Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2023 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
[belanghebbende], te [woonplaats] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser, wonende aan [adres 1] in [woonplaats], beroep ingesteld tegen het besluit van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, dat zijn verzoek om handhaving van de grondwateronttrekking door de belanghebbende op het naastgelegen perceel heeft afgewezen. De belanghebbende, wonende aan [adres 2], onttrekt grondwater voor twee vijvers en een zwembad. Eiser stelt dat deze onttrekking schade toebrengt aan zijn perceel en heeft in het verleden meerdere procedures gevoerd over dit onderwerp. Het Hoogheemraadschap heeft op 19 juli 2021 en 22 november 2021 besluiten genomen die het handhavingsverzoek van eiser ongegrond verklaarden. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 22 februari 2023 is behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet in de bezwaarfase is gehoord, maar heeft dit gebrek gepasseerd omdat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt in de beroepsprocedure toe te lichten. De rechtbank oordeelt dat het Hoogheemraadschap terecht heeft afgezien van handhaving, omdat de grondwateronttrekking niet vergunningplichtig is. De rechtbank concludeert dat er geen causaal verband is tussen de grondwateronttrekking en de schade aan het perceel van eiser. Eiser's beroep wordt ongegrond verklaard, maar het Hoogheemraadschap wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser.