ECLI:NL:RBMNE:2023:2142

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
10132869 UC EXPL 22-6643
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht: bewijsstukken voor eigen aansluitingen en meters in appartementen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen [geopposeerde] en de commanditaire vennootschap [opposante] over de huur van een appartement. [geopposeerde] heeft van 15 augustus 2021 tot en met 31 december 2021 een appartement gehuurd van [opposante] en vordert terugbetaling van de waarborgsom en te veel betaalde voorschotbedragen voor de servicekosten. [opposante] betwist deze vorderingen en vordert op haar beurt betaling van energiekosten en andere kosten die zij aan [geopposeerde] in rekening heeft gebracht. De kantonrechter heeft de zaak op 20 februari 2023 mondeling behandeld, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betalingsverplichting van [geopposeerde] voor de verbruikskosten van gas en elektriciteit is overeengekomen in de huurovereenkomst. De discussie over de vraag of het pand over één of twee meters beschikt, is tijdens de zitting naar voren gekomen. De kantonrechter heeft [opposante] in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken te overleggen ter onderbouwing van haar stelling dat er twee aparte aansluitingen zijn. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de beslissing over de vorderingen van beide partijen is op dat moment nog niet genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10132869 UC EXPL 22-6643 MB/40202
Vonnis van 19 april 2023
Inzake
[geopposeerde],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [geopposeerde] ,
gedaagde partij in het verzet,
oorspronkelijk eisende partij,
gemachtigde: N.F. Hijlkema, werkzaam bij [.] V.O.F.,
tegen:
de commanditaire vennootschap
[opposante],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [opposante] ,
eisende partij in het verzet,
oorspronkelijk gedaagde partij,
gemachtigde: mr. S. Askamp.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [geopposeerde] met producties I tot en met IV die op
1 oktober 2022 aan [opposante] is betekend;
  • het verstekvonnis van 2 november 2022;
  • de verzetdagvaarding van [opposante] houdende een eis in reconventie, met producties 1 tot en met 10 die op 8 december 2022 aan [geopposeerde] is betekend.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 februari 2023. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak die speelt tussen [geopposeerde] en de commanditaire vennootschap [onderneming] (10013120 UC EXPL 22-5006). Namens [geopposeerde] is verschenen de heer F. Hijlkema als gemachtigde en namens [opposante] en [onderneming] is verschenen mr. S. Askamp als gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen met partijen is besproken. Deze aantekeningen zitten in het dossier van de kantonrechter.
1.3.
Daarna is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[geopposeerde] heeft vanaf 15 augustus 2021 tot en met 31 december 2021 het appartement gelegen op de eerste verdieping van het pand aan de [adres] in [plaats] (hierna: het appartement) gehuurd van [opposante] . Op de tweede verdieping van de [adres] is ook een appartement gelegen. [geopposeerde] vordert van [opposante] terugbetaling van de waarborgsom voor een bedrag van € 383,00 en vaststelling en terugbetaling van de te veel door haar betaalde voorschotbedragen voor de servicekosten van € 509,32, te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. [geopposeerde] legt aan haar vorderingen de huurovereenkomst ten grondslag. [opposante] is het hier niet mee eens en vordert op haar beurt (bij)betaling door [geopposeerde] van i) energiekosten voor een bedrag van € 336,97, ii) primair € 486,00 aan overige servicekosten, subsidiair € 0,00 aan overige servicekosten, iv) € 250,00 aan schoonmaakkosten en € 141,57 aan herstelkosten van door [geopposeerde] aan het gehuurde veroorzaakte schade, met veroordeling van [geopposeerde] in de proceskosten.
2.2.
De kantonrechter geeft [opposante] een bewijsopdracht en houdt iedere verdere beslissing aan.

3.De beoordeling

3.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie met elkaar samenhangen, zullen die hierna gezamenlijk worden behandeld.
Onderdeel servicekosten: vergoeding voor het verbruik gas en elektriciteit
3.2.
[geopposeerde] stelt dat zij op basis van de huurovereenkomst maandelijks een bedrag van € 88,00 aan [opposante] heeft betaald als voorschot voor het verbruik van gas en elektriciteit. Ondanks dat zij meerdere keren aan [opposante] een kostenoverzicht met betrekking tot de bij haar in rekening gebrachte nutsvoorzieningen en overige servicekosten heeft gevraagd, heeft zij die nooit gekregen. Daarom is volgens [geopposeerde] – naar de kantonrechter begrijpt – geen overeenstemming tussen partijen bereikt over de betalingsverplichting met betrekking tot de kosten voor de nutsvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 7:259 lid 1 BW en moet de betalingsverplichting van [geopposeerde] worden vastgesteld op basis van wat redelijk is. Zij heeft daarvoor een berekening van het Nibud gebruikt, op grond waarvan [geopposeerde] stelt dat zij over de huurperiode een bedrag van € 242,18 aan nutsvoorzieningen aan [opposante] verschuldigd is. Omdat dit minder is dan het totale voorschotbedrag dat zij aan [opposante] heeft betaald, vordert zij het te veel betaalde voorschot als onverschuldigd van [opposante] terug.
3.3.
[opposante] betwist dat zij nog een bedrag aan te veel betaalde energiekosten aan [geopposeerde] moet terugbetalen. Sterker nog, zij vordert in reconventie bijbetaling van [geopposeerde] voor de werkelijk verbruikte energiekosten. Zij onderbouwt haar vordering met de ‘jaarafrekening over de verbruiksperiode 15 augustus 2021 tot en met 31 december 2021 voor het adres [adres] in [plaats] ’ (hierna: de jaarafrekening) die is vastgesteld door middel van smartmeters in het appartement en die zij op 1 december 2022 aan [geopposeerde] heeft gestuurd, aldus [opposante] .
De betalingsverplichting van [geopposeerde]
3.4.
De vraag die allereerst voorligt is of de betalingsverplichting van [geopposeerde] een redelijke vergoeding beloopt voor het geleverde gas en elektra (volgens [geopposeerde] ), of dat deze neerkomt op het verschil tussen werkelijke verbruikskosten en de betaalde voorschotbedragen (volgens [opposante] ).
3.5.
Anders dan [geopposeerde] stelt, is de kantonrechter van oordeel dat tussen partijen de betalingsverplichting van [geopposeerde] voor de verbruikskosten van gas en elektriciteit is overeengekomen. In de huurovereenkomst is immers bepaald dat [geopposeerde] hiervoor maandelijks een voorschotbedrag betaald (‘advance payment’) en dat de betaalde voorschotbedragen achteraf worden verrekend met de werkelijke verbruikskosten. Dat [opposante] volgens [geopposeerde] geen kostenoverzicht aan haar heeft verstrekt, maakt niet dat er geen betalingsverplichting tussen partijen is overeengekomen. Hoewel [opposante] volgens artikel 7:259 lid 2 BW verplicht is om binnen zes maanden na het verstrijken van het kalenderjaar een naar soort uitgesplitst overzicht aan [geopposeerde] te verstrekken, kent genoemd wetsartikel geen effectieve sanctie op het niet (tijdig) voldoen aan die verplichting. De betalingsverplichting van [geopposeerde] komt dus neer op wat partijen zijn overeengekomen, namelijk op het verschil tussen de werkelijke verbruikskosten en de betaalde voorschotbedragen.
De door [opposante] overgelegde jaarafrekening
3.6. [opposante]
heeft in deze procedure de jaarafrekening overgelegd, op grond waarvan volgens haar de betalingsverplichting van [geopposeerde] kan worden berekend. [geopposeerde] betwist dit, omdat volgens haar de jaarrekening ziet op de
tweeappartementen die zijn gevestigd aan de [adres] in [plaats] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [opposante] vervolgens gesteld dat de twee appartementen ieder beschikken over eigen aansluitingen en eigen meters. Ook deze stelling is door [geopposeerde] weersproken.
3.7.
De discussie over de vraag of het huis aan de [adres] over één of twee meters beschikt is voor het eerst tijdens de zitting opgekomen. Als de stelling van [opposante] juist is zou dit betekenen dat er twee aansluitingen met elk een eigen EAN-code (een unieke code voor meteraansluitingen) en meternummer zouden moeten zijn. Omdat [opposante] nog niet eerder in de gelegenheid is gesteld om dit aan te tonen, zal de kantonrechter [opposante] in de gelegenheid stellen om alsnog bij akte bewijsstukken in het geding te brengen die haar stelling onderbouwen. [geopposeerde] zal in de gelegenheid worden gesteld om hier bij akte op te reageren. De kantonrechter merkt in dit kader op dat de aktes tot dit onderwerp beperkt moeten zijn. Als de aktes ook over andere onderwerpen gaan zal hierop geen acht worden geslagen.
3.8.
Iedere verdere beslissing wordt op dit moment aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verwijst de zaak naar de rol van 17 mei 2023 voor het nemen van een akte door [opposante] over het hiervoor onder 3.7 genoemde onderwerp;
4.2.
bepaalt dat [geopposeerde] aansluitend de gelegenheid zal krijgen om op 14 juni 2023 hierover een akte te nemen;
4.3.
bepaalt dat de aktes van partijen beperkt moeten zijn tot het onder 3.7 genoemde onderwerp;
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.