ECLI:NL:RBMNE:2023:2089

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
UTR 23/1453
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om ontheffing sluitingstijden horecabedrijf in IJsselstein

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 april 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een horecabedrijf in IJsselstein behandeld. Verzoeker, eigenaar van het horecabedrijf, had een verzoek ingediend bij de burgemeester om ontheffing van de sluitingstijden, die normaal gesproken om 0:00 uur zijn, voor vier geplande evenementen. De burgemeester had eerder voor één evenement ontheffing verleend, maar weigerde de ontheffing voor de andere drie evenementen op basis van eerdere overtredingen van de sluitingstijden en geluidsoverlast. Verzoeker betwistte de geconstateerde overtredingen en voerde aan dat hij zich aan de regels had gehouden. De voorzieningenrechter moest beoordelen of het besluit van de burgemeester om de ontheffing te weigeren, terecht was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester voldoende redenen had om de ontheffing te weigeren, gezien de eerdere overtredingen en de belangenafweging. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had. De uitspraak benadrukt de discretionaire bevoegdheid van de burgemeester en de noodzaak om belangen zorgvuldig af te wegen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1453

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 april 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en

de burgemeester van de gemeente IJsselstein, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J. Vogel).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van het verzoek om ontheffing van de sluitingstijden van zijn horecabedrijf.
Verzoeker exploiteert een horecabedrijf genaamd [bedrijf] aan de [adres] in [vestigingsplaats] . Volgens de exploitatievergunning geldt hiervoor een sluitingstijd van 0:00u. In verband met vier geplande evenementen op 1, 15 en 26 april 2023 en 5 mei 2023, heeft verzoeker aan de burgemeester verzocht om ontheffing te verlenen van de sluitingstijd tot02:00u.
De burgemeester heeft voor 1 april 2023 ontheffing van de sluitingstijd verleend. Bij besluit van 31 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester het verzoek voor de andere dagen afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de partner van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het besluit van de burgemeester
1. De burgemeester heeft het verzoek om ontheffing van de sluitingstijden afgewezen naar aanleiding van de volgende geconstateerde overtredingen:
- Op 2 juli 2022 is naar aanleiding van een melding van geluidsoverlast een buitengewone opsporingsambtenaar (boa) bij het horecabedrijf langs geweest. Verzoeker liet op zijn telefoon zien dat hij een melding voor een incidentele festiviteit had gedaan en dat hij toestemming had om een bescheiden evenement te organiseren tot 02:00u. Na nader onderzoek bleek dat dit niet in het systeem van de burgemeester was terug te vinden.
- Op 15 januari 2023 is door twee boa’s geconstateerd dat het horecabedrijf niet op tijd was gesloten, er geen ontheffing van de sluitingstijd was verleend, er geen melding van een incidentele festiviteit was gedaan, bezoekers binnen rookten en verzoeker in een kennelijke staat van dronkenschap verkeerde. Naar aanleiding van deze incidenten heeft de burgemeester op 27 januari 2023 een waarschuwingsbrief naar verzoeker verstuurd.
- Op 18 maart 2023 heeft een politieagent naar aanleiding van een melding van geluidsoverlast geconstateerd dat er bezoekers in het horecabedrijf aanwezig waren na sluitingstijd, zonder dat daar ontheffing voor was verleend.
2. Uit deze constateringen blijkt volgens de burgemeester dat verzoeker zich meermaals niet aan de geldende regels heeft gehouden. Dat heeft tot overlast voor de omgeving geleid. De burgemeester is genoodzaakt hier consequenties aan te verbinden, omdat het anders voor een ongewenst precedent zorgt in de zin van zowel de veiligheid van personen en bezoekers, de gelijke behandeling van bedrijven en sportverenigingen en daarmee ook de veiligheid en leefbaarheid in het geheel.
Het standpunt van verzoeker
3. Verzoeker is het niet eens met het besluit. Het is onduidelijk welke regels de burgemeester hanteert. Zo is het onduidelijk wat ‘sluitingstijd’ precies inhoudt en staat niet duidelijk in de regels dat de burgemeester in zo’n geval als van verzoeker de ontheffing van sluitingstijden mag weigeren. Daarnaast staat in de exploitatievergunning dat verzoeker 8 keer per jaar een incidentele festiviteit mag houden en dan langer open mag zijn. Dat heeft hij in het verleden ook aangevraagd en gekregen en daarom begrijpt verzoeker niet waarom hij nu een aparte ontheffing van sluitingstijden moet krijgen. Verder voert verzoeker aan dat de burgemeester ten onrechte is uitgegaan van de informatie van de boa’s en de politie. De geconstateerde overtredingen zijn onjuist, omdat verzoeker zich op die dagen aan de sluitingstijd heeft gehouden. Verzoeker sluit de deuren van het café altijd om 0:00u en de bezoekers hebben tot uiterlijk 01:00u om het café te verlaten. Op 2 juli 2022 had verzoeker een vergunning om een incidentele festiviteit te organiseren tot 02:00u. Daarnaast was er op 15 januari 2023 een besloten feest in het horecabedrijf, waar verzoeker niet in functie als leidinggevende was en niet in een kennelijke staat van dronkenschap verkeerde. Verzoeker betwist verder dat er in de nacht van 17 op 18 maart 2023 een politieagent is langs geweest. Volgens camerabeelden zou het om de nacht van 16 op 17 maart 2023 gaan. Bovendien gaat het te ver om aan te nemen dat er nog bezoekers waren. Er is geen bedrijfsvoering waargenomen en de stemmen zouden afkomstig kunnen zijn geweest van verzoeker en zijn partner. Tot slot benadrukt verzoeker dat de menselijke maat is verdwenen en dat hij er groot belang bij heeft dat de evenementen kunnen doorgaan en dan met name het evenement op 15 april 2023. Dan vieren verzoeker en zijn partner namelijk hun jubileum en de verjaardag van zijn partner waarvoor mensen van ver moeten komen.
Waarover moet de voorzieningenrechter oordelen?
4. De voorzieningenrechter moet beslissen of het besluit tot afwijzing van de ontheffing van de sluitingstijd moet worden opgeschorst totdat de beslissing op het bezwaar is genomen. De voorzieningenrechter beoordeelt daarbij of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft. Vervolgens zal de voorzieningenrechter nog een belangenafweging verrichten. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
5. In het geval van verzoeker betekent dit dat de voorzieningenrechter moet beoordelen of er reden is om een voorziening te treffen, waarbij voor de geplande evenementen een sluitingstijd zal gelden van 02:00u. De burgemeester heeft in zijn verweerschrift gesteld dat het verzoekschrift alleen ziet op de evenementen die gepland staan op 15 april 2023 en 5 mei 2023. Volgens verzoeker ziet het verzoek ook op het evenement op 26 april 2023, maar hecht hij de meeste waarde aan de andere twee evenementen. De burgemeester heeft op de zitting aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben als 26 april 2023 ook in de beoordeling wordt meegenomen. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom als zodanig behandelen.
De bevoegdheid van de burgemeester
6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in de exploitatievergunning aan [bedrijf] staat dat de sluitingstijd 0:00u is. Dat betekent dat het horecabedrijf dan moet zijn gesloten voor bezoekers. Hier gaat het om de vraag of de burgemeester een ontheffing moet verlenen tot 2:00u en of het horecabedrijf dus twee uur langer open mag zijn dan normaal. Een ontheffing van sluitingstijden is iets anders dan toestemming voor een incidentele festiviteit. [bedrijf] mag – als daarvan op tijd melding is gedaan – acht keer per jaar een incidentele festiviteit houden waarbij de geldende geluidsnormen niet van toepassing zijn. [1] Dit zegt dus alleen iets over het geluid en niets over het al dan niet langer mogen openblijven. Daarvoor is een aparte ontheffing nodig, zoals hier door verzoeker is aangevraagd.
7. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd. [2] Een ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. [3] Dit betekent dat de burgemeester de discretionaire bevoegdheid heeft om een ontheffing al dan niet te verlenen. Omdat het om een discretionaire bevoegdheid gaat, toetst de voorzieningenrechter het besluit terughoudend.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester de ontheffing in dit geval heeft geweigerd op de grond dat er overtredingen van de sluitingstijd bij de reguliere exploitatie zijn geconstateerd en dat dit tot overlast in de omgeving heeft geleid. Deze grond valt niet direct terug te voeren op één van de hierboven genoemde vier belangen, die expliciet in de regelgeving zijn opgenomen. Dat de door de burgemeester gebruikte grond niet expliciet in de regelgeving is genoemd, betekent echter niet dat de burgemeester die grond niet heeft mogen gebruiken. Zoals gezegd, is het een bevoegdheid van de burgemeester om al dan niet een ontheffing te verlenen. Bovendien staat in de regelgeving dat ‘in ieder geval’ de ontheffing mag worden geweigerd als het om de vier genoemde belangen gaat. Dat betekent dat de burgemeester ook andere, aanvullende, weigeringsgronden aan zijn besluit ten grondslag mag leggen, zolang dit voldoende wordt gemotiveerd in het besluit. Hoewel de voorzieningenrechter het met verzoeker eens is dat het de voorkeur geniet dat alle gronden zijn terug te vinden in de regelgeving, is het – gelet op de hierboven genoemde redenen – niet noodzakelijk. Bovendien vindt de voorzieningenrechter het ook niet gek dat de burgemeester bij een al dan niet te verlenen ontheffing eventuele eerdere problemen met de reguliere exploitatie van het horecabedrijf betrekt, zoals overtredingen van de sluitingstijd en/of geluidsoverlast. [4]
9. De vraag is vervolgens of de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat sprake is geweest van eerdere problemen met de reguliere exploitatie van het horecabedrijf door de eerder geconstateerde overtredingen. De voorzieningenrechter vindt dat dit zo is. De burgemeester heeft als onderbouwing van de overtredingen twee op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van boa’s, een rapport van een boa en een e-mail van de politie overgelegd. De burgemeester .mag in beginsel afgaan op de juistheid van de in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal vermelde bevindingen. Als die bevindingen worden betwist, dan zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en de inhoud van de betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig mogen worden gebruikt. [5] Het rapport van de boa en de e-mail van de politie zijn niet op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt. Dit betekent dat de burgemeester daar minder bewijswaarde aan heeft mogen toekennen dan aan de op ambtseed opgemaakte rapporten, maar dit neemt niet weg dat de burgemeester wel de inhoud van die documenten heeft mogen betrekken in zijn besluit.
10. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker de bevindingen van de boa’s en de politie weliswaar betwist, maar dat die enkele betwisting onvoldoende is. Zo geeft verzoeker over 2 juli 2022 aan dat hij een incidentele vergunning tot 02:00u had, maar dat is niet gebleken. Verzoeker heeft de incidentele vergunning niet ter onderbouwing van zijn stelling in de procedure ingebracht. Belangrijker is echter nog dat – zoals gezegd – een incidentele vergunning iets anders is dan een ontheffing van sluitingstijden. Niet in geschil is dat verzoeker niet ook een ontheffing van sluitingstijden voor die avond had. Over 15 januari 2023 voert verzoeker aan dat hij die avond niet de leiding had, omdat hij alleen als gast op het besloten feest aanwezig was. Wat daar ook van zij, verzoeker betwist dus niet dat het horecabedrijf nog na sluitingstijd open was. Over 18 maart 2023 zegt verzoeker dat de datum die de politie noemt verkeerd is en dat het te ver gaat om aan te nemen dat er nog bezoekers waren na sluitingstijd. Verzoeker betwist echter niet dat – zoals de politie beschrijft – er niemand open deed zodat er niet binnen kon worden gecontroleerd en dat het geluid stopte zodra de politie in het zicht van de camera kwam. Bovendien verwijst verzoeker naar camerabeelden, maar heeft verzoeker nagelaten die camerabeelden te overleggen. De voorzieningenrechter vindt dit daarom onvoldoende betwisting van de stukken van de boa’s en de politie. De voorzieningenrechter stelt vervolgens vast dat op basis van die stukken in ieder geval kan worden geconcludeerd dat verzoeker na sluitingstijd nog open was en er sprake was van geluidsoverlast. Bij de nu bekende stukken in dit stadium van de procedure, heeft de burgemeester daarom deze overtredingen aan zijn besluit ten grondslag mogen leggen en de ontheffing in principe mogen weigeren.
De belangenafweging
11. Omdat het al dan niet verlenen van een ontheffing een discretionaire bevoegdheid van de burgemeester is, moet de burgemeester de bij het besluit betrokken belangen afwegen. De voorzieningenrechter benadrukt dat zij gelet op de discretionaire bevoegdheid van de burgemeester en omdat het hier om een voorlopige voorziening in de bezwaarprocedure gaat, de belangenafweging slechts terughoudend kan toetsen.
12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat – hoewel de burgemeester dit in de te nemen beslissing op bezwaar nader dient te motiveren – voor nu de belangen voldoende heeft afgewogen en in redelijkheid tot de conclusie is gekomen dat de belangen bij weigering zwaarder wegen dan de belangen bij verlening van de ontheffing. In het besluit heeft de burgemeester toegelicht dat hij vanwege de eerdere overtredingen door verzoeker er niet op kan vertrouwen dat er geen nieuwe overlast zal worden veroorzaakt voor de woonomgeving. De burgemeester vindt het gelet daarop ook niet passen om nu een extra ontheffing te verlenen en wil hiermee geen ongewenst precedent scheppen. De voorzieningenrechter kan de burgemeester in deze motivering volgen. Daarnaast heeft de burgemeester op de zitting aangegeven dat hij de belangen van verzoeker bij de ontheffing ziet, maar dat dit niet opweegt tegen de door de burgemeester genoemde belangen. Daarbij heeft de burgemeester terecht gezegd dat hij ziet dat het grootste belang van verzoeker bij het privéfeest op 15 april 2023 ligt, maar dat wel in ogenschouw moeten worden genomen dat dit een privéfeest in een horecagelegenheid is en niet zonder meer een langere openingstijd rechtvaardigt. Ook heeft de burgemeester er terecht op gewezen dat de geplande evenementen wel door kunnen gaan, maar verzoeker zich daarbij wel houden aan de reguliere sluitingstijd van 0:00u moet houden.

Conclusie

13. Het bezwaar van verzoeker heeft geen redelijke kans van slagen. De burgemeester was namelijk bevoegd om de ontheffing af te wijzen en heeft in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik mogen maken. Vanwege wat de voorzieningenrechter onder 11 heeft overwogen, valt de belangenafweging die de voorzieningenrechter zelf moet maken ook in het nadeel van verzoeker uit. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom af.
14. Omdat het verzoek wordt afgewezen, bestaat voor een vergoeding van het griffierecht of de door verzoeker gevraagde vergoeding van verletkosten geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 4:3 van de Algemene Plaatselijke Verordening IJsselstein 2023 (APV).
2.Artikel 2:29, derde lid, van de APV.
3.Artikel 1:8, eerste lid, van de APV.
4.Vergelijk de uitspraak van 3 augustus 2023 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2022:2237.
5.Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3518.