ECLI:NL:RBMNE:2023:2100

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
UTR 23/584
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker, een individu, op 8 juli 2022 administratief beroep ingesteld bij de Minister van Justitie en Veiligheid tegen een besluit van de Korpschef van politie van 2 juni 2022. Verzoeker heeft de Minister in gebreke gesteld en op 21 februari 2023 heeft de Minister een dwangsom van €357,- toegekend. Vervolgens heeft de Minister op dezelfde datum een besluit genomen op het administratief beroep van verzoeker. Verzoeker heeft het beroep niet-tijdig ingetrokken en heeft verzocht om vergoeding van zijn proceskosten.

De rechtbank heeft verweerder, de Korpschef van politie, in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. Op 13 maart 2023 heeft verweerder hierop gereageerd. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen.

De rechtbank overweegt dat, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in de kosten van verzoeker moet worden veroordeeld, die zijn gemaakt in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak. De proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50, en verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen op 2 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/584

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. T. van der Weijde),
en

De Korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 8 juli 2022 administratief beroep ingesteld bij de Minister van Justitie en Veiligheid tegen het besluit van de Korpschef van politie van 2 juni 2022.
Bij brief van 19 januari 2023 heeft verzoeker de Ministerie van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld en bij brief van 21 februari 2023 heef verweerder een dwangsom toegekend van €357,-.
Op 21 februari 2023 heeft de Ministerie van Justitie en Veiligheid een besluit genomen op het administratief beroep van verzoeker. Verzoeker heeft daarna het beroep niet-tijdig ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. Op 13 maart 2023 heeft verweerder hierop gereageerd.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak heeft moeten maken.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 418,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten.
Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
S. Ayyildiz, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.