ECLI:NL:RBMNE:2023:215

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
10227844 / MV EXPL 22-145 M/50723 van
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte wegens huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V. over de ontruiming van een bedrijfsruimte wegens huurachterstand. [gedaagde] huurt sinds 1 februari 2017 een bedrijfsruimte van [eiseres] voor een maandelijkse huurprijs van € 5.960,17. [eiseres] heeft een huurachterstand van € 19.276,44 geconstateerd, die door [gedaagde] niet voldoende gemotiveerd is betwist. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor [eiseres] en dat de vorderingen in een bodemprocedure een kans van slagen hebben.

De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming van de bedrijfsruimte toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, contractuele boetes, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De vordering tot machtiging voor de ontruiming is afgewezen, omdat een deurwaarder al bevoegd is om de ontruiming uit te voeren. De rechter heeft ook geoordeeld dat de schadevergoeding voor de periode na de ontruiming in een bodemprocedure moet worden beoordeeld, omdat de hoogte van de schade nog onbekend is.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis in kort geding van 24 januari 2023
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 10227844 / MV EXPL 22-145 M/50723 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres, hierna ook te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. D.N. Allick,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door [A] , procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte van [gedaagde] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 1 februari 2017 huurt [gedaagde] de bedrijfsruimte gelegen aan de
[adres] te [vestigingsplaats] van [eiseres] . De huurprijs bedraagt € 5.960,17 per maand bij vooruitbetaling. Op de huurovereenkomst zijn de ‘Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW’ van toepassing verklaard.
2.2.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, bij vonnis in kort geding, - samengevat – veroordeling van [gedaagde] de bedrijfsruimte aan de [adres] te [vestigingsplaats] te ontruimen, met machtiging voor [eiseres] en de deurwaarder om de ontruiming te doen uitvoeren, [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te betalen een bedrag van € 19.276,44 aan achterstallige huur, berekend tot en met 10 januari 2023, en om per 1 februari 2023 tot aan de dag der algehele ontruiming een bedrag van € 5.960,17 per maand te betalen. [eiseres] vordert tevens veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 1.200,00 aan contractuele boetes. Verder vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 3.785,49 aan buitengerechtelijke incassokosten. Tot slot vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 5.960,17 per maand aan schadevergoeding voor iedere maand dat [eiseres] de bedrijfsruimte niet heeft kunnen verhuren onder dezelfde voorwaarden zoals die golden tussen [eiseres] en [gedaagde] , met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In het kader van dit kort geding moet worden beoordeeld of de vorderingen van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Spoedeisend belang
4.2.
Van een spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen is naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op de aard van de vorderingen, genoegzaam gebleken.
Huurachterstand
4.3.
[eiseres] heeft gesteld dat er sprake is van een huurachterstand van € 19.276,44. Zij heeft een specificatie van deze achterstand overgelegd. [gedaagde] heeft gesteld dat de huurachterstand minder hoog is. Er zou volgens haar sprake zijn van een huurachterstand van slechts € 14.823,99. Zij heeft hiertoe zelf ook een overzicht overgelegd. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] hiermee de hoogte van de huurachterstand onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Zij heeft immers erkend dat alle bedragen op het overzicht van [eiseres] kloppen en heeft onvoldoende kunnen toelichten waardoor zij niettemin op een ander eindbedrag uitkomt. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van de huurachterstand van € 19.276,44 dan ook toewijzen.
Contractuele boetes4.4. [eiseres] vordert een bedrag van € 1.200,00 aan contractuele boetes op grond van artikel 23.2 uit de algemene bepalingen van de huurovereenkomst. Nu de boetes niet door [gedaagde] zijn betwist, zal de vordering worden toegewezen.
Ontruiming4.5. Gelet op de hoogte van de huurachterstand (ruim drie maanden) is het zeer waarschijnlijk dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen. De kantonrechter acht het daarom gerechtvaardigd om hierop vooruit te lopen, zodat de vordering tot ontruiming van de bedrijfsruimte zal worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordt bepaald op veertien dagen na de betekening van dit vonnis. [eiseres] heeft ter zitting verklaard dat, na verkrijging van een titel tot ontruiming, partijen zullen kunnen overleggen over een oplossing van de ontstane situatie.
Machtiging4.6. De gevorderde machtiging om de ontruiming te doen uitvoeren zal worden afgewezen bij gebrek aan belang. Uit artikel 556 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt immers al dat een gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder.
Lopende huurtermijnen4.7. De vordering tot betaling van de huurtermijnen vanaf 1 februari 2023 tot aan de dag der algehele ontruiming zal worden toegewezen.
Schadevergoeding
4.8.
[eiseres] vordert ook schadevergoeding voor de periode nadat de bedrijfsruimte is ontruimd. De hoogte van de schade is onbekend, omdat nog onzeker is op welke termijn [eiseres] de bedrijfsruimte na de ontruiming daarvan door [gedaagde] , onder dezelfde voorwaarden, aan een derde zal kunnen verhuren. Deze vordering tot schadevergoeding zal zo nodig in een bodemprocedure moeten worden beoordeeld. Deze kort geding procedure, waarin terughoudend moet worden omgegaan met een vordering van (een voorschot op) schadevergoeding, is daarvoor niet geschikt.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. In het onderhavige geval zijn partijen - daarbij handelend in de uitoefening van beroep of bedrijf - echter een vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. De vordering zal dan ook worden getoetst aan het rapport Voor-werk II, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De door [eiseres] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen, nu [gedaagde] de verschuldigdheid daarvan op grond van de tussen hen gesloten overeenkomst niet heeft betwist en geen termen aanwezig zijn om (ambtshalve) tot matiging van de gevorderde vergoeding over te gaan.
Proceskosten4.10. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- explootkosten € 131,18
- griffierecht € 1.384,00
- salaris gemachtigde €
622,50 (2,5 punten x tarief € 249,00)
Totaal € 2.137,68
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

5.De beslissing

De kantonrechter, recht doende in kort geding:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de bedrijfsruimte aan de [adres] te [vestigingsplaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan haar toebehoren en niet aan [eiseres] , en om deze bedrijfsruimte met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 19.276,44 aan huurachterstand tot en met januari 2023, te voldoen binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 5.960,17 per maand vanaf 1 februari 2023 tot en met het einde van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.200,00 aan contractuele boetes, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 3.785,49 aan buitengerechtelijke incassokosten, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiseres] , tot de datum van dit vonnis begroot op € 2.137,68, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan;
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023.