ECLI:NL:RBMNE:2023:2145

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
16.096541.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en zware mishandeling door onduidelijkheid over de toedracht van letsel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, namelijk de poging tot doodslag, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de aangever van het leven te beroven. De rechtbank kon niet vaststellen wat er precies is gebeurd in de nacht van 16 april 2022, toen de aangever met een steekwond in het ziekenhuis werd opgenomen. De verklaringen van de verdachte waren inconsistent en er was onvoldoende bewijs om de betrokkenheid van de verdachte bij het toebrengen van de steekwond te bevestigen.

Daarnaast is de verdachte ook vrijgesproken van de zware mishandeling, omdat het letsel dat de aangever had opgelopen door het slaan met een glas niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat er geen medisch bewijs was dat de aangever daadwerkelijk zwaar letsel had opgelopen. De rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte de aangever met een glas heeft geslagen, wat resulteerde in een voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 89 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 90 uur, die kan worden omgezet in 45 dagen hechtenis bij niet-naleving.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 300,- voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de gevorderde schade niet voortvloeide uit het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.096541.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , te [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juli 2022, 27 september 2022, 1 februari 2023, 22 maart 2023 en 26 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en haar raadsman, R.W.A. Offermanns, advocaat
te Almere, naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen dhr. [slachtoffer] als getuige en benadeelde partij ter terechtzitting heeft verklaard en de toelichting die hij heeft gegeven op zijn vordering.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, op neer dat verdachte:
primair:op 16 april 2022 te [plaats] met (een) ander(en) heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door hem met een mes en/of glas in de borst en/of gezicht te steken;
subsidiairten laste gelegd als medeplegen van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel in de vorm van een steekwond in de thorax en/of doofheid aan het linkeroor,
meer subsidiairten laste gelegd als medeplegen van poging tot zware mishandeling;
meest subsidiairten laste gelegd als medeplegen van mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, nu het wettig en overtuigend bewijs van het opzet op de dood van de aangever ontbreekt.
De officier van justitie acht het subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. De raadsman acht het meer subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend te bewijzen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd aangever van het leven te beroven. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan de rechtbank niet vaststellen wat er in de nacht van 16 april 2022 precies in de woonwagen van verdachte is gebeurd. Vast staat dat aangever die nacht is opgenomen in het [ziekenhuis] met een steekwond in zijn borst en dat hij deze steekwond heeft opgelopen in de woonruimte van verdachte. Met betrekking tot de vraag wie aangever (hoogstwaarschijnlijk met een mes) in de linkerborst heeft gestoken dan wel gesneden, biedt het dossier echter onvoldoende duidelijkheid. Weliswaar heeft verdachte op de terechtzitting van 13 juli 2022 verklaard dat aangever in een mes is gelopen dat verdachte vasthield, echter heeft de rechtbank twijfels over de betrouwbaarheid van die verklaring. Zo heeft verdachte hier niets over verklaard bij de politie, rechter-commissaris of de behandeling in raadkamer en is zij pas voor het eerst met deze verklaring gekomen ter terechtzitting, bijna drie maanden na het incident.
Verder volgt uit het dossier dat:
  • verdachte vlak na het incident tegen meerdere verbalisanten ter plaatse heeft gezegd dat zij aangever met glas had gestoken. Over een mes heeft verdachte het dan niet;
  • ook de broer van verdachte, [A] , ten tijde van het incident in de woonruimte van verdachte aanwezig lijkt te zijn geweest en mogelijk een rol heeft gehad bij het steek-/snij incident. Verdachte belt in de nacht van 16 april 2022 zelf met de meldkamer van 112 en zegt dan:
  • de moeder van verdachte in getapte telefoongesprekken zegt dat het steken niet met een mes is gebeurd maar met glas;
  • de broer van verdachte in getapte telefoongesprekken tegen zijn moeder zegt: “
  • geen onderzoek is gedaan naar de vraag of de steekwond in de borst van aangever is toegebracht met een mes of dat dit ook op andere wijze, bijvoorbeeld met glas, kan zijn gebeurd.
De rechtbank ziet hierin reden om behoedzaam om te gaan met de verklaring van verdachte dat aangever in het mes is gelopen dat door haar werd vastgehouden. Dit geldt te meer nu verdachte stelt zich het voorval met het mes weer te kunnen herinneren, nadat zij een droom had over haar vader. De rechtbank acht deze verklaring voor het zich later herinneren van het voorval niet uitgesloten, opmerkelijk is dit verhaal echter wel.
Op basis van het dossier kan de rechtbank niet uitsluiten dat de broer van verdachte ook betrokken is geweest bij het geweldsincident in de nacht van 16 april 2022 en mogelijk een rol heeft gehad bij het steek-/snij incident. Dit brengt mee dat de relatief grote hoeveelheid DNA van verdachte, die is aangetroffen op het heft van een mes, onvoldoende is om verdachte als (enige) gebruiker van het mes destijds, aan te wijzen. Op basis van het NFI rapport over het op het heft van het mes aangetroffen DNA kan immers niet worden uitgesloten dat dit DNA niet van verdachte, maar van haar broer afkomstig is. De afgeleide DNA-hoofdprofielen zijn op basis van het NFI rapport namelijk enkel waarschijnlijker in vergelijking met DNA van willekeurige,
niet aan verdachte verwante, personen.
Om meer duidelijkheid te krijgen over de vraag wie aangever in zijn borst heeft gestoken heeft de rechtbank aangever ter terechtzitting gehoord. Net als tijdens zijn eerdere verklaringen bij de politie, verklaarde aangever ter terechtzitting zich dit niet te kunnen herinneren.
Vanwege al deze onzekere en twijfelachtige omstandigheden bestaat er onduidelijkheid over de werkelijke toedracht van het letsel en kan de rechtbank niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat verdachte aangever in zijn borst heeft gestoken/gesneden. De rechtbank kan daarom niet anders dan verdachte van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde, omdat het letsel dat door het slaan met een glas tegen het gezicht/hoofd van aangever is ontstaan, niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Aangever heeft weliswaar verklaard (gedeeltelijk) doof te zijn geworden aan zijn linkeroor, hetgeen als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt als dat vast komt te staan, maar dit wordt niet ondersteund door (medisch) bewijs. Als gevolg daarvan kan de rechtbank niet vaststellen wat de ernst van dit letsel is, of er een noodzaak is (geweest) tot medisch ingrijpen en of er al dan niet uitzicht is op volledig herstel. Dit betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 meer subsidiair [1]
Uit het
proces-verbaal van verhoor van verdachtevan 16 april 2022 blijkt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard
:
V: Kan je ons vertellen wat er afgelopen nacht is gebeurd bij jou in de woning?
A: Het enige wat ik me goed kan herinneren was dat ik hem met een glas op zijn hoofd heb geslagen.
V: Waar heb jij [slachtoffer (voornaam)] met het glas geslagen?
A: Het zal op de zijkant van zijn hoofd zijn geweest.
V: Wat gebeurde er met het glas?
A: Het ging stuk. [2]
Uit het
proces-verbaal van verhoor van verdachtebij de rechter-commissaris op 19 april 2022 blijkt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik heb het glas tegen zijn hoofd geslagen, maar meer kan ik mij niet herinneren.
Uit het
proces-verbaal van verhoor van verdachtevan 25 april 2022 blijkt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
A: (…) Ik weet alleen dat ik het glas op zijn hoofd ergens heb geslagen en dat alles onder het bloed zat bij mij hier.
O: verdachte toont haar rechter hand met daarop een paar kleine krasjes. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik was op 16 april 2022 in een woning in [plaats] . Ik zag glasscherven op de vloer van de woning liggen. [verdachte] [de rechtbank begrijpt: verdachte] liet mij een flinke snee in haar vinger zien waaruit bloed vloeide. Bij [slachtoffer] zag ik aan de linkerzijde van zijn gezicht, bij de wang en het oor oppervlakkige sneetjes zitten. [4]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik zag kleine verwondingen rondom het linkeroor van het slachtoffer [slachtoffer] . [5]
Bewijsoverwegingen
In tegenstelling tot haar verklaring over het incident met het mes, heeft verdachte vanaf het eerste moment verklaard dat zij aangever met een glas tegen zijn hoofd heeft geslagen. Het bij verdachte en bij aangever waargenomen letsel past bij deze verklaring. De rechtbank oordeelt daarom dat het slaan met het glas tegen het gezicht/hoofd van aangever wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het slaan met een glas tegen het gezicht/hoofd van aangever bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij aangever heeft aanvaard. Immers is het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam en is er door het mogelijk breken van het glas waarmee geslagen wordt (wat ook is gebeurd) een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanwezig, zoals een zeer ontsierend litteken of schade aan een oog dan wel verlies van het zicht daarin. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte minst genomen in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een (onbekend gebleven) ander, is niet gebleken, zodat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
meer subsidiair
op 16 april 2022 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met een glas in/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft gesneden en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Noodweer
De raadsman heeft bepleit dat verdachte een beroep op noodweer toekomt en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Aangever was dronken en zeer agressief. Hij liet zich door verdachte, haar moeder en broer niet de woning uitpraten. Verdachte heeft verklaard dat aangever haar heeft vastgepakt en
-gehouden. Tegen deze wederrechtelijke aanranding mocht verdachte zich verdedigen, aldus de raadsman. Verdachte kon op dat moment geen kant op.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Dat sprake is geweest van een noodweersituatie acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden, gelet op verdachtes inconsistente verklaringen en het feit dat haar verklaring wat betreft de vermeende wederrechtelijke aanranding geen ondersteuning vindt in het dossier. Uit de verklaringen van verdachte volgt veeleer dat sprake was van een worsteling tussen aangever en verdachte waarbij aangever en verdachte elkaar vastpakten. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat uit het dossier volgt dat verdachte boos was op aangever op het moment dat zij bij haar woning aan kwam. Zo appt zij haar moeder kort voor thuiskomst:
“Hij [de rechtbank begrijpt: aangever] stuurt mij allemaal berichten je kent mij zot ik daarmee in me hoofd ga ik flippe als ik strx thuis kom. (…) Let op Als ik zo thuis kom (…) Gooi ik em deruit met z’n spulle Wors kk leip hiervan”en appt zij aangever eerder op de avond:
“Nie doen bij mij dan kom ik flip mode”. De rechtbank acht het daarom aannemelijker dat verdachte degene is geweest die de confrontatie heeft gezocht, waarna een worsteling tussen verdachte en aangever is ontstaan. In die situatie kan een beroep op noodweer niet slagen, nu geen sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
meer subsidiair
poging tot zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het volgende aangevoerd.
Een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, is niet passend indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het meer subsidiair tenlastegelegde. Verdachte heeft al een periode in detentie gezeten. In die periode dreigden haar drie kinderen uit huis te worden geplaatst. Met de schorsing van de voorlopige hechtenis is dit voorkomen. Wanneer zij opnieuw vast komt te zitten, zal wederom uithuisplaatsing dreigen, nu niemand anders voor de kinderen van verdachte kan zorgen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, door met een glas tegen het hoofd van het slachtoffer, haar toenmalige partner, te slaan.
Uit het dossier volgt dat er het één en ander aan het incident vooraf is gegaan. Zo was er sprake van een hoog oplopende ruzie tussen verdachte en het slachtoffer over het feit dat verdachte in de avond/nacht met haar broer de stad in was gegaan, terwijl het slachtoffer met verdachtes kinderen thuis in de woonwagen van verdachte achterbleef. Voorts hadden zowel verdachte als het slachtoffer een behoorlijke hoeveelheid alcohol gedronken. Dit alles heeft geleid tot een nachtelijke geweldsexplosie in de woonwagen, waar op dat moment drie kleine kinderen lagen te slapen. De politie trof bij aankomst een ravage aan, waarbij de vloer van de woonwagen onder het bloed en glasscherven zat. Wat zich precies in de woonwagen heeft afgespeeld en wie daar bij betrokken zijn geweest heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen, door de wisselende en deels tegenstrijdige verklaringen van alle betrokkenen. Hetzelfde geldt voor de toedracht van de steekwond in de borst van het slachtoffer. Een kwalijke zaak, want het had niet veel gescheeld of het slachtoffer was aan de verwondingen in zijn borst overleden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een rapport van Reclassering Nederland van 5 juli 2022, opgemaakt door [B] , reclasseringswerker;
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 21 december 2022.
Indien verdachte wordt veroordeeld, heeft de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling gericht op relatievaardigheden en vaardigheden in conflicthantering van verdachte en een alcoholverbod.
Verdachte heeft verklaard te zorgen voor drie jonge kinderen, waarvan één met een ontwikkelingsachterstand kampt. De rechtbank houdt hier rekening mee.
De op te leggen straf
Gelet op het ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten die binnen de Rechtspraak landelijk voor de straftoemeting (LOVS) zijn vastgesteld, waarin voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) uitgegaan wordt van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden. Nu de rechtbank echter een
pogingtot zware mishandeling bewezen en strafbaar heeft verklaard, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan deze (overigens door de officier van justitie gevorderde) zeven maanden.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van negenentachtig dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in combinatie met een taakstraf van negentig uren, te vervangen door vijfenveertig dagen hechtenis als verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, passend en geboden. Dit betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis.
De rechtbank acht een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, niet nodig. Het reclasseringsadvies dateert van alweer bijna een jaar geleden. Daarnaast heeft verdachte zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis (van ook alweer bijna een jaar) gehouden aan de haar opgelegde voorwaarden en hebben zich in de tussentijd geen incidenten voorgedaan. Voorts hebben de officier van justitie en raadsman geen voorwaardelijke straf (met bijzondere voorwaarden) gevorderd dan wel verzocht.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.200,-. Dit bedrag bestaat uit vergoeding van € 2.200,- wegens materiële schade en van € 5.000,- wegens immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Gelet op de gevorderde vrijspraak van het primair tenlastegelegde, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor zover deze ziet op de materiële schade. De gevorderde immateriële schade moet volgens de officier van justitie worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het meer gevorderde dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat de gevorderde vergoeding wegens materiële schade van de benadeelde partij betrekking heeft op schade ten gevolge van de steekwond in zijn borst. Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van deze geweldshandeling, zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Immateriële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het meer subsidiair bewezen verklaarde feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat hij daarnaast in zijn persoon is aangetast en daar psychische schade aan heeft overgehouden, ligt gelet op de aard en de ernst van de gebeurtenissen, zoals hiervoor beschreven, voor de hand. De benadeelde partij komt dan ook in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank begroot deze schade naar billijkheid, met inachtneming van de aard van het letsel, de omstandigheden waaronder de normschending heeft plaatsgevonden en mede gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, op een bedrag van € 300,-.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu de verder gevorderde vergoeding wegens immateriële schade niet is ontstaan als gevolg van het bewezen verklaarde feit, maar als gevolg van het primair ten laste gelegde feit, waarvan verdachte wordt vrijgesproken.
Wettelijke rente
De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt gesteld op 16 april 2022, zijnde de datum waarop het bewezen verklaarde feit is gepleegd.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte ook worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van € 300,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 april 2022 tot de dag van volledige betaling
,nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 6 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
89 (negenentachtig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
90 (negentig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 300,- (driehonderd euro)ter vergoeding van immateriële schade;
- verklaart de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag van € 300,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2022 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat
€ 300,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 6 (zes) dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 mei 2023.
De jongste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 16 april 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes en/of een glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de (linker)borst en/of het gezicht en/of het hoofd, in elk geval het lichaam heeft gestoken/gesneden/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:zij op of omstreeks 16 april 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de thorax en/of doofheid aan het (linker)oor, heeft toegebracht, door met een mes en/of een glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de (linker)borst en/of het gezicht en/of het hoofd, in elk geval het lichaam te steken/snijden/prikken en/of te slaan ;( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:zij op of omstreeks 16 april 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met een mes en/of een glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de(linker)borst en/of het gezicht en/of het hoofd, in elk geval het lichaam heeft gestoken/gesneden/geprikt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:zij op of omstreeks 16 april 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld, door die [slachtoffer] met een glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken/snijden/prikken/slaan.(art 300 WbvS/art.47 WbvS)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 april 2022, onderzoek Apperson / MD2R0222047, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Flevoland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 161. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 22, 23 en 24.
3.Pagina 115.
4.Pagina’s 53 en 54.
5.Pagina 45.