ECLI:NL:RBMNE:2023:2078

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
C/16/553788 / KG ZA 23-120
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de rechtmatigheid van FIFA Football Agent Regulations en de gevolgen voor voetbalagenten

In deze zaak, die op 10 mei 2023 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben de voetbalagenten, vertegenwoordigd door de European Football Agents Association (EFAA) en Pro Agent, een kort geding aangespannen tegen de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en de Fédération Internationale de Football Association (FIFA). De voetbalagenten betwisten de rechtmatigheid van de FIFA Football Agent Regulations (FFAR), die op 1 oktober 2023 in werking zouden treden. Ze stellen dat FIFA geen bevoegdheid heeft om hun beroepsgroep te reguleren, aangezien zij geen (indirect) lid zijn van FIFA en er geen wettelijke basis is voor deze regulering. Daarnaast beweren zij dat bepalingen in de FFAR, zoals de 'Service Fee Cap', in strijd zijn met het nationale en Europese mededingingsrecht.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2023 hebben de partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er op dit moment onvoldoende reden is om een ordemaatregel te treffen, omdat de voetbalagenten niet hebben aangetoond dat de noodzaak voor een dergelijke maatregel zo dringend is dat de beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HJEU) niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de KNVB geen beroep heeft gedaan op een arbitrageovereenkomst, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen tegen de KNVB en FIFA kennis te nemen.

De vorderingen van de voetbalagenten zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de beslissing van het HJEU moet worden afgewacht om onjuiste beslissingen te voorkomen, vooral omdat de FFAR wereldwijd geldt. De voetbalagenten hebben niet voldoende onderbouwd dat het niet treffen van een ordemaatregel hen in een onomkeerbare situatie zou brengen, waardoor de voorzieningenrechter geen aanleiding zag om in te grijpen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/553788 / KG ZA 23-120
Vonnis in kort geding van 10 mei 2023
in de zaak van
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
EUROPEAN FOOTBALL AGENTS ASSOCIATION,
statutair gevestigd te Santpoort-Noord,
hierna: EFAA,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
PRO AGENT,
gevestigd te Sandpoort-Noord,
hierna: Pro Agent,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [eiser sub 3] ,
4.
[eiser sub 4],
wonende te [woonplaats] , Spanje,
hierna: [eiser sub 4] ,
eisers,
hierna samen te noemen: de voetbalagenten [1] ,
advocaten mrs. B.J.H. Braeken en X.Y.G. Versteeg te Amsterdam,
tegen
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
gevestigd te Zeist,
hierna: KNVB,
gedaagde sub 1,
advocaten: mrs. R. Elkerbout en P.F.L. Wassenaar,
2. de vennootschap naar het recht van Zwitserland
FÉDÉRATION INTERNATIONALE DE FOOTBALL ASSOCIATION,
gevestigd in Zwitserland en kantoorhoudende te Zürich, Zwitserland,
hierna: FIFA,
gedaagde sub 2,
advocaten mrs. H.M. Cornelissen, P. Sluijter en L.N.M. van Uden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de aan de KNVB en FIFA betekende dagvaarding met producties 1 tot en met 65,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5 van de KNVB,
  • de nagekomen producties 66 tot en met 69 van de voetbalagenten.
1.2. Daarna heeft op 17 april 2023 de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Tijdens deze mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten aan de hand van een pleitnota nader toegelicht en vragen van de voorzieningenrechter beantwoord.
1.3. Aan het einde van de mondelinge behandeling is aan partijen verteld dat er op
10 mei 2023 een vonnis zal komen. Partijen zijn er daarbij op gewezen dat dit niet betekent dat er al een oordeel is gegeven over de (on)rechtmatigheid van de door de voetbalagenten in dit kort geding ter discussie gestelde examenregeling. De voorzieningenrechter is van oordeel dat ook als deze examenregeling onrechtmatig zou zijn er onvoldoende reden is om het examen van 19 april 2023 af te blazen. Reden hiervoor is dat alle deelnemers aan het examen (wereldwijd ruim 6.000 voetbalagenten) al in de startblokken staan om dit examen af te leggen.
2. Introductie van partijen
2.1. EFAA is een Europese belangenvereniging van voetbalagenten. De leden van EFAA zijn nationale belangenverenigingen van voetbalagenten uit Europa en aangesloten belangenverenigingen in Zwitserland, Japan, Brazilië, Australië en Argentinië.
2.2. Pro Agent is een belangenvereniging van in Nederland actieve en door de KNVB geregistreerde voetbalagenten en is lid van EFAA. Uitsluitend de in Nederland actieve voetbalagenten (intermediairs) kunnen lid zijn van Pro Agent.
2.3. [eiser sub 3] en [eiser sub 4] zijn door de KNVB geregistreerde voetbalagenten en zijn lid van Pro Agent. Zij hebben allebei een bedrijf met personeel van waaruit voetbalagent-diensten worden verleend. [eiser sub 3] en [eiser sub 4] hebben besloten om deze bedrijven samen te voegen en hebben daartoe een nieuwe BV genaamd “ [bedrijf] ” opgericht.
2.4. FIFA is de Wereldvoetbalbond. Zij heeft onder andere als statutaire doelstelling:
- het wereldwijd verbeteren en bevorderen van voetbal,
- het opstellen van reglementen en bepalingen met betrekking tot voetbal en daaraan
verwante zaken waaronder het voetbaltransfersysteem en het toezien op de
naleving daarvan,
- het bevorderen van integriteit, ethiek en fair play teneinde bepaalde praktijken te
voorkomen, zoals corruptie, doping of wedstrijdmanipulatie.
De nationale voetbalbonden, zoals de KNVB, zijn lid van FIFA en de professionele voetbalclubs zijn indirect lid van FIFA.
2.5. De KNVB is de Nederlandse nationale voetbalbond. Tot de leden van de KNVB behoren alle Nederlandse voetbalclubs en personen die lid zijn van een Nederlandse voetbalclub in het betaald voetbal en het amateurvoetbal.
3. Waar gaat dit kort geding over?
3.1. In dit kort geding komen de voetbalagenten op tegen een door FIFA aangenomen reglement genaamd “ FIFA Football Agent Regulations” (hierna: de FFAR), welk reglement op 1 oktober 2023 in werking treedt.
De nationale voetbalbonden, zoals de KNVB, moeten uiterlijk op 30 september 2023 de FFAR overnemen in een nationaal reglement genaamd “National Football Agency Regulations” (hierna: de NFAR). Het is de nationale voetbalbonden daarbij uitsluitend toegestaan om strengere eisen te stellen dan in de FFAR wordt gedaan. [2]
3.2. In de FFAR (en daarmee ook in de NFAR) wordt het beroep van voetbalagent gereguleerd. Zo is in dit reglement onder andere bepaald dat:
1. een “Service Fee Cap” ofwel een prijsplafond geldt voor het verlenen van
“Football Agency Services” (artikel 15 van de FFAR),
2. een licentie is vereist voor het uitoefenen van het beroep van voetbalagent en dat
voor het verkrijgen van die licentie, onder andere, is vereist dat met succes een
door FIFA geleid examen wordt afgelegd (artikel 4 sub c van de FFAR).
Voor deze examenverplichting geldt een vrijstelling voor voetbalagenten die
onder:
i) de oude reglementen van FIFA van 1991, 1995, 2001 over een licentie
beschikten (artikel 23 van de FFAR),
ii) de “Regulations on Working with Intermediairs” (RWWI) over een licentie
beschikten (artikel 24 van de FFAR).
3.3. De voetbalagenten stellen dat de FFAR, en daarmee ook de nog door de KNVB op te stellen NFAR, onrechtmatig tegenover hen is, omdat:
1. FIFA onbevoegd is om hun beroepsgroep te reguleren, aangezien de
voetbalagenten geen (indirect) lid zijn van FIFA en er ook geen publiekrechtelijke
(wettelijke) grondslag is voor de regulering van de beroepsgroep door FIFA,
2. a. de bepaling met betrekking tot de “Service Fee Cap” (het prijsplafond) in
strijd is met het nationale en het Europese mededingingsrecht, en meer in
het bijzonder met het kartelverbod [3] en het verbod op misbruik maken van
een economische machtspositie [4] ,
b. de examenregeling en de daarbij behorende vrijstellingsbepaling in strijd
| is met het vrij verkeer van vestiging en diensten [5] /de Dienstenrichtlijn [6] .
3.4. De voetbalagenten hebben hierover ook een bodemprocedure bij de rechtbank
Midden-Nederland aanhangig gemaakt.
3.5. In dit kort geding vorderen de voetbalagenten dat vooruitlopend op de uitkomst van deze bodemprocedure ordemaatregelen worden genomen. De voetbalagenten willen daarbij vooral dat:
I.
FIFAde werking schorst van
primair, de gehele FFAR, en
subsidiair, de in de
FFAR opgenomen bepalingen met betrekking tot de i) de “Service Fee Cap” en/of
ii) de examenregeling. [7] II.
de KNVBde implementatie van i) de gehele FFAR, althans ii) de bepalingen in de
FFAR met betrekking tot de “Service Fee Cap” en/of de examenregeling, in de
NFAR schorst. [8]
3.6. De vorderingen van de voetbalagenten worden afgewezen, omdat er op dit moment onvoldoende reden is om een ordemaatregel/voorlopige voorzienining te treffen. Hierna wordt onder “De beoordeling” uitgelegd waarom dit zo is. Eerst wordt vastgesteld dat de voorzieningenrechter bevoegd is om van de vorderingen tegen FIFA kennis te nemen.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid van de Nederlandse (voorzieningen)rechter
4.4.
Op grond van de in artikel 2 lid 1 EVEX II vermelde hoofdregel geldt dat de rechtsmacht toekomt aan de rechter waar de gedaagde woonplaats heeft. In dit geval is dat dus de Zwitserse rechter.
4.5.
De voetbalagenten stellen echter dat de Nederlandse voorzieningenrechter op grond van artikel 6 aanhef en onder 1 EVEX II toch rechtsmacht toekomt, omdat FIFA op grond van dit artikel mag worden gedagvaard voor de rechter waar de KNVB woonplaats heeft. De KNVB is in dit geval wat wordt genoemd een ankergedaagde.
4.6.
In artikel 6 aanhef en onder 1 EVEX II is bepaald dat als er meer gedaagden zijn, de gedaagden mogen worden opgeroepen voor de gerechten van de woonplaats van één van hen, mits “
tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven”.
4.7.
FIFA heeft terecht niet betwist dat de Nederlandse (voorzieningen)rechter op grond van dit artikel rechtsmacht toekomt. In beide zaken draait het om de (on)rechtmatigheid van de FFAR, althans van enkele bepalingen uit de FFAR, en het was voor FIFA ook redelijkerwijs voorzienbaar dat zij samen met de KNVB (als ankergedaagde) voor de Nederlandse rechter zou worden gedaagd. De Nederlandse (voorzieningen)rechter is daarom (in beginsel) bevoegd om van de vorderingen tegen FIFA kennis te nemen. De rechtbank Midden-Nederland is gelet op de woonplaats van de KNVB relatief bevoegd.
Geen arbitrageovereenkomst tussen FIFA en de voetbalagenten4.8. FIFA voert echter als verweer dat er tussen de voetbalagenten en FIFA een arbitrageovereenkomst is gesloten, op grond waarvan het “
Court of Arbitration for Sport” (CAS) in Lausanne (Zwitserland) exclusief bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van de voetbalagenten tegen FIFA. De Nederlandse (voorzieningen)rechter moet zich daarom volgens FIFA op grond van artikel II lid 3 Verdrag van New York [10] , althans artikel 1074d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, onbevoegd verklaren om van de tegen FIFA ingestelde vorderingen kennis te nemen.
4.9.
De vraag of sprake is van een rechtsgeldige arbitrageovereenkomst tussen FIFA en de voetbalagenten moet met inachtneming van artikel 10:166 Burgerlijk Wetboek (BW) worden bepaald naar Zwitsers recht. Dat staat ook niet tussen partijen ter discussie.
4.10.
Een arbitrageovereenkomst is naar Zwitsers recht geldig als partijen zijn overeengekomen om bestaande en toekomstige geschillen voor te leggen aan een scheidsgerecht in plaats van aan de gewone overheidsrechter die anders bevoegd zou zijn om bindende uitspraken te doen. Hiervan wordt overigens ook uitgegaan in de door FIFA als productie 18 overgelegde “Legal Opinion” van Mariella Orelli werkzaam bij het advocatenkantoor Homburger AG.
4.11.
FIFA ontleent het bestaan van de arbitrageovereenkomst aan het bepaalde in de artikelen 56 en 58 van haar Statuten. Deze artikelen luiden, voor zover van belang als volgt:

56 Court of Arbitration for Sport (CAS)1.FIFA recognises the independent Court of Arbitration for Sport (CAS) with headquarters in
Lausanne (Switzerland) to resolve disputes between FIFA, member associations, confederations,
leagues, clubs, players, officials, foorball agents and match agents.
2.The provisions of the CAS Code of Sports-related Arbitration shall apply to the proceedings,
CAS shall primarily apply the various regulations of FIFA and, additionally Swiss law.

58 Obligations relating to dispute resolution1.The confederations, member associations and leagues shall agree to recognise CAS as anindependent authority and to ensure that their members, affiliated players and officials complywith the decisions passed by CAS. The same obligation shall apply to football agents and matchagents that are licensed by FIFA.

2.Recourse to ordinary courts of law is prohibited unless specifically provided to in the FIFA
regulations. Recourse to ordinary courts of law for all types of provisional measures is also
prohibited. (…).“
In de hiervoor geciteerde artikelen is volgens FIFA uitdrukkelijk bepaald dat bestaande of toekomstige geschillen tussen FIFA en voetbalagenten exclusief worden voorgelegd aan het CAS in Zwitserland en dat dat ook geldt voor voorlopige maatregelen (“provisional measures”).
4.12.
De voetbalagenten zijn geen (indirect) lid van FIFA. Daar zijn partijen het ook over eens. De voetbalagenten zijn dus niet door lidmaatschap aan de Statuten van FIFA en het daarin in de artikelen 56 in relatie met artikel 58 opgenomen arbitragebeding gebonden.
4.13. FIFA stelt dat de gebondenheid aan haar statuten, en het daarin voorkomende arbitragebeding, volgt uit de ondertekening door de voetbalagenten van een zogenoemde “intermediairsverklaring”. Op grond van het vanaf 1 april 2015 in werking getreden reglement van FIFA genaamd “Regulations on Working with Intermediaries” (RWWI) [11] geldt er vanaf 1 april 2015 een registratieverplichting om als voetbalagent werkzaam te kunnen zijn. Deze registratieverplichting wordt uitgevoerd door de nationale voetbalbonden. Onderdeel van die registratieverplichting is dat er door de voetbalagent een intermediairs-verklaring moet worden ondertekend, welke verklaring ten minste de inhoud moet hebben zoals is vermeld in bijlage 1 en 2 bij de RWWI.
4.14.
De KNVB heeft in Nederland gebruik gemaakt van de intermediairsverklaring zoals door de voetbalagenten als productie 65 en door FIFA als productie 19 is overgelegd. [eiser sub 3] en [eiser sub 4] hebben allebei deze intermediairsverklaring ondertekend.
4.15.
In deze intermediairsverklaring is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
VERKLAAR HIERBIJ ALS VOLGT:
1. Ik verplicht mij bij de uitvoering van mijn activiteiten en werkzaamheden als intermediair de
Statuten en/of reglementen van de KNVB, UEFA, en/of FIFA en/of besluiten van een of meer van
hun organen na te leven. In dit verband bevestig ik en ga ik er uitdrukkelijk mee akkoord dat door
de registratie als intermediair door de KNVB (overeenkomstig het Reglement Intermediairs van de
KNVB) ik gebonden ben aan de Statuten en/of reglementen van de KNVB, UEFA en/of FIFA
en/of besluiten van een of meer van hun organen en val onder de jurisdictie van de organen van de
KNVB waaronder de tuchtrechtelijke organen en het college van arbiters.”
4.16.
FIFA kan worden gevolgd in haar stelling dat [eiser sub 3] en [eiser sub 4] en alle andere voetbalagenten die deze intermediairsverklaring hebben ondertekend door ondertekening van deze intermediairsverklaring zich hebben gebonden aan de Statuten van FIFA, en daarmee impliciet aan het in artikel 56 in combinatie met artikel 58 van die Statuten genoemde arbitragebeding. Toch zijn zij naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet gebonden aan het arbitragebeding.
Dat komt omdat zij in de intermediairsverklaring ook verklaren dat zij vallen onder de jurisdictie van de organen van de KNVB waaronder het college van arbiters. Dat college van arbiters is, zoals partijen hebben bevestigd, niet het CAS. Er worden in de intermediairsverklaring dus twee arbitragebedingen genoemd. Het is echter onduidelijk wanneer welk arbitragebeding geldt en of deze arbitragebedingen überhaupt wel naast elkaar kunnen bestaan, en als dat laatste niet zo is welk arbitragebeding dan voorgaat. Deze onduidelijkheid heeft tot gevolg dat er geen gebondenheid bestaat aan één van de twee arbitragebedingen. Allebei de bedingen gelden dus niet.
4.17.
De conclusie is dat de voorzieningenrechter ook bevoegd is om van de vorderingen tegen FIFA kennis te nemen.
Geen aanleiding voor het treffen van een ordemaatregel/voorlopige voorziening
4.18.
De vorderingen tegen de KNVB en FIFA worden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet om op dit moment een ordemaatregel/voorlopige voorziening te treffen.
4.18.1.
In dit kort geding gaat het om de (on)rechtmatigheid van de FFAR en in ieder geval van de daarin opgenomen bepalingen met betrekking tot de “Service Fee Cap” (het prijsplafond) en de examenregeling.
4.18.2.
Op dit moment is bij de Duitse rechter (het Landgericht Mainz) een bodemprocedure tussen twee voetbalagenten en FIFA in behandeling waarin ook de (on)rechtmatigheid van de FFAR en de daarin opgenomen bepalingen met betrekking tot de “Service Fee Cap” en de examenregeling aan de orde is en waarin het om precies dezelfde rechtsvragen gaat als in dit kort geding.
Ook in deze procedure voor de Duitse rechter wordt de (on)rechtmatigheid van de:
- “Service Fee Cap” gegrond op strijd met het Europese mededingingsrecht
(kartelverbod en misbruik van economische machtspositie),
- examenregeling gegrond op strijd met het vrij verkeer van diensten en de
Dienstenrichtlijn.
Er wordt ook nog betoogd dat sprake is van strijd met de AVG.
De Duitse rechter heeft in zijn beschikking van 30 maart 2023 [12] over alle rechtsvragen die ook in dit kort geding voorliggen prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HJEU). De behandeling van de zaak is daarbij in afwachting van de uitkomst van deze prejudiciële procedure geschorst. De Duitse rechter heeft daarbij overwogen dat het door de eiser aangevoerde spoedeisende karakter niet in de weg staat aan het voeren van een prejudiciële procedure, omdat met name niet valt in te zien waarom het HJEU niet even snel als een nationale rechter uitspraak zou kunnen doen [13] .
4.18.3.
De Nederlandse rechter is gebonden aan wat de hoogste Europese rechter, het HJEU, gaat oordelen over de aan hem voorgelegde prejudiciële vragen. [14] Uitgangspunt is daarom dat de beslissing van het HJEU moet worden afgewacht, om onjuiste beslissingen te voorkomen. Dit klemt in dit geval nog meer, omdat het FFAR wereldwijd geldt. Voorkomen moet worden dat in het ene land de FFAR of enkele bepalingen daarvan wordt geschorst en in het andere land niet.
4.18.4.
Is er dan toch een reden om in afwachting van de beslissing van het HJEU een ordemaatregel te treffen? Dat is alleen het geval als de noodzaak voor het treffen van een ordemaatregel zo dringend is dat de beslissing van het HJEU niet kan worden afgewacht. Het is niet aannemelijk dat dit het geval is. Daarbij worden de volgende omstandigheden betrokken.
1. Het is niet uitgesloten dat het HJEU vóór de invoering van de FFAR op
1 oktober 2023, of in ieder geval kort daarna, duidelijkheid geeft.
De Duitse rechter gaat daar ook vanuit (zie 4.18.1.). Daarbij komt dat deze Duitse
rechter ook geen aanleiding heeft gezien om vooruitlopend op de beantwoording
van de prejudiciële vragen alvast een ordemaatregel te treffen.
2. Het is evenmin uitgesloten dat er in de door de voetbalagenten bij de rechtbank
Midden-Nederland aanhangig gemaakte bodemprocedure vóór 1 oktober 2023, of
kort daarna, duidelijkheid komt.
3. Het CAS zal volgens FIFA in juli a.s. uitspraak doen over de
(on)rechtmatigheid van de FFAR. Als het CAS van oordeel is dat de FFAR
onrechtmatigheden bevat dan zal FIFA, zo heeft zij verklaard, zich dat ter harte
nemen en het reglement aanpassen. Het kan dus zo zijn dat het FFAR in
juli/augustus 2023 wordt aangepast.
4. Bovendien treden de (financiële) gevolgen van de FFAR voor de voetbalagenten
pas vanaf 1 oktober 2023 in werking. Voetbalagenten kunnen als zij de examens op
19 april 2023 en 20 september 2023 niet zouden halen, en dus per 1 oktober 2023
geen licentie zouden krijgen, die licentie nog op een later tijdstip krijgen. Er mag
oneindig keer examen worden gedaan; er geldt geen limiet daarvoor. De examens
worden bovendien twee keer per jaar afgenomen. Daarbij komt dat als een
voetbalagent het examen niet haalt en dus geen licentie krijgt dit nog niet betekent
dat hij daarmee zijn inkomstenbron (volledig) kwijtraakt. De voetbalagent mag dan
alleen geen “Football Agency Services“ zoals omschreven in de FFAR
verrichten [15] . Dat zijn kort gezegd diensten die zien op de transfer van een
voetbalspeler naar een andere voetbalclub. Hij mag echter nog wel “Other
Services” zoals omschreven in de FFAR [16] verrichten. Het gaat daarbij om diensten
die niet vallen onder “Football Agency Services”, zoals het verlenen van juridisch
advies, financiële planning, scouting, consultancy, management van intellectuele
eigendomsrechten, en onderhandelen over commerciële contracten. Voor deze
diensten mag de voetbalagent provisie in rekening brengen waarvoor de “Service
Fee Cap” (het prijsplafond) niet geldt.
Er kan hierdoor mogelijk wel sprake zijn van inkomstenverlies. De voetbalagenten
hebben echter niet onderbouwd dat dit verlies zodanig is dat ze dan zullen
omvallen/failliet zullen gaan en dat er daarom toch op dit moment al een
ordemaatregel moet worden getroffen en de beslissing van het HJEU niet kan
worden afgewacht.
4.19.
Aangezien het voorgaande al betekent dat de vorderingen moeten worden afgewezen, wordt niet toegekomen aan: i) de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen, en aan ii) de bespreking van wat partijen verder nog hebben aangevoerd, waaronder het verweer van FIFA dat EFAA en Pro Agent geen voldoende belang hebben bij de door hen ingestelde vorderingen.
Proceskosten
4.20.
De voetbalagenten worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van FIFA en de KNVB veroordeeld.
4.21.
De kosten van FIFA en ook die van de KNVB worden begroot op € 1.755,00 waarvan € 676,00 aan griffierecht en € 1.079,00 aan salaris advocaat.
4.22.
De (alleen) door FIFA verzochte nakosten worden op de in de beslissing te noemen manier begroot. De door (alleen) door FIFA over de proces- en nakosten gevorderde wettelijke rente wordt op de in de beslissing te noemen manier toegewezen.
4.23.
De proceskostenveroordelingen worden, zoals gebruikelijk in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt de voetbalagenten in de proceskosten, aan de zijde van FIFA tot op heden begroot op € 1.755,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt de voetbalagenten in de na dit vonnis voor FIFA ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de voetbalagenten niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
veroordeelt de voetbalagenten in de proceskosten, aan de zijde van de KNVB tot op heden begroot op € 1.755,00,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onderdelen 5.2. tot en met 5.4. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Praamstra en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023. [17]

Voetnoten

1.Strikt genomen zijn EFAA en Pro Agent geen voetbalagenten, maar belangenverenigingen van voetbalagenten (zie hierna onder “2 Introductie van partijen”). Voor de leesbaarheid van het vonnis worden eisers 1 tot en met 4 echter samen aangeduid als “de voetbalagenten”.
2.Zie artikel 3 lid 1 en 3 van de FFAR
3.Artikel 6 Mededingingswet en artikel 101 VWEU
4.Artikel 24 Mededingingswet en artikel 102 VWEU
5.Artikel 56 VWEU
6.Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.
7.Meer precies vorderen de voetbalagenten in dit kort geding dat FIFA:
8.De voetbalagenten vorderen in dit kort geding, zo begrijpt de voorzieningenrechter, dat de KNVB:
9.Tijdens de mondelinge behandeling heeft de KNVB ook uitdrukkelijk verklaard dat zij daarop geen beroep
10.Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken,
11.Productie 17 van de voetbalagenten
12.Productie 33 van FIFA
13.Productie 33 van FIFA pagina 19 van de Nederlandse vertaling
14.Het antwoord op de prejudiciële vragen met betrekking tot strijd met het Europese mededingingsrecht is
15.Onder “Definitions” is als definitie van “Football Agent Services” vermeld:
16.Onder “Definitions” is als definitie van “Other Services” vermeld:
17.type: BvdG (4374)