ECLI:NL:RBMNE:2023:208
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 januari 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van een strafzaak. De vordering was ingediend door de officier van justitie, mr. F.E. Leeman, die op 29 november 2022 had verzocht om vaststelling van het bedrag van € 76.720,10, dat volgens hem door de veroordeelde was verkregen uit een hennepkwekerij. De veroordeelde, geboren in 1949 in Servië, heeft tijdens de zitting op 19 december 2022 verklaard dat hij enkel aanwezig was in de kwekerij om henneptoppen te knippen en dat hij geen deel van de opbrengst heeft ontvangen, omdat hij nog niet was begonnen met knippen.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van het bewezen verklaarde feit, namelijk het aanwezig hebben van hennep. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de hennepkwekerij. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.D. Kloosterman, pleitte voor afwijzing van de vordering, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de officier van justitie niet kon worden toegewezen, omdat niet aannemelijk was dat de veroordeelde financieel voordeel had genoten van de hennepplantage.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de ontnemingsvordering afgewezen, wat betekent dat de veroordeelde niet verplicht wordt om een bedrag aan de Staat te betalen. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M. Neijenhuis, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.