 2023 [11] ;
- het OVC010-gesprek in de woning van [verdachte] met sessienummer 20195 [12] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen aangetroffen explosieven, van 28 oktober 2020 [13] ;
- een geschrift, te weten een NFI-rapport “Explosievenonderzoek naar aanleiding
van het aantreffen van vermeende explosieve stoffen in een berging in [plaats] op 25
oktober 2020 [14] ;
- een geschrift, te weten een sporenmatrix Kelderbox [plaats] [15] .
De rechtbank acht voor de feiten 2 en 3 de periode van 1 juli tot en met 25 oktober 2020 – het moment waarop de explosieve stoffen in de berging in [plaats] zijn aangetroffen – bewezen.
5.3.6
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1: crimineel samenwerkingsverband
Instructie uitvoering plofkraak
Uit het OVC010-gesprek in de woning van [verdachte] met sessienummers 20196 en 20197 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [16] :
N: ben je daar heen geweest?
A: Nee ik heb een filmpje gezien.
N: heb je die film?
A: Ja.
A: En hier stonden ook die Pinnies...hier stond 1 pinnie dus vandaar dat ik weet, en ik weet dat hij altijd die filmpjes maakt, laat die het zo zien
Uit het proces-verbaal stemherkenning [B] instructiefilmpje onderzoek Basalt blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [17] :
Vanuit het onderzoek 31NIX20 werd duidelijk dat de explosievenstof TATP mogelijk geleverd was door iemand uit Groningen. Door de districtsrecherche Groningen bleek onderzoek naar het voornoemde incident te zijn ingesteld onder de onderzoeknaam “Basalt”. Met verkregen toestemming vanuit onderzoek Basalt werd een veiliggesteld instructiefilmpje door ons onderzocht voor een stemherkenning. Dit bestand betrof een video (een instructiefilmpje), waarbij door een persoon duidelijk werd gemaakt hoe je vanuit het uitgifte gedeelte van een ATM, merk [onderneming 1] , bij het kluisgedeelte kon komen. Dit werd duidelijk gemaakt door middel van het inbrengen van een rolmaat, welke werd uitgeschoven en via een opening van uitgifte in het kluisgedeelte uitkwam. Door een mannelijke stem werd het voornoemde ook duidelijke gemaakt. (…) Uit deze vergelijking hebben wij vastgesteld dat de stem toebehoort aan de verdachte [B] in het instructiefilmpje vanuit onderzoek Basalt.
Uit een OVC-sessie uit ATM6 met sessienummer 5192, van 15 juli 2020 te 20:00:52 uur blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [18] :20:06 uur: [B] heeft de achterkant van de ATM geopend, kijkt er binnen en verricht handelingen.
20:12 uur: [B] is nu (zichtbaar) vergezeld van [medeverdachte 4] . Samen kijken zij in de ATM, terwijl handelingen worden verricht.
Uit een OVC- sessie uit ATM 6 met sessienummer 5194, van 15 juli 2020 te 20.10.54 uur blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [19] :[B] : Zit het erin?
[medeverdachte 4] : Ja, hij zit erin
[B] : [ntv] nog meer buigen, misschien beter
[medeverdachte 4] : Ik ga vanaf hier effe buigen..[geluiden gelijkend op metaalgeluiden hoorbaar]...oke....[ntv]
[B] : En wat die hoerenkind doet, gaat naar achteren, dus dan trek je die deur gewoon naar achteren... deze...Want die scherm [fon] zit nu daar vast. Je kan niets met die scherm doen.... [ntv].....Meer naar achter, gaan we deze slotje mollen of met een schaar of met een slijpie. Heb je kans dat het slotje.[ntv] precies als je dit stukje wegslijpt, snap je...[klop en tikgeluiden hoorbaar]
[medeverdachte 4] : ....[ntv]..
[B] : Als je een goeie accu hebt of gewoon benzine, 2 seconden ben je doorheen..half minuutje ben je doorheen.
[medeverdachte 4] : je moet die elektrische dingen hebben man! (...)
47469..[ntv], ..[werkgeluiden hoorbaar] Het is in principe.... ik moet ..jij moet voor mij iemand vinden, die voor mij dit erop last.......Want kijk, als ik hem zo ga buigen. Dan zie je, gaat hier verstopt raken.
[medeverdachte 4] : Ja, klopt
[B] : Snap je? Hij moet echt, eentje moet gewoon recht blijven.
[.] : [ntv]
[B] : [ntv] ....zo dik mogelijk blijft zodat ie lekker ook, gewoon, hij moet erop lassen. ... Hij moet een andere stuk buigen en dan erop lassen. Hier, op deze randje [fon].... Met zo’n buiging. Dus gewoon zo. Gewoon..... drie centimeter, vier centimeter, naar beneden.
[medeverdachte 4] : Tamam (is goed)
[B] : Negentig graden. Het is 90 graden...90 graden naar beneden.
[medeverdachte 4] : zo staat die te ver maar maar hij moet [ntv]
[B] : Zonder, dat ie niet afgeknepen is. ..[ntv].. weet dat ongeveer ook. Dit zal ongeveer 3, 4, 5 centimeter, 10 centimeter, 15, 20, 25, 30.... Als dit werkt dan is het perfect.
Uit het proces-verbaal bevindingen belangrijke gesprekken TA002 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [20] :
In gesprek 41115 is [.] [rechtbank: [medeverdachte 4] ] in gesprek met een op dat moment onbekend ander persoon welke gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] waar gesproken wordt over [bijnaam 7] . Dit betreft de bijnaam van [medeverdachte 3] .
nn: heb je " [bijnaam 7] " (fon) nog gesproken
[medeverdachte 4] : ja broer is al geregeld he broer, ik heb het tegen jou gezegd (klinkt als)
nn: ik heb hem gesproken en hij zegt tegen mij: ik ga knallen gewoon
(…)
nn: (lachen) wanneer gaat ie beginnen?
[medeverdachte 4] : eee (klinkt als) eerst volgende ritje naar Duitsland gaat hij
nn: ja maar kan hij alles? Je moet hem leren
[medeverdachte 4] : hij kan alles broer hij is vaak bij mij gekomen (gescheiden kanalen beluisterd) [21]
Uit het OVC012-gesprek in de Volkswagen Polo van [medeverdachte 3] met sessienummer 9320 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [22] :
[medeverdachte 3] : Ja, maar [bijnaam 8] , ik knal de nieuwe open, die Wolf niet open knalt. En die [.] ( [.] ) ook niet open knalt, ik knal ze moeder open vriend.
(…)
[medeverdachte 3] : Jaa....maar Bakko (fon.) is wel snel, snel. Athans, die van [bijnaam 8] , Moge Allah hem beschermen. [bijnaam 8] maakte hem zo, dat die na aanal (knal) geen rook komt en zo.
(…)
[medeverdachte 3] : (…) [bijnaam 8] , Moge Allah hem naar Paradijs brengen, nam mij mee naar Marbella, hij had daar een loods, op mijn moeders dood, [bijnaam 8] , hij heeft gewoon een loods in Marbella, er zitten daar vier naast elkaar. Ik heb op hen alle vier getraind, gewoon. Gezweet, gezweet in die Loods.
Taakverdeling en regels
Uit het OVC010-gesprek in de woning van [verdachte] met sessienummer 20071 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [23] :
[Rechtbank: [verdachte] wordt in dit gesprek aangeduid met de letter [.] ]
[verdachte] : hij stond constant paraat voor hun. En dat missen ze nu. Ze kunnen de auto’s hebben ze hebben de spullen, hebben alles maar de achterwacht die is er niet die ontbreekt.
A: Met hoeveel zijn ze?
: Zijn verschillende groepjes, maar in ieder geval zn directe groep is gewoon 3.
A: 3 jongens?
: ja en dan 1 eigenlijk hiervandaan maar tellen we ff niet mee.
(…)
: Deze jongens zijn niet zo
,mss ken je hem wel [bijnaam 1] , hij heet [medeverdachte 3]
(…)
[medeverdachte 3] is zn achternaam,
(…)
A: Maar je hebt het broertje van [.] , ..en wie nog meer?
[verdachte] : [bijnaam 3] [ [medeverdachte 2] ] noemen ze hem.
Uit het verhoor van [medeverdachte 1] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
V: waar parkeerde je de auto dan als je terug kwam?
A: bij [verdachte] onder. [24]
(…)
V: je had het erover dat je telefoon een dag weg geweest is, toen zat WickR erop, wat deed je daarmee?
A: communiceren, met [bijnaam 5] af en toe, en met [bijnaam 2] , hoe het ging en of ik [verdachte] nog had gezien. In een groep word je toegevoegd zoals in WhatsApp, ging allemaal over locaties dat soort dingen.
V: wie zaten er in die groep allemaal?
(…)
A: [verdachte] niet, [bijnaam 5] wel, [bijnaam 2] , [bijnaam 3] en nog heel veel anderen. Wij waren het groene vakje. [25]
Uit het OVC005-gesprek in de Duitse Audi Q3 met sessienummer 70 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [26] :
[medeverdachte 1] : leest een bericht voor, [B] is boos.
[medeverdachte 3] : Ja man maar we gaan toch vandaag, ntv
(…)
[medeverdachte 1] : hij reageert niet dat is goed.
(…)
[medeverdachte 3] :: reageer dan ook man, hij gaat mij niet slaan maar ik weet dat hij me eruit kankert dan moet ik achter zijn rug om gaan werken broer, ik wil dat niet jongen. (…)
Uit de verklaring van [medeverdachte 3] afgelegd op de zitting van 6 februari 2023 blijkt – zakelijke weergegeven – het volgende [27] :
De voorzitter vraagt verdachte of hij verantwoording moest afleggen bij [B] , bijvoorbeeld als de plofkraak niet was gelukt, dat hij verantwoording moest afleggen over waarom het niet gelukt was.
De verdachte antwoordt bevestigend.
De voorzitter vraagt verdachte of [B] ook degene was die bepaalde of de groep weer op pad moest, bijvoorbeeld als het niet gelukt was.
De verdachte geeft aan het inderdaad zo werkte.
Uit het verhoor van [medeverdachte 1] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
A: [verdachte] vroeg mij of ik goed kan rijden, dat weet iedereen in [plaats] , ze zei wil je geld verdienen, goed geld, ik zeg wat dan, ze zegt ik leer je iemand kennen, dan kwam [B] . (…) naar [verdachte] , ze zei wil je geld verdienen, ze vroeg hoe was het, ik zeg hij [rechtbank: [B] ] is zo gek als een deur. Ze zegt je hoeft alleen jongens heen en weer te brengen, ik zeg cocaïne doe ik niet, nee zei ze ploffen. [28]
[Rechtbank: over Wachtendonk] ieder zijn deel, ik moest vijftien procent afstaan voor [verdachte] [29] (…).
V: hoe noemde [bijnaam 2] [bijnaam 5] ?
A: [bijnaam 8] . Want hij had hem alles geleerd [30]
V: wat deed je met de auto?
A: chippen, banden na laten kijken, was mijn auto ik ben verantwoordelijk voor de auto en de
Jongens. [31]
Uit het OVC012-gesprek in de Volkswagen Polo van [medeverdachte 3] met sessienummer 9138 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [32] :
[medeverdachte 3] : gunning is niks pakken. Weet je wat [bijnaam 8] [rechtbank: bijnaam [B] ] tegen mij zei, ik had [bijnaam 3] en zo geregeld, hij zei, luister? Hij zei, hij gaat gewoon werken, doe gewoon dom, hij zei, ik pak 5% van hem en 5% van hem en die krijg je van mij aan het einde van de avond en ik zei tegen hem: “Nee, dat hoef van mij niet”.
Doel van de organisatie: uitvoeren van plofkraken
Uit de verklaring van [medeverdachte 3] afgelegd op de zitting van 6 februari 2023 blijkt – zakelijke weergegeven – het volgende [33] :
De voorzitter vraagt of verdachte aanwezig was bij de plofkraak in Wachtendonk op 8
augustus 2020.
De verdachte antwoordt dat hij hierbij aanwezig was.
De voorzitter vraagt wie de auto bestuurde.
De verdachte antwoordt dat [medeverdachte 1] reed.
De voorzitter vraagt of het OVC012-gesprek (pagina 320 van het zaaksdossier 1) in de
Volkswagen Polo van verdachte met sessienummer 9021N over de plofkraak in
Wachtendonk gaat.
De verdachte antwoordt dat dit gesprek over de plofkraak in Wachtendonk gaat.
De voorzitter vraagt wiens idee het was om specifiek naar de bank in Wachtendonk te gaan.
De verdachte antwoordt dat dit [B] zijn idee was.
Uit het OVC012-gesprek in de Volkswagen Polo van [medeverdachte 3] met sessienummer 9021N blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [34] :
[medeverdachte 3] : Hé mattie, deze jongens, die kanker boys toen ik met hun had gewerkt.. [bijnaam 3] en die
jongen uit [plaats] , was voor allebei hun eerste keer.
Nnm: Oh, qua rijden.
[medeverdachte 3] : Ja. het was voor hun allebei, voor hun allebei was eerste keer een plof voor hun.
Uit het OVC-gesprek in de woning van [verdachte] met sessienummers 20194 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [35] :
[verdachte] is in de woning met een nnman ( [bijnaam 3] ). In verwijzing naar het opgemaakte proces-verbaal vaststelling identiteit/stemherkenning [medeverdachte 2] [.] .amb is duidelijk geworden dat de man in de woning in onderstaand gesprek [medeverdachte 2] (bijnaam [bijnaam 3] ) betreft:
nnman: want die, [bijnaam 2] had tegen mij gezegd, ik ga weer inshallah meer ploffen, dus okay, hij is gewoon een beetje veranderd sinds die
[verdachte] : ja
nnman: sinds die doekoe heeft gepakt.
(…)
[verdachte] : Waarom had jij het bij [bijnaam 5] ? snap niet dat jij het bij [bijnaam 5] had, waarom heb je het niet bij je oom gelaten?
nnman: Niet mn oom, ik had zat plek, ik ben die dag samen met [bijnaam 5] (bijnaam [B] ) in de auto, en met [bijnaam 2] (bijnaam [medeverdachte 3] ), hij zegt tegen mij, toen in Nieuwegein waren, hij zegt, waar ga je je geld houden? Ik zeg ik hou het bij mezelf, toen zei [bijnaam 2] , je kan het beter bij [bijnaam 5] laten, je weet toch is gewoon veilig, dit en dat, ging niet gewoon dit en dat.
Uit het OVC008-gesprek in de BMW M140i met sessienummer 021630 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [36] :
gesprek 2 nnm 1 is [bijnaam 4] buiten voertuig en [B] zit in voertuig.
[medeverdachte 3] : Hij is niet afgegaan. oke en daarna ntv.
[B] : ben je bij de kluis geweest.
[medeverdachte 3] : ik kon daar niet bijkomen he, er was geen gat niets was verwoest.
[B] : enige wat de oplossing is 73, en dat hij 4 dagen heeft lopen wachten das enigste, als ik zeg geld maken is werken, en niet dit dat bla bla. Ik zei je hebt in je eigen kaarten gespeeld, wijze les voor volgende keer. werken is werken
(…)
[B] : Wholla ik zeg tegen jou, je denkt dat je slim bent. en dan fout nee vriend we gaan het allemaal oplossen, samen ... kies .. we zijn hier met de groep als een man, als een team gezamenlijk, als we gaan verdelen is ook door vier. Dus morgen gaan die spullen gefixt worden.
[medeverdachte 3] : ntv
Deelnemingshandelingen
Uit het OVC010-gesprek in de woning van [verdachte] met sessienummer 20067 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [37] :
[Opmerking Rechtbank: ‘ [.] ’ in dit gesprek is [verdachte] ]
[verdachte] : ken je dat huisje in Groningen die is eh, opgeblazen, die jongen die is gepakt, met vrienden, hij leverde. (…) is heel erg gevaarlijk daar niet van, maar, niet knutselen is gewoon een proces, is gewoon een formule je hebt, daar ben ik ook echt bang voor, ..ik heb 1 keer besteld,
A: wat heb je besteld?
[verdachte] : 1 van die grondstoffen,
A; wat is dat?
[verdachte] : ooh hoe heet dat ook al weer...waterstofperoxide,
A: ja, kun je gewoon in de winkel halen.
[verdachte] : Dat kun je niet in de winkel kopen.
A: Waterstofperoxide?
[verdachte] : niet 20% haha, of hoeveel was het 17?,.. 19 ik weet niet meer. Moetje echt he,.kan je niet in een winkel kopen. Winkel is max 5% volgens mij,
A: maar hoe heb je het besteld dan?
[verdachte] : [.] .
Uit verhoor van [verdachte] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:A: toen hij in Spanje was vroeg hij mij over die waterstof peroxide, of ik dat wilde bestellen (…) dat is begin juli geweest, heb ik dat besteld, ik ging naar Spanje, als ik in Spanje zou zijn zou dat spul binnen komen, hij zei dat het een grondstof is voor de explosieven [38]
(…)
A: (…) Ik had zoiets van je [rechtbank: [B] ] bent iemand die er helemaal in zit, een soort crimineel meesterbrein, dit was zijn doel, hij had geen ander doel meer in het leven.(…)
V: wat was zijn rol dan?
A: hij was een soort leider, hij zocht jongens (…) die laatste maand was hij alleen maar bezig met groepjes, hij bereidde alles voor om een plofkraak te plegen. [39]
(…)
V: hoe weet jij van die geldautomaten in Spanje?
A: dat heeft hij verteld, dat was het eerste wat hij vertelde, toen wij in Spanje waren, vertelde hij dat hij daar jongens had opgeleid, dat hij daar pinautomaten had staan, ik kwam er later achter dat hij ook pinautomaten in Nederland had, in augustus juli vertelde hij dat [40]
(…)
A: (…) hij had een fles waterstof peroxide nodig.
V: hoeveel procent moest dat zijn?
A: weet ik niet, maar niet 5 procent watje in de winkel kan kopen. [41]
(…)
V: Hoe verkregen de jongens dat pakketje? Het werd in jouw woonkamer gemaakt,
A: dan moest ik het afgeven,
R: werd het in je woning opgehaald?
A: ik heb het naar buiten gebracht, ik weet niet aan wie ik het afgegeven heb, kan ook zijn dat zo maar iemand het kwam ophalen die het weer af moest geven.
V: hoe vaak heb je dat afgegeven?
A: 2 keer.
V: en dat pakketje wat was terug gebracht?
A: dat was 1 van die keren, toen moest ik de inhoud er uit doen, in een nieuw zakje doen en
opnieuw tapen, ik weet nu wel hoe ik een ontsteking moest maken, dat wist ik toen niet, met wit en zwart van dat, radio, van de versterker of zo [42]
(…)
A: nee, want toen met die ijzeren pizza schuif, hij had geen lasser, die maakte die pizzaschuiven te dik of zo, ik zei dat kan met karton, hij zei kan je dat alsjeblieft maken ik geef je de afmetingen, ik dacht o had ik mijn mond maar gehouden, het is een langwerpig vierkantje
V: een kartonnetje waar dingen op genoteerd waren.
A: ja de centimeters, dat heb ik daarop gezet, hij had mij die afmetingen gegeven.
(Opmerking verbalisanten: Foto van aangetroffen dummy kartonnen pizzaschuif wordt getoond, die aangetroffen is op de [straat] na dood [B] )
V: als ik je een foto laat zien van die Dummy, herken je hem dan?
A: ja alleen dit dan.
(Opmerking verbalisanten: verdachte wijs de pizzaschuif aan en niet het steel gedeelte) [43]
Uit het OVC008-gesprek in de BMW van [B] met sessienummer 102552 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [44] :
A : [verdachte]
J : [B]
A: Het 3e pakketje, die is nou klaar hè?
J: Die ga ik dan maar voor die jongens gebruiken die ik vandaag nog ga zien met die scooter.. ntv
A
:Ja,: Ik denk ook dat dit het beste pakketje is die ik heb gemaakt.
J: Dat is wel zeker.
A: Ik weet dat wel zeker...en het beste poeder
,hier zit die poeder in die uh..langer gedroogd heeft
,het allerlangst, dat moet ik vandaag ook doen de rest effe eruit halen,..
J: ...ntv...pizza's
A: Pizza, een is al gemaakt.
J: daar ben ik ook mee gaan werken
,je hebt nu gezien hoe die ontsteker werkt...NTV
A: Jawel maar even (rijgeluiden) dinges halen....die aansteker
J: Oh jaj ja
Bewijsoverwegingen
Overwegingen met betrekking tot het gebruik voor het bewijs van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1]
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 1] niet tot het bewijs gebezigd kunnen worden, omdat zij geen (voldoende) effectieve mogelijkheid heeft gehad om die verklaringen te toetsen op hun betrouwbaarheid. Uit het dossier volgt dat de verklaringen op meerdere punten niet deugen en [medeverdachte 1] een leugenachtige verklaring heeft afgelegd. Het lijkt erop dat [medeverdachte 1] door zijn verklaring zijn eigen rol ten aanzien van de strafbare feiten probeert te verkleinen en de rol van verdachte en de medeverdachten wil vergroten. De door [medeverdachte 1] afgelegde verklaringen bij de politie over de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten worden niet in belangrijke mate ondersteund in andere bewijsmiddelen, zodat sprake is van een situatie waarop de Vidgen-jurisprudentie ziet. Het gebruiken van dit bewijsmiddel is onverenigbaar met de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie uitgebreide verklaringen afgelegd, welke verklaringen belastend zijn voor hemzelf en de andere verdachten. Uiteindelijk is [medeverdachte 1] , na heropening van het onderzoek ter terechtzitting, gehoord bij de rechter-commissaris waarbij hij een beroep heeft gedaan op het verschoningsrecht. De rechtbank stelt daarmee vast dat de verdediging geen gebruik heeft kunnen maken van een adequate en effectieve ondervragingsgelegenheid om de verklaring van [medeverdachte 1] op betrouwbaarheid te toetsen.
Volgens de jurisprudentie van het EHRM en de Hoge Raad is het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal van de politie voor zover inhoudende een door enig persoon in het opsporingsonderzoek afgelegde, voor de verdachte belastende verklaring, niet zonder meer ongeoorloofd in het licht van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en, in het bijzonder, niet onverenigbaar met artikel 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM. Van die ongeoorloofdheid is in elk geval geen sprake wanneer de verdachte weliswaar niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, maar die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen, in die zin dat de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist.
Sole or decisive?
De vraag die beantwoord moet worden, is of de verklaring van [medeverdachte 1] als “sole or decisive” bewijs dient te worden beschouwd. Voor de beoordeling hiervan is van doorslaggevend belang in hoeverre de verklaring van [medeverdachte 1] steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs moet, zo volgt uit voornoemde overweging van de Hoge Raad, betrekking hebben op die onderdelen van de haar belastende verklaring die de verdachte betwist. In het geval van verdachte bij dit ten laste gelegde feit: dat zij heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van het steunbewijs in het licht van de bewijsvoering als geheel.
Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] volgt dat verdachte hem heeft gevraagd te gaan rijden voor ‘ploffen’ en dat hij een deel van de buit aan haar moest afstaan. Verdachte heeft dit uitdrukkelijk betwist. Naar het oordeel van de rechtbank vinden de verklaringen van [medeverdachte 1] als het gaat om de deelname van [verdachte] aan de criminele organisatie in overwegende mate steun in andere bewijsmiddelen. Dat verdachte heeft deelgenomen aan de organisatie volgt in belangrijke mate uit haar eigen verklaringen, hetgeen reeds voldoende is om haar als deelnemer van de criminele organisatie te kunnen kwalificeren en nader is uitgewerkt in de hiernavolgende bewijsoverwegingen. De verklaring van [medeverdachte 1] dat verdachte hem heeft geworven als driver en/of hij een percentage van de opbrengsten aan haar moest afstaan, is niet van doorslaggevende betekenis voor de beoordeling voor de betrokkenheid van verdachte bij dit tenlastegelegde feit.
Er is dan ook geen sprake van een situatie waarin de bewezenverklaring alleen of in beslissende mate (
sole or decisive) berust op de verklaringen van [medeverdachte 1] . De aanwezigheid van dit (steun)bewijs maakt dat het toepassen van de verklaringen van [medeverdachte 1] voor het bewijs niet ongeoorloofd is en niet onverenigbaar is met artikel 6, eerste en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
De rechtbank heeft tot slot geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] en ziet zijn verklaringen dan ook niet als leugenachtig. Grote delen van de verklaringen van [medeverdachte 1] zijn immers ook belastend voor hemzelf en vinden daarbij steun in andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte zelf en tap- en OVC-gesprekken.
Crimineel samenwerkingsverband
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht, die tot oogmerk had (het voorbereiden van) diefstal met braak vooraf gegaan door het tot ontploffing brengen van geldautomaten (hierna: plofkraken).
Het plegen van plofkraken vereist een zekere mate van organisatie en ook al snel de betrokkenheid en samenwerking van meerdere personen. Zo moet een bankfiliaal worden uitgekozen, moeten vluchtroutes worden verkend, moeten explosieven (of gas) en andere benodigdheden worden geregeld en dienen daders over een – bij voorkeur snel – vervoersmiddel te beschikken. De vraag is daarom of de voorbereiding van en het plegen van plofkraken in deze zaak op een zodanige wijze is gebeurd dat dit het (gewone) medeplegen overstijgt en dus sprake is van een crimineel samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is en licht dat hierna toe.
Juridisch kader
Voor een veroordeling voor dit feit is nodig dat aan drie vereisten is voldaan: (i) er moet sprake zijn van een organisatie, (ii) die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en (iii) verdachte moet hebben deelgenomen aan die organisatie.
( i) Een organisatie in de zin van artikel 140 Wetboek van Strafrecht is een samenwerkingsverband tussen verdachte en ten minste één andere persoon met een zekere duurzaamheid en structuur. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. De samenstelling van het samenwerkingsverband hoeft niet steeds hetzelfde te zijn en niet is vereist dat de verdachte samenwerkte of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
(ii) Het oogmerk van deze organisatie moet voorts gericht zijn op het plegen van misdrijven.
(iii) Om van deelneming te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat zij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Die gedragingen kunnen bestaan uit het (mede)plegen van de misdrijven, maar ook het verrichten van hand- en spandiensten (die op zichzelf niet strafbaar zijn) kan daaronder vallen. De betrokkenheid bij het samenwerkingsverband enerzijds en het hebben van een aandeel in of ondersteunen van dat verband anderzijds dienen naast elkaar te bestaan, maar zijn tegelijk nadrukkelijk samenhangend. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt ook het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt. Niet is vereist dat zij wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd. Wetenschap bij de verdachte in de vorm van voorwaardelijk opzet is op dit punt niet voldoende.
Crimineel samenwerkingsverband tot [2020]
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat tussen verschillende verdachten sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk had het voorbereiden en plegen van plofkraken.
Er was sprake van een aanzienlijke mate van professionaliteit. Vanaf medio maart 2020 was op de [adres] in [plaats] een ruimte ingericht waar verschillende verdachten zich bezighielden met het oefenen op, en maken van instructiefilmpjes van, het binnendringen in de geldkluis achter pinautomaten. In totaal zijn daar zes pinautomaten afgeleverd van verschillende makelarij, waaronder van het merk [onderneming 1] . Een type geldautomaat waarbij eerdere pogingen om deze te (plof)kraken, mislukte. Met behulp van onder andere explosieven is daar ‘geoefend’ op deze geldautomaten. Er werd – zo ook in Wachtendonk en Geldern – gewerkt met een zelf gefabriceerd explosief, een zogenoemde pizzaschuif: een plat langwerpig metalen voorwerp, voorzien van een explosieve stof aan/op het uiteinde en een lang handvat aan de andere kant. De explosieve stof bestond uit het uiterst gevaarlijke TATP.
Uit het dossier komt naar voren dat verschillende jongens zijn opgeleid in het uitvoeren van plofkraken. Ook volgt uit de hiervoor besproken plofkraak in Wachtendonk en de poging tot plofkraak in Geldern dat verdachten zeer snelle auto’s huurden of wegnamen en die nog prepareerden voor de op handen zijnde plofkraak. Zo werden banden vervangen en snelheidsbegrenzers verwijderd. Verdachten maakten in de nacht van een geplande plofkraak gebruik van een loods in Den Dungen, waar zij voorafgaand aan de rit naar Duitsland en na terugkomst daarvan bijeen kwamen, auto’s en kleding wisselden en alle benodigde materialen in- en uitpakten.
Tot de dood van [B] op [2020] was ook sprake van een duidelijke hiërarchie en rolverdeling in de groep van verdachten. [B] stond aan het hoofd van de groep en gaf gerichte instructies voor voorverkenningen van bankfilialen en voor de plofkraken zelf. Hij regelde de benodigde explosieven en bepaalde waar en wanneer een plofkraak werd uitgevoerd. Na de mislukte plofkraak in Geldern werden de daders geacht [B] een gedetailleerde terugkoppeling te geven. [B] bepaalde wie bij de groep hoorde en wie niet.
In het verlengde van deze hiërarchie golden ook bepaalde (ongeschreven) regels. Uit OVC- gesprekken valt op te maken op welke wijze de buit volgens [B] verdeeld moest worden: een gelijk deel voor alle uitvoerders en hemzelf. Nieuwe uitvoerders moesten een percentage van hun deel afstaan aan degene die hen had aangebracht. Daarnaast werden uitvoerders alleen geacht voor [B] te werken en niet achter zijn rug met anderen op pad te gaan. In de voorbereidingen van plofkraken maakten [B] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gebruik van de applicatie WickR, waar zij samen (met anderen) een groep vormden. Locaties en andere informatie werd op die manier met elkaar gedeeld.
De samenwerking tussen [B] en andere verdachten had - tot slot - een duurzaam karakter. Hoewel niet iedereen vanaf medio maart 2020 betrokken was (zie hierna), start in die maand al wel de samenwerking tussen [B] en [medeverdachte 4] en de oefenlocatie aan de [adres] . Tot de dood van [B] op [2020] blijft hij – zo volgt uit verschillende OVC’s en de verklaring van verdachte – fulltime bezig met het voorbereiden van plofkraken en het aansturen van verschillende jongens daarin. Aldus was in ieder geval tot die datum sprake van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat zich bezighield met de voorbereiding en het plegen van plofkraken.
Geen crimineel samenwerkingsverband vanaf [2020]
Met het wegvallen van [B] blijven diverse verdachten zich bezighouden met het voorbereiden van plofkraken. Van een centrale aansturing is echter niet langer sprake. In de periode van [2020] tot eind oktober 2020 zijn er in het dossier geen (sterke) aanwijzingen te vinden dat verdachten hun activiteiten in datzelfde criminele samenwerkingsverband (zoals ten laste is gelegd) voortzetten. Het blijkt niet dat er in die periode voorbereidingshandelingen zijn getroffen, voorverkenningen zijn gedaan of pogingen tot plofkraak zijn geweest. Er was niet langer sprake van het verrichten van plofkraken in een structureel en duurzaam samenwerkingsverband; en er ontstonden nieuwe (losse) verbanden. Dit komt – naar het oordeel van de rechtbank – het beste tot uiting eind oktober 2020, wanneer verdachten de draad weer lijken op te pakken. Dan wordt duidelijk dat verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (met anderen) bezig zijn met de voorbereiding van de plofkraak in Alpen-Veen terwijl verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] samen bezig zijn met een ander plan, zonder dat van elkaar te weten. Zo vertelt een onbekend gebleven persoon (genaamd professor) op 31 oktober 2020 om 05:42 aan [medeverdachte 3] dat [bijnaam 3] , de bijnaam van [medeverdachte 2] , nu op pad is met een ‘Rtje’. Diezelfde nacht, een uur daarvoor, staat een door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gehuurde Volkswagen Golf-R voor het bankfiliaal in Alpen-Veen alwaar een poging tot plofkraak is gepleegd. Ook uit andere opgenomen gesprekken maakt de rechtbank op dat [medeverdachte 3] niet langer samenwerkte met in ieder geval [medeverdachte 1] na het overlijden van [B] .
Hoewel verdachten elkaar nog wel spraken en opzochten – in de woning van verdachte – betekent dat nog niet dat zij nog steeds een crimineel samenwerkingsverband vormden. Met de officier van justitie ziet ook de rechtbank dat die onderlinge contacten veelal in het teken stonden van (praten over) plofkraken. Maar als complete groep zijn zij niet meer bij elkaar geweest en evenmin is als groep nog een specifieke plofkraak gepleegd of voorbereid. De opgenomen gesprekken in de woning van verdachte en in de Volkswagen Polo van [medeverdachte 3] gingen vaak over de periode dat [B] nog leefde. Meerdere van die gesprekken duiden er sterk op dat [B] werd gemist: er is geen samenhang, aansturing en achtervang (in de nacht van een geplande plofkraak) meer.
Met de ontdekking van de oefenlocatie aan de [adres] op de dag dat [B] overleed, viel ook die plek weg voor het oefenen op pinautomaten en het opleiden van (nieuwe) jongens. Met het wegvallen van [B] komt ook de aanvoer van explosieven (TATP) ten einde. Uit OVC-gesprekken blijkt dat alleen [B] pakketjes (explosieven) verzorgde voor de groep. En hoewel verdachte weliswaar nog explosieve stoffen in bezit had, zijn die niet meer aangewend voor het plegen van plofkraken. In Alpen-Veen wordt er dan ook (opeens) met gasflessen gewerkt door [medeverdachte 1] en zijn mededaders.
Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vanaf [2020] niet langer sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .
Nadere overweging over het oogmerk van het samenwerkingsverband
In de tenlastelegging van verdachten is het oogmerk van het crimineel samenwerkingsverband ook omschreven als het pogen en voorbereiden van – kortgezegd – plofkraken en niet alleen het plegen van de plofkraken zelf. De rechtbank is van oordeel dat het samenwerkingsverband beoogde plofkraken voor te bereiden. Het onderzoeken van en oefenen op pinautomaten (van specifieke makelarij), het maken van instructiefilmpjes en het opleiden van uitvoerders vallen in die categorie. Uiteraard was het einddoel het plegen van plofkraken zelf. De rechtbank acht niet bewezen dat het samenwerkingsverband het oogmerk had om (ook) pogingen tot plofkraken te plegen.
In de tenlastelegging van verdachte is – als enige van alle verdachten in deze zaak – beschreven dat het criminele oogmerk van de het samenwerkingsverband ook was gericht op het werven van personen ten behoeve van de organisatie. Het werven van personen is echter geen misdrijf zodat de rechtbank, ook als die feitelijke gedraging wel bewezen zou kunnen worden, dat niet als het criminele oogmerk van de organisatie kan aanmerken. Dit onderdeel van de tenlastelegging zal dan ook – gemakshalve – worden weggestreept in de bewezenverklaring.
Deelname van verdachte aan het samenwerkingsverband
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van 1 juli 2020 tot [2020] heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband, gericht op het plegen van plofkraken. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, en in het bijzonder de verklaring van verdachte bij de politie en op de terechtzitting, blijkt dat zij vanaf de trip naar Spanje ervan op de hoogte was dat [B] zich bezighield met plofkraken, daarvoor explosieven maakte, jongens opleidde, op pinautomaten oefende en instructiefilmpjes maakte.
De bijdrage van verdachte aan de organisatie start met het bestellen van waterstofperoxide, een grondstof voor TATP. Uit het in de bewijsmiddelen aangehaalde OVC-gesprek in haar woning blijkt dat verdachte wist waarvoor de stof gebruikt zou gaan worden en ook dat de concentratie (het percentage pure waterstofperoxide) hoger was dan toegestaan voor gewone particuliere verkoop. Niet voor niets bestelde zij de stof op naam van haar onderneming. Vervolgens brengt verdachte [medeverdachte 1] in contact met [B] , met het doel om hem in te zetten als driver voor plofkraken. In augustus en september 2020 maakt verdachte tot slot drie pakketjes (explosieven) en één of meer dummy pizzaschuiven op verzoek van [B] . Twee pakketjes geeft zij af aan jongens die daarmee op pad gaan voor het plegen van een plofkraak. Al deze gedragingen hebben rechtstreeks bijgedragen aan de realisatie van het oogmerk van de organisatie.
Deze handelingen gaan beduidend verder dan alleen (uit verliefdheid) ‘meepraten’ met [B] om zijn aandacht te vangen, zoals de verdediging heeft betoogd. Gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] en opgenomen gesprekken waarin wordt gesproken over een percentage voor het aanbrengen van nieuwe jongens, acht de rechtbank ook aannemelijk dat verdachte een percentage van de geslaagde plofkraak in Wachtendonk heeft ontvangen. Verdachte was aldus niet alleen vergaand op de hoogte van het oogmerk van het crimineel samenwerkingsverband, maar heeft ook actief bijgedragen aan de realisatie van dat oogmerk en gedeeld in de crimineel verworven gelden.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in periode van 1 juli 2020 tot [2020] in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere [B] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten onder meer:
- (voorbereidingshandelingen ten behoeve van) het tezamen en in vereniging met een anderen plegen van diefstallen met braak voorafgegaan door het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing;
2.
in de periode van 1 juli 2020 tot en met 25 oktober 2020 in [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk een ontploffing teweegbrengen waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is (ex artikel 157 lid 1 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- meerdere explosieve stoffen (te weten TATP en flitspoeder) en meerdere pizzaschuiven heeft vervaardigd en bewaard (in haar woning en in een boxruimte)
en aldus goederen en stoffen kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
3.
in de periode van 17 oktober 2020 tot en met 25 oktober 2020 te [woonplaats] , een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een grote hoeveelheid acetonperoxide (TATP),
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Feit 2: medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf, dan wel de maximale taakstraf op te leggen. De verdediging verzoekt de rechtbank bij haar strafoplegging rekening te houden met de volgende persoonlijke omstandigheden. Verdachte kampt met grote gedragsproblemen en volgt daarvoor diverse therapieën, waaronder EMDR en traumabehandeling. Verdachte heeft ook een zware tijd in voorlopige hechtenis gehad, nu zij daar seksueel is misbruikt door een personeelslid. Indien verdachte weer in het gevangeniswezen terechtkomt, zal zij extra aan deze traumatische gebeurtenis worden herinnerd en zal zij haar behandelingen niet kunnen voltooien. Verdachte is sinds haar schorsing hard bezig om aan zichzelf te werken. Ze is intrinsiek gemotiveerd en zal zich niet onttrekken aan de behandelingen. Verdachte zorgt 20 uur per week voor haar bejaarde en zieke vader vanuit de Wet langdurige zorg. Ook heeft verdachte nu de zorg voor haar moeder, waarbij onlangs borstkanker is geconstateerd en de komende periode met chemobehandelingen zal starten. Er is niemand in de familie aanwezig die de zorgtaken van verdachte kan overnemen, aldus de verdediging.
De verdediging verzoekt voorts om mee te wegen dat verdachte bij de politie in een vroegtijdig stadium een bekennende verklaring heeft afgelegd. Op deze wijze heeft zij laten zien haar verantwoordelijkheid te nemen. Dit moet in het kader van de strafdoelen, maar ook in het kader van de vergelding, als strafmatigend worden meegenomen. Tot slot wordt verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband dat zich bezighield met het plegen van plofkraken op pinautomaten in Duitsland.
Plofkraken veroorzaken zeer veel onrust voor omwonenden en een grote onrust in de maatschappij. Een plofkraak gaat immers gepaard met een heftige explosie en een grote ravage als gevolg, en levert flinke overlast op doordat (publieke) voorzieningen tijdelijk onbruikbaar zijn. De rechtbank houdt bij de straftoemeting in strafverzwarende zin rekening met de zeer professionele en berekenende wijze waarop de plofkraken zijn voorbereid en zijn gepleegd. Aan de [adres] was een ruimte ingericht waar op pinautomaten werd geoefend. De kennis die zo is opgedaan, over onder andere de benodigde explosieve lading en de wijze en plek waarop die in pinautomaten kon worden ingebracht (voor een succesvolle ontploffing, is vervolgens ingezet bij de uitvoering van meerdere plofkraken.
Verdachte heeft zich binnen het crimineel samenwerkingsverband schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor deze plofkraken door in haar appartementenwoning pakketjes met explosieven te maken en pizzaschuiven te fabriceren waarmee de explosieve ladingen in de pinautomaten kon worden ingebracht. Ook heeft zij de levensgevaarlijke stof TATP voorhanden gehad en ook verplaatst naar de kelderbox van een vriendin van haar. Zij heeft daarbij geen acht geslagen op de gevaren voor de omgeving die met het voorhanden hebben van dergelijke stoffen teweeg zouden kunnen zijn gebracht. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uitgangspunten voor de strafoplegging
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat op deze feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS hanteren als uitgangspunt
voor een voltooide plofkraak (teweegbrengen ontploffing en diefstal, zonder levensgevaar) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Daarvan uitgaande geldt voor een voorbereiding ongeveer 12 maanden (de helft) gevangenisstraf. De voorbereidingshandelingen zijn daarbij in het kader van een crimineel samenwerkingsverband gepleegd. De rechtbank ziet in beginsel aanleiding daarvoor een hogere straf op te leggen en neemt daarbij als uitgangspunt een gevangenisstraf van
15 maanden. En tot slot heeft verdachte op meerdere momenten de explosieve stof TATP voorhanden gehad. Voor het voorhanden hebben van explosieven wordt vanuit het LOVS
12 maanden gevangenisstraf gehanteerd.
Dat betekent dat voor verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van meerdere jaren op zijn plaats is. De rechtbank neemt echter ook de volgende, overwegend strafverminderende, omstandigheden mee bij het bepalen van de straf.
De persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 20 februari 2023 blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van
3 februari 2023, opgemaakt door reclasseringswerker [F] . Aangegeven wordt dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag en dat verdachte heeft meegewerkt aan het toezicht en de opgelegde bijzondere voorwaarden tijdens de schorsingsperiode. Verdachte werd via de reclassering aangemeld bij het forensisch FACT, waarbij een delictanalyse en psychologisch onderzoek is afgenomen. Inmiddels is er een behandeling gestart bestaande uit EMDR-therapie en cognitieve gedragstherapie. In het rapport wordt geadviseerd om bij veroordeling geen gevangenisstraf op te leggen nu dit schadelijk zal zijn voor de positieve ontwikkeling die verdachte is gestart met behandelingen. De behandelingen zijn nog niet afgerond. In het behandelplan is opgenomen dat verdachte nog schematherapie zal volgen en EMDR-therapie voor traumabehandeling. Dit is een traject van ongeveer nog twee jaar. De reclassering meent dat verdachte zich niet aan de behandeling zal onttrekken. Zij is intrinsiek gemotiveerd haar behandeling te volbrengen. Geadviseerd wordt om een voorwaardelijke sanctie op te leggen, maar daaraan geen bijzondere voorwaarden te koppelen nu de verwachting is dat verdachte haar behandeling in een vrijwillig kader zal blijven volgen.
De rechtbank houdt ten gunste van verdachte rekening met de volgende omstandigheden. Verdachte heeft ter zitting laten zien dat zij inzicht heeft in haar eigen handelen en zij heeft haar verantwoordelijkheid genomen door een grotendeels bekennende verklaring af te leggen. Dat pleit voor verdachte. De reclassering schetst eveneens een positief beeld van verdachte sinds het moment dat zij weer op vrije voeten is. Zij heeft tijdens de inmiddels al lange schorsingsperiode goed meegewerkt aan de voorwaarden en is gemotiveerd om aan gedagsverandering te werken. De rechtbank stelt, gelet op de overgelegde stukken door de raadsman, vast dat verdachte de voorlopige hechtenis als een zware tijd heeft ervaren.
Hoewel de rechtbank zich realiseert dat het opleggen van gevangenisstraf, groter dan het deel dat verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, haar zwaar zal vallen, kan de rechtbank niet om de ernst van de bewezen verklaarde feiten heen. Volstaan met een voorwaardelijke straf acht de rechtbank gelet op de ernst van de feiten maatschappelijk niet uit te leggen, ook niet als sterk rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het opleggen van een taakstraf voor de maximale duur, zoals door de verdediging bepleit, is naar het oordeel van de rechtbank geenszins passend bij dit soort feiten.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de volgende straf passend en geboden is:
een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (te weten 214 dagen), met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf geen bijzondere voorwaarden verbinden, gelet op de inhoud van het advies van de reclassering.
Deze straf is lager dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is uitgegaan van een kortere periode van het crimineel samenwerkingsverband en komt tot een aantal partiële vrijspraken. De rechtbank acht deze op te leggen straf ook meer aansluiten bij de persoonlijke omstandigheden van verdachte, nu zij tijdens het schorsingstoezicht heeft laten zien dat zij gemotiveerd is om aan zichzelf te werken om verkeerde keuzes in de toekomst te voorkomen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.
De redelijke termijn
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of haar raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Verdachte is op 8 december 2020 in verzekering gesteld, waarop de redelijke termijn is aangevangen. Dat betekent dat de termijn van twee jaar met een aantal maanden wordt overschreden. In dit geval levert dat naar het oordeel van de rechtbank echter geen schending van de redelijke termijn op. Het onderzoek 31NIX20 was een omvangrijk en complex onderzoek met een gelijktijdige berechting van zes verdachten. Tevens moesten er getuigen in het buitenland worden gehoord. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de geringe overschrijding van de 2jaars-termijn in dit geval geen inbreuk oplevert van artikel 6, eerste lid, EVRM.

10.VOORLOPIGE HECHTENIS

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgeheven op het moment dat de rechtbank een veroordelend vonnis uitspreekt.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen, omdat er geen noodzaak is tot voortzetting van de voorlopige hechtenis. Er zijn geen gronden voor het voortduren van de voorlopige hechtenis. Verdachte heeft geen documentatie en zij loopt gedurende lange tijd in een schorsing hetgeen goed verloopt. De geschokte rechtsorde is ook niet meer van toepassing nu verdachte al langere tijd geschorst is. Subsidiair wordt verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis te continueren gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst met ingang van 9 juli 2021, met als onderbouwing dat het belang van verdachte bij schorsing van de voorlopige hechtenis zwaarder weegt dan het maatschappelijk belang bij voortduring van de voorlopige hechtenis. Hierbij zal ook – zoals dat gebruikelijk is in dit soort grote strafzaken – een rol hebben gespeeld dat er op dat moment nog geen zicht was op een inhoudelijke behandeling.
Nu de rechtbank tot een veroordeling komt en tot oplegging van een gevangenisstraf die langer duurt dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, dient verdachte nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te ondergaan.
De rechtbank overweegt - met verwijzing naar de motivering van de strafoplegging - dat de ernstige bezwaren nog aanwezig zijn. De rechtbank acht ook de recidivegrond aanwezig omdat de behandeling van verdachte nog niet afgerond is. De rechtbank zal daarom de voorlopige hechtenis niet opheffen.
De rechtbank zal – zoals de verdediging subsidiair heeft verzocht – de schorsing van de voorlopige hechtenis laten continueren. De rechtbank heeft daarbij gelet op de zwaarwegende persoonlijke belangen van verdachte. Volgens de reclassering is gewenst dat de behandeling van verdachte op dit moment niet wordt doorkruist door detentie en zij op dit moment de zorg voor haar beide (ernstig) zieke ouders heeft. De rechtbank is van oordeel dat het maatschappelijk belang bij het voortduren van de voorlopige hechtenis minder zwaar weegt dan het persoonlijk belang van verdachte om een eventueel hoger beroep in vrijheid af te wachten. De rechtbank wijst daarom de vordering tot opheffing van de schorsing van de officier van justitie af.
Het voorgaande betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis gecontinueerd wordt. De rechtbank hoeft daarover geen aparte beslissing te nemen nu de voorlopige hechtenis van verdachte voor onbepaalde tijd geschorst is.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 46, 47, 57, 140 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 20 maanden;
- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
8 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jaarvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mr. D. Riani el Achhab en mr. J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. den Haan en mr. T.T. van den Dool, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 mei 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 01 juli 2020 tot en met 08 december 2020 in Nederland en/of Duitsland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere [B] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 5] en/of één of meer (onbekende) anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten onder meer:
- (pogingen tot en/of voorbereidingshandelingen ten behoeve van) het tezamen en in vereniging met een anderen plegen van diefstallen (met braak) (als bedoeld in artikel 311 Wetboek van Strafrecht) voorafgegaan door het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing (als bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht
en/of
- het werven van een of meerdere perso(o)n(en) ten behoeve van de criminele organisatie
(art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij in of omstreeks de periode van 01 juli 2020 tot en met 08 december 2020 in ’s-Hertogenbosch , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk een ontploffing teweegbrengen waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (ex artikel 157 lid 1 en lid 2 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- heeft/hebben deelgenomen aan het plannen van een of meer plofkraken in Duitsland door te spreken en/of afspraken te maken over de locatie van de pinautomaten, benodigde (huur)voertuigen, data, tijdstippen, benodigde hoeveelheden geld en/of benodigd aantal personen voor het uitvoeren van plofkraken en/of
- heeft/hebben deelgenomen aan een of meer voorverkenning(en) bij Duitse bankautoma(a)t(en) en/of,
- één of meerdere explosieve stof(fen) (te weten onder andere: TATP, ammoniumnitraat en/of flitspoeder) en/of één of meerdere pizzaschuiven heeft vervaardigd en/of bewaard (in haar woning en/of in een boxruimte)
en aldus goederen en/of stoffen kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
(art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
zij in of omstreeks de periode van 17 oktober 2020 tot en met 25 oktober 2020 te ’s-Hertogenbosch , in elk geval in Nederland, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een hoeveelheid van (ongeveer) 746 gram, althans een grote hoeveelheid,
acetonperoxide (TATP),
- een hoeveelheid van (ongeveer) 356 gram ammoniumnitraat en/of
- een hoeveelheid van (ongeveer) 336 gram flitspoeder,
zijnde (telkens) een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
(art. 26 lid 1 Wet wapens en munitie)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 november 2021, genaamd 31NIX20 / MDRAA20010, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De verschillende type dossiers zijn afzonderlijk genummerd en bovenaan de pagina voorzien van het betreffende paginanummer. Het gehele 31Nix20 einddossier bestaat uit: een Algemeen Dossier, per verdachte een Persoonsdossier, Zaaksdossiers 1 t/m 10, een OVC-dossier, een OT-dossier, een TAP-dossier, een BOB-dossier, een Beslagdossier en twee Forensische Dossiers (met los gevoegde NFI rapporten). In alle volgende voetnoten zal achtereenvolgens aangegeven worden of het document een proces-verbaal betreft, in welk dossier het te vinden is en het paginanummer in dat dossier.
2.Proces-verbaal bevindingen van 15 september 2020, Algemeen Dossier, p. 336-338.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 6 januari 2021, Persoonsdossier [verdachte] , p. 96.
4.De verklaring van verdachte [medeverdachte 3] afgelegd als getuige in de zaak van verdachte op de zitting van 6 februari 2023.
5.Proces-verbaal bevindingen van 10 november 2020, Algemeen Dossier, p. 399-400.
6.Proces-verbaal bevindingen van 29 april 2020, Zaaksdossier 1, p. 214-215.
7.Proces-verbaal bevindingen van 6 oktober 2020, Algemeen Dossier, p. 666-667.
8.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 24 juni 2021, zaaksdossier 2, pagina 426.
9.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 7 januari 2021, zaaksdossier 3, pagina 305.
10.Proces-verbaal bevindingen van 14 januari 2021, Zaaksdossier 7, p. 80-81.
11.De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd op de zitting van 6 februari 2023.
12.Uitwerking gesprek van 21 oktober 2020, OVC010 Woning [verdachte] , OVC dossier, pagina 210.
13.Proces-verbaal bevindingen van 28 oktober 2020, Zaaksdossier 9, 86-88.
14.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 18 februari 2021, FO-dossier, p. 77-87.
15.Een geschrift, te weten een sporenmatrix Kelderbox [plaats] , FO-dossier, p. 18.
16.Uitwerking gesprek van 21 oktober 2020, OVC010 Woning [verdachte] , OVC dossier, pagina 211.
17.Proces-verbaal van 17 augustus 2021, Algemeen dossier, pagina 412 en 413.
18.Uitwerking tapgesprek van 15 juli 2020, 20.00.52 uur, taplijn OVC003 NL ATM 6, OVC-dossier,
19.Uitwerking tapgesprek van 15 juli 2020, 20.10.54 uur, taplijn OVC003 NL ATM 6, OVC-dossier,
20.Proces-verbaal van 22 juli 2022, tapdossier, pagina 11.
21.Uitwerking tapgesprek van 11 mei 2020, taplijn TA002 * [telefoonnummer] ( [.] ), proces-verbaal van 22 juli 2022, tapdossier, pagina 31 en 32.
22.Uitwerking gesprek van 5 november 2020, OVC012 VW Polo W., OVC dossier, pagina 581.
23.Uitwerking gesprek van 20 oktober 2020, OVC010 Woning [verdachte] , OVC dossier, pagina 203.
24.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 24 juni 2021, zaaksdossier 2, pagina 431.
25.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 24 juni 2021, zaaksdossier 2, pagina 436.
26.Uitwerking gesprek van 7 augustus 2020, OVC005 Dld Audi Q3, OVC dossier, pagina 123.
27.De verklaring van verdachte [medeverdachte 3] afgelegd als getuige in de zaak van verdachte op de zitting van 6 februari 2023, pagina 11.
28.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 17 juni 2021, zaaksdossier 2, pagina 408.
29.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 17 juni 2021, zaaksdossier 2, pagina 409.
30.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 17 juni 2021, zaaksdossier 2, pagina 416.
31.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 17 juni 2021, zaaksdossier 2, pagina 417.
32.Uitwerking tapgesprek van 3 november 2020, taplijn OVC012 VW POLO W., OVC-dossier, p. 528.
33.De verklaring van verdachte [medeverdachte 3] afgelegd als getuige in de zaak van verdachte op de zitting van 6 februari 2023.
34.Uitwerking tapgesprek van 2 november 2020, 14:59 uur, taplijn OVC012 VW POLO W., OVC-dossier, p. 500.
35.Uitwerking gesprek van 21 oktober 2020, 21:26 uur, taplijn OVC010 Woning [verdachte] , OVC-dossier, p. 209 en 210.
36.Uitwerking tapgesprek van 4 september 2020, 4:16 uur, taplijn OVC008 BMW M140i, OVC-dossier, p. 156-157.
37.Uitwerking gesprek van 20 oktober 2020 18:04:16, OVC010 Woning [verdachte] , OVC dossier, pagina 201.
38.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 7 januari 2021, zaaksdossier 3, pagina 285.
39.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 7 januari 2021, zaaksdossier 3, pagina 287.
40.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 7 januari 2021, zaaksdossier 3, pagina’s 292 en 293.
41.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 7 januari 2021, zaaksdossier 3, pagina 306.
42.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 7 januari 2021, zaaksdossier 3, pagina 308.
43.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 7 januari 2021, zaaksdossier 3, pagina 309-310.
44.Uitwerking gesprek van 3 september 2020