ECLI:NL:RBMNE:2023:212

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
16/166313-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling en veroordeling ter zake poging tot zware mishandeling met mes

Op 24 januari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 23 juni 2019 in Lelystad betrokken was bij een steekincident. De verdachte werd beschuldigd van zware mishandeling, omdat hij met een mes in de neus van het slachtoffer zou hebben gestoken, wat leidde tot een (diepe) snijverwonding en een hersenbloeding. Tijdens de rechtszitting op 10 januari 2023 heeft de officier van justitie, mr. M. Klappe, de verdachte aangeklaagd, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Veenstra, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een gevecht, maar heeft geoordeeld dat de verwondingen van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel konden worden gekwalificeerd. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de zware mishandeling, maar wel veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 16 dagen op, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat leidde tot een lichtere straf dan oorspronkelijk geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/166313-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] (Polen),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Klappe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J. Veenstra, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen het slachtoffer [slachtoffer] , bijgestaan door E.V. Brunings, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Primair
op 23 juni 2019 in Lelystad [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem meerdere keren met een mes in de neus te steken en/of te prikken en/of meerdere keren tegen het gezicht of het lichaam te schoppen en/of te slaan;
Subsidiair
op 23 juni 2019 in Lelystad heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes meerdere zwaaiende en/of stekende bewegingen te maken in de richting van het lichaam en/of meerdere keren met een mes in de neus te steken en/of te prikken en/of meerdere keren tegen het gezicht of het lichaam te schoppen en/of te slaan;
Meer subsidiair
op 23 juni 2019 in Lelystad [slachtoffer] heeft mishandeld door het verrichten van de handelingen zoals hiervoor onder het primair ten laste gelegde is omschreven, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, omdat onvoldoende vaststaat dat het verdachte is geweest die gestoken heeft. Er kan niet worden uitgesloten dat het niet een ander, te weten [A] , is geweest die gestoken heeft. Voor het geval de rechtbank van oordeel is dat kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die gestoken heeft, heeft de raadsvrouw subsidiair bepleit dat uit het dossier blijkt dat er eenmaal is gestoken, en niet meermaals, zoals in de tenlastelegging staat. Daarnaast bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om het letsel van het slachtoffer, te weten een (diepe) snijverwonding in de neus en een hersenbloeding, te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde zware mishandeling. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1) [slachtoffer] heeft op 26 juni 2019 aangifte gedaan van openlijke geweldpleging. Uit het
proces-verbaal van aangifteen bijbehorende fotobijlagen blijkt dat aangever onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Plaats delict: Lelystad
Op 23 juni 2019 omstreeks 03:00 uur ben ik gaan lopen richting het Horecapleintje. Ik zag dat de man op mij afrende. Ik zag dat hij een zwaaiende beweging maakte met een arm. Ik zag dat hij zijn arm van links naar rechts zwaaide. Ik hoorde onder andere het woord Korva (fon). Ik zag toen dat de man iets glimmends in zijn hand had. Ik zag dat het een mes was. Ik zag dat het glimmende gedeelte wat uit zijn hand kwam zo'n 10 centimeter lang was. Ik deed mijn beide armen voor mijn gezicht. Mijn onderarmen hield ik voor mijn gezicht. Ik liep ondertussen naar achteren. Op het moment dat ik mijn armen even opzij deed voelde ik dat er iets scherps op mijn neus kwam. Ik viel op ditzelfde moment stijf naar achteren in de bosjes. Ik voelde bloed uit mijn gezicht stromen en ik zag dat er overal bloed lag. Ik voelde ook pijn aan mijn neus. Ik had zoveel pijn en ik ben toen bewusteloos geraakt. [B] heeft mij naar het ziekenhuis in Zwolle gebracht. Ik moest eerst onder de scan vanwege mijn hoofd en mijn pols. Ik heb gehoord dat ik een hersenschudding had en een hersenbloeding. In mijn neus zit een snee van 5 centimeter lang en de snee was ook zo diep dat de wond openstond. Mijn neus is gehecht. Mijn rechter voortand is halverwege afgebroken. In mijn linkeroog zijn mijn bloedvaten geknapt. Hierdoor is mijn oog nu behoorlijk rood. Ik zie hierdoor een beetje wazig in de linkerhoek. Ik moest een nacht in het ziekenhuis blijven vanwege de hersenschudding en de hersenbloeding. Ik heb vandaag nog veel pijn in mijn neus, voorhoofd, aan mijn voortanden en nog last mijn oog. Ik kan de man als volgt omschrijven:
Voorste man met het mes
- blanke man, waarschijnlijk Pools i.v.m. het scheldwoord Korva (fon);
- blond kort haar;
- ongeveer 1.85 meter en 1.90 meter lang;
- leeftijd schat ik rond de 30 jaar;
- normaal postuur.
Ik overhandig zeven foto's van die nacht van mijn letsel en drie foto's van vandaag van mijn letsel. [2]
2) Uit het
proces-verbaal verhoor van getuigevan 5 juli 2019 en bijbehorende fotobijlage blijkt dat [getuige] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard omtrent de mishandeling en het letsel van aangever:
V: Ik wil u graag horen over het steekincident van zondag 23 juni 2019. Wat kan u
hierover verklaren?
Ik was die avond op het horecapleintje omstreeks 03.00 uur. Er stond een groepje van zes à zeven jongens. Een van deze jongens is neergestoken. Ik zag een man aan komen lopen. Ik kan deze man als volgt omschrijven en noem hem verder in dit proces-verbaal NNI:
- man;
- blank;
- Poolse nationaliteit. Hij schold met Poolse woorden waaronder: "Kurva";
- hele lange man, tussen de 1.90 a 2.00 meter zeker;
- hij is zeker 40 jaar of ouder. Tussen de 35 à 45 jaar;
- meerdere verwondingen in zijn gezicht;
- kaal hoofd, wel iets haar.
Ik zag dat NNI naar het groepje jongens liep. Ineens ontstond er een gevecht tussen de jongens. Ik zag dat NNI op de grond viel. Ik zag dat hij zijn rechterhand achter in zijn broek had. Hij had zijn broek vast bij zijn middel. Ik zag dat hij achterwaarts richting de brug liep. Ik zag dat NNI het slachtoffer pakte en ik zag dat hij een steekbeweging maakte richting het slachtoffer. Ik hoorde de andere jongens roepen: "Hij heeft een mes, hij heeft hem neergestoken". Ik zag dat NNI het slachtoffer gestoken had en dat hij het slachtoffer daarna in de bosjes gooide. Ik zag dat het slachtoffer op zijn rug in de bosjes lag. Ik zag dat NNI over hem heen gebogen stond en ik dacht dat hij het slachtoffer dood zou steken.
V: Kan u de persoon die neergestoken is omschrijven?
A: Jonge jongen, licht getint.
V: Ik ga u nu een foto tonen. Deze foto zal ik ook bij dit proces-verbaal van getuige
voegen. Kan u wat over deze foto vertellen?
A: Dit zou hem heel goed zijn. Hij had die avond veel verwondingen op zijn hoofd. Ik
herken deze man aan zijn oren, deze zijn apart. Hij had aan de linkerzijde van zijn
hoofd net boven zijn oog een flinke verwonding en ook op zijn jukbeen. [3]
3) Uit de
medische verklaringvan Isala blijkt dat de Arts Assistent Neurologie onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Betreft: dhr. [slachtoffer] , geboren: [1997] .
Bovengenoemde patiënt was opgenomen van 23-06-2019 tot en met 24-06-2019 op de afdeling Neurologie.
Conclusie
21-jarige patiënt wordt gepresenteerd na mishandeling op straat waarbij:
1. trauma capitis. CT-cerebrum toont minimaal traumatisch bloed frontaal rechts en op overgang falx-tentorium;
2. aangezichtstrauma waarbij zwelling oogleden links en drukpijn over zygoma en orbita;
3. snijverwonding linkerzijde neus, ongeveer 5 cm lang, wijkend. Open verbinding met neusholte. Plastische chirurgie heeft verdere chirurgische behandeling gefaciliteerd;
4. pijn thorax, mogelijk ten gevolge van stomp thoraxtrauma;
5. pijn abdomen, mogelijk ten gevolge van stomp buiktrauma;
6. Pijnlijke pols links. [4]
4) Uit de
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 10 januari 2023 blijkt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik was op 23 juni 2019 in de nacht op het horecaplein in Lelystad. Er is ruzie ontstaan met vier of vijf personen. Ik ben aangevallen en vervolgens lag ik op de grond. Ik had verwondingen op mijn gezicht.
Bewijsoverwegingen
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat (1) verdachte in de nacht van 23 juni 2019 op het horecaplein in Lelystad is geweest, (2) er een gevecht is ontstaan tussen meerdere personen waarbij verdachte betrokken was, (3) aangever daarna met een mes in zijn neus is gestoken, waardoor (4) aangever een snijverwonding in de neus heeft opgelopen.
Verdachte of iemand anders?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte degene is geweest die dit heeft gedaan. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank hecht met name waarde aan de verklaring die is afgelegd door getuige [getuige] . Hij spreekt namelijk over een Poolse man die gestoken heeft en het door deze getuige gegeven signalement komt overeen met het uiterlijk van verdachte. Ook herkent de getuige verdachte aan de hand van een door de politie getoonde foto van verdachte. Bovendien verklaart de getuige dat er voor het steekincident een gevecht heeft plaatsgevonden tussen verdachte en een groepje personen en heeft de getuige die nacht verwondingen waargenomen op het gezicht van verdachte, hetgeen ter terechtzitting door verdachte zelf wordt bevestigd. Op basis van de verklaring van deze getuige heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte degene is geweest die met een mes in de neus van aangever heeft gestoken. Het verweer van de raadsvrouw dat de enkele verklaring van getuige [getuige] onvoldoende overtuigend is om tot een bewezenverklaring te komen, wordt door de rechtbank verworpen nu deze verklaring steun vindt in de aangifte. Aangever [slachtoffer] omschrijft de man die hem heeft gestoken immers ook als een Poolse man met meerdere verwondingen in zijn gezicht. Bovendien betreft deze getuige een onafhankelijke getuige en heeft de getuige wat betreft de hoofdpunten bij zowel de politie als de rechter-commissaris consistent verklaard, waardoor de rechtbank geen enkele twijfel heeft over de geloofwaardigheid van de getuigenverklaring van [getuige] .
Vrijspraak primair (zware mishandeling)
Alvorens de rechtbank toe kan komen aan een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde zware mishandeling van aangever, zal de rechtbank eerst de vraag moeten beantwoorden of de verwondingen van aangever als zwaar lichamelijk letsel kunnen worden aangemerkt. Voor de beantwoording van die vraag kunnen, buiten de in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht genoemde gevallen, als algemene gezichtspunten in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Aangever heeft, blijkens de medische verklaring van Isala, onder andere een snijverwoning van ongeveer vijf centimeter lang in zijn neus en een trauma capitis (hoofdtrauma), waarbij sprake was van minimaal traumatisch bloed, opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat, met inachtneming van bovengenoemde criteria, een kleine hersenbloeding onvoldoende ernstig is om te kunnen worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van de snijverwonding overweegt de rechtbank dat, op basis van de informatie in het dossier, de snee in de neus van aangever evenmin is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. Dat neemt niet weg dat de rechtbank er niet aan twijfelt dat het letsel en de gevolgen daarvan voor aangever zonder meer ingrijpend zullen zijn (geweest).Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde zware mishandeling.
Bewezenverklaring subsidiair (poging tot zware mishandeling)
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte met een mes een zwaaiende en/of stekende beweging heeft gemaakt in de richting van het lichaam van aangever en met dat mes in de neus van aangever heeft gestoken, met een forse en diepe snijverwonding op de neus van aangever tot gevolg. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is en dat het steken met een mes in het lichaam tot ernstig letsel kan leiden. Door het toegepaste geweld was er een aanmerkelijke kans dat aangever hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Bovendien is het steken met een mes in de neus van aangever naar haar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en -overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft gepleegd, zoals hierna in rubriek 5 is omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Subsidiair
op 23 juni 2019 te Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een mes één zwaaiende en/of stekende beweging te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en aldus met dat mes in de neus van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Subsidiair:
poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 16 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, verzocht om aan verdachte geen straf op te leggen. Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw bepleit een eventueel op te leggen gevangenisstraf niet langer te laten duren dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 16 dagen. Deze gevangenisstraf kan aangevuld worden met een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren. Verzocht is om bij de strafoplegging rekening te houden met de volgende omstandigheden. Er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Verder gaat het goed met verdachte, heeft hij zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de voorwaarden gehouden en is hij niet nogmaals in aanraking gekomen met politie en justitie. Daarnaast werkt hij hard, heeft hij een eigen bedrijf en biedt verdachte financiële ondersteuning aan zijn kind in Polen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 23 juni 2019, terwijl er veel uitgaanspubliek aanwezig was, op straat schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met een mes een zwaaiende en/of stekende beweging te maken in de richting van aangever en met dat mes in de neus van aangever te steken. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstig risico genomen dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Uit de door het slachtoffer ter terechtzitting afgelegde verklaring blijkt dat het handelen van verdachte nog altijd grote impact heeft op het slachtoffer. Hij durft sinds het incident ’s nachts niet meer alleen de straat op en wil niet meer uitgaan. Naast de impact die dergelijk handelen op het slachtoffer zelf heeft, kan dergelijk uitgaansgeweld bijdragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij de aanwezige getuigen. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van en houdt rekening met een Reclasseringsadvies van 23 december 2021, uitgebracht door Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. Uit het rapport volgt dat verdachte sinds 5 juli 2019 onder toezicht staat in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Tijdens het schorsingstoezicht is verdachte niet gerecidiveerd en ook heeft de wijkagent geen meldingen gehad op het adres waar verdachte verblijft. Verdachte werkt fulltime als ZZP’er in de bouw en heeft zijn huurschuld afbetaald. Ook lijken de verdere leefgebieden van verdachte stabiel. Er is geen sprake van risicofactoren, het recidiverisico is beperkt en verdachte heeft voldaan aan de voorwaarden die gekoppeld zijn aan het toezicht. De reclassering is van mening dat het reclasseringstraject geen toegevoegde waarde meer heeft en adviseert om het reclasseringstoezicht voortijdig positief te beëindigen.
De rechtbank houdt voorts rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 november 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en na 23 juni 2019 niet meer in aanraking is geweest met politie en justitie.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit door verdachte is begaan. De rechtbank let daarnaast op de straffen die in soortgelijke strafzaken zijn opgelegd en houdt ten slotte rekening met de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden zoals hiervoor omschreven.
De rechtbank ziet aanleiding het volgende te overwegen met betrekking tot het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Blijkens vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden is aangevangen op 10 juli 2019. Dat is de datum waarop verdachte voor de eerste keer op het politiebureau is gehoord als verdachte, aan welke handeling hij in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op 24 januari 2023. Hieruit volgt dat de termijn waarbinnen verdachte is berecht in totaal ruim 42 maanden bedraagt.
Het voorgaande betekent dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn van berechting (ruim 18 maanden). De rechtbank zal met deze schending rekening houden in die zin dat zij dit zal compenseren door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
De rechtbank acht, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, die langer duurt dan de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. Met een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde miskend worden. Zij ziet in de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak echter aanleiding om ten voordele van verdachte hiervan af te wijken en een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Omdat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 dagen uit het oogpunt van vergelding een te lichte straf is voor het bewezenverklaarde feit en om aan verdachte duidelijk te maken wat de gevolgen zijn van de keuzes die hij heeft gemaakt, zal de rechtbank hem daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
Alles overwegende vindt de rechtbank de vordering van de officier van justitie passend en acht zij een gevangenisstraf van 16 dagen met aftrek van het voorarrest en een taakstraf van 150 uren passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 16 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van Donk-Carbo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2019 te Lelystad aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) snijverwonding in de neus en/of een hersenbloeding, heeft toegebracht door
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, één of meerdere keren in de neus, althans in het gezicht, van die [slachtoffer] te steken en/of te prikken en/of
- die [slachtoffer] één of meerdere keren tegen/op/in het gezicht, althans het lichaam, te schoppen en/of te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2019 te Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, één of meerdere zwaaiende en/of stekende bewegingen te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of (aldus) met dat mes in de neus, althans in het gezicht, van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt en/of
- die [slachtoffer] één of meerdere keren tegen/op/in het gezicht, althans het lichaam, heeft geschopt en/of geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2019 te Lelystad [slachtoffer] heeft mishandeld door
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, één of meerdere keren in de neus, althans in het gezicht, van die [slachtoffer] te steken en/of te prikken en/of
- die [slachtoffer] één of meerdere keren tegen/op/in het gezicht, althans het lichaam, te schoppen en/of te slaan,

terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) snijverwonding in de neus en/of een hersenbloeding ten gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 juli 2019, genummerd PL0900-2019183934, opgemaakt door politie-eenheid Midden-Nederland, digitale paginanummers 1 tot en met 94 (‘
2.Pagina’s 31 t/m 44
3.Pagina’s 72 t/m 75
4.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, zijnde een verklaring van [C] , Arts Assistent Neurologie, pagina’s 46 en 47.