ECLI:NL:RBMNE:2023:208

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
16/213509-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 januari 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van een strafzaak. De vordering was ingediend door de officier van justitie, mr. F.E. Leeman, die op 29 november 2022 had verzocht om vaststelling van het bedrag van € 76.720,10, dat volgens hem door de veroordeelde was verkregen uit een hennepkwekerij. De veroordeelde, geboren in 1949 in Servië, heeft tijdens de zitting op 19 december 2022 verklaard dat hij enkel aanwezig was in de kwekerij om henneptoppen te knippen en dat hij geen deel van de opbrengst heeft ontvangen, omdat hij nog niet was begonnen met knippen.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van het bewezen verklaarde feit, namelijk het aanwezig hebben van hennep. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de hennepkwekerij. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.D. Kloosterman, pleitte voor afwijzing van de vordering, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de officier van justitie niet kon worden toegewezen, omdat niet aannemelijk was dat de veroordeelde financieel voordeel had genoten van de hennepplantage.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de ontnemingsvordering afgewezen, wat betekent dat de veroordeelde niet verplicht wordt om een bedrag aan de Staat te betalen. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M. Neijenhuis, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/213509-21 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum] 1949 te [geboorteplaats] (Servië),
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 19 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen veroordeelde en zijn raadsman mr. A.D. Kloosterman advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.BEOORDELING VAN DE VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op 29 november 2022 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie wordt geschat op € 76.720,10.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu niet is komen vast te staan dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit het door hem gepleegde strafbare feit.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich eveneens op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ontnemingsvordering uit van het in het vonnis bewezen verklaarde feit, te weten – kort gezegd – het aanwezig hebben van hennep. De vordering tot betaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft geen betrekking op dit handelen, maar op het wederrechtelijk verkregen voordeel dat veroordeelde zou hebben gehad uit de door derden gedreven hennepkwekerij. De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde geloofwaardig overkomt in zijn verklaring dat hij enkel in de kwekerij aanwezig was om henneptoppen te knippen. Niet is aannemelijk geworden dat verdachte een deel van de opbrengst van de oogst(en) heeft ontvangen, temeer omdat hij nog niet was begonnen met knippen. Om die reden kan, met inachtneming van artikel 36e Sr, verdachte niet worden veroordeeld tot betaling van enig wederrechtelijk verkregen voordeel. Gelet hierop zal de rechtbank de ontnemingsvordering afwijzen.

3.BESLISSING

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mr. H.A. Brouwer en mr. L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 januari 2023.