Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar verzoek tot herbeoordeling van een eerdere beslissing. De rechtbank oordeelde dat verweerder in gebreke was gebleven, aangezien de termijn voor het nemen van een besluit was overschreden. Eiseres had haar aanvraag op 22 november 2022 ingediend, en verweerder had volgens de wet binnen acht weken moeten beslissen. De rechtbank stelde vast dat de termijn op 17 januari 2023 was verstreken en dat eiseres verweerder op 17 januari 2023 in gebreke had gesteld.
De rechtbank oordeelde dat, omdat verweerder niet tijdig had beslist, er een dwangsom moest worden opgelegd. De hoogte van de dwangsom werd vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-, aangezien de termijn van 42 dagen was overschreden. Daarnaast bepaalde de rechtbank dat verweerder binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing moest nemen. Voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, moest verweerder een dwangsom van € 100,- betalen, met een maximum van € 15.000,-.
Verder werd vastgesteld dat eiseres recht had op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moesten worden betaald. De rechtbank kende een bedrag van € 418,50,- toe aan eiseres, omdat zij een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld. Tot slot werd bepaald dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter S.C.A. van Kuijeren.