ECLI:NL:RBMNE:2023:2098

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
UTR 23/686
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke herbeoordeling

In deze zaak heeft verzoekster op 10 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een verzoek om herbeoordeling door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Na een ingebrekestelling op 17 januari 2023 heeft verweerder op 21 maart 2023 een dwangsom van €1442,- toegekend en op 23 maart 2023 een besluit genomen op het verzoek om herbeoordeling. Verzoekster heeft het beroep niet-tijdig ingetrokken en heeft een vergoeding voor haar proceskosten gevraagd. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten, waarop verweerder op 21 april 2023 heeft gereageerd.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoeven te worden uitgenodigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener moet betalen, zoals vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank heeft besloten dat verweerder moet worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak. De proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50, en daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoekster betalen. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/686

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: C.J. Loef),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 10 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een verzoek om herbeoordeling.
Bij brief van 17 januari 2023 heeft verzoekster verweerder in gebreke gesteld. Bij brief van 21 maart 2023 heeft verweerder een dwangsom toegekend van €1442,-.
Bij besluit van 23 maart 2023 heeft verweerder een besluit genomen op het verzoek om herbeoordeling. Verzoekster heeft daarna het beroep niet-tijdig ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. Op 21 april 2023 heeft verweerder hierop gereageerd.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak heeft moeten maken.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 418,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten.
Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van S. Ayyildiz, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2023
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.