Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
[belanghebbende], te [woonplaats] , gemachtigde: mr. J.R. Dobbelsteijn Bisschops.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 april 2023 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser in een handhavingszaak. Eiser, woonachtig aan [adres 1] in [woonplaats], heeft bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de begunstigingstermijn die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren aan belanghebbende heeft verleend. Belanghebbende, die aan [adres 2] woont, had een last onder dwangsom opgelegd gekregen van het college vanwege overtredingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Eiser stelde dat hij procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep, omdat hij wilde dat de begunstigingstermijn niet werd verlengd. Echter, de rechtbank oordeelde dat de periode van zes weken na de beslissing op bezwaar inmiddels was verstreken, waardoor eiser zijn doel niet meer kon bereiken. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van voldoende procesbelang en verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk.
Tijdens de zitting werd ook gesproken over de mogelijkheid van een informeel gesprek tussen partijen om tot een oplossing te komen voor hun conflicten. Eiser verzocht om vergoeding van zijn proceskosten, maar de rechtbank wees dit verzoek af, omdat eiser als advocaat zijn eigen belangen behartigde en de verletkosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank benadrukte dat eiser niet op de hoogte was van de beslissing van het college op 7 december 2022, maar dit was niet voldoende reden om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen.