ECLI:NL:RBMNE:2023:2065

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
C/16/537770 / HA ZA 22-240
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van een gestolen auto en de toepassing van artikel 3:86 BW

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2023, staat de terugvordering van een gestolen auto centraal. De eiseres, een rechtspersoon naar buitenlands recht, heeft de auto, een Volvo XC90, teruggevorderd van de gedaagde, een autohandelaar. De gedaagde had de auto gekocht van een verkoper die niet de eigenaar was, en de auto was gesignaleerd als gestolen. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde niet te goeder trouw heeft gehandeld, ondanks zijn bewering dat hij niet wist dat de auto gestolen was. De rechtbank stelt vast dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij de koopprijs daadwerkelijk heeft betaald en dat hij als ervaren autohandelaar extra voorzichtig had moeten zijn bij de aankoop van de auto, gezien de omstandigheden waaronder deze werd aangeboden. De rechtbank wijst de vordering van de eiseres toe en veroordeelt de gedaagde tot teruggave van de auto, alsook tot betaling van een dwangsom en proceskosten. De rechtbank wijst de vordering van de eiseres tot schadevergoeding voor waardevermindering af, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van autohandelaren bij de aankoop van voertuigen en de toepassing van artikel 3:86 BW, dat de bescherming van de goede trouw van de verkrijger regelt.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/537770 / HA ZA 22-240
Vonnis van 22 maart 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[eiseres] SE,
te [vestigingsplaats 1] (Duitsland),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M. van Sintmaartensdijk te Maastricht,
tegen
VOF [gedaagde],
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. R.A. Rila te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 april 2022 met 13 bijlagen,
- de conclusie van antwoord met 2 producties,
- de brief van [eiseres] van 6 februari 2023 met bijlage,
- de mondelinge behandeling van 7 februari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het in deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] is autohandelaar. Hij handelt al jaren in tweedehands auto’s, en met name uit Duitsland. Jaarlijks verhandelt hij zo’n 150 auto’s. In december 2020 wordt op een Duitse internetsite een Volvo XC90 Momentum AWD T5 LED NAVI van het bouwjaar 2017 (hierna: de auto) aangeboden. Volgens de advertentie gaat het om een ‘schadeauto’.De vraagprijs is € 27.000,00. Als [gedaagde] de auto gaat bekijken, blijkt de auto al door de verkoper van zijn kentekenplaten ontdaan te zijn, en is de auto ook al door de verkoper afgemeld bij de Duitse autoriteiten. De ‘schade’ betreft slechts een krasje op de bumper aan de voorzijde van de auto. De verkoper beschikt niet over een reservesleutel. Hij zegt toe deze nog te zullen opsturen. In de auto ligt wel een onderhoudsboekje maar de verkoper beschikt niet over facturen waaruit blijkt wanneer en welk onderhoud er is gepleegd. Wel beschikt de verkoper over de kentekenbewijzen. De verkoper gaat akkoord met een lagere verkoopprijs: € 23.250,00 en biedt aan de missende facturen nog op te zullen sturen. [gedaagde] neemt de auto mee naar Nederland.
2.2.
Als [gedaagde] de auto vervolgens aanbiedt bij de RDW om een Nederlands kenteken te krijgen, wordt dit geweigerd omdat de auto gesignaleerd staat. De auto blijkt nooit te zijn teruggebracht na een proefrit. De auto stond bij een garage in Duitsland te koop voor € 36.990,00. De garage heeft aangifte gedaan. De verzekeraar van de garage heeft de schade vergoed en omdat de eigendom van de auto conform de polisvoorwaarden is overgegaan op [eiseres] op het moment dat zij de schade heeft uitgekeerd aan de verzekerde, vordert zij nu de auto terug van [gedaagde] .
2.3.
[gedaagde] is van mening dat hij te goeder trouw heeft gehandeld en dat hij daarom de auto niet hoeft terug te geven. Hij heeft er immers voor betaald en hij kon niet weten dat de auto niet van de verkoper was.

3.Wat vindt de rechtbank en waarom?

3.1.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] geen gelijk heeft. De rechtbank heeft een aantal redenen waarom zij vindt dat [gedaagde] zich niet kan beroepen op derdenbescherming.
3.2.
Op grond van artikel 5:2 BW is de eigenaar van een zaak bevoegd haar van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen.
3.3.
De verkoper van wie [gedaagde] de auto heeft gekocht, was niet de eigenaar, dat staat vast. Hij heeft de auto zonder toestemming van de garage na de proefrit gehouden. Hij heeft vervolgens de auto aan [gedaagde] verkocht.
3.4.
Artikel 3:86 lid 1 BW bepaalt dat ondanks onbevoegdheid van de vervreemder
(hier: de verkoper) een overdracht overeenkomstig artikel 90, 91 of 93 van een roerende zaak, niet-registergoed, of een recht aan toonder of order geldig is, indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en de verkrijger te goeder trouw is. Aan deze twee voorwaarden dient cumulatief voldaan te zijn.
Heeft [gedaagde] € 23.250,00 aan de verkoper voldaan?
3.5.
Dit is niet vast komen te staan. [gedaagde] heeft geen kwitantie ontvangen. Het bedrag staat wel genoemd in de koopovereenkomst, maar verder blijkt nergens uit dat [gedaagde] dit bedrag daadwerkelijk aan de verkoper heeft voldaan.
Is [gedaagde] te goeder trouw geweest?
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat het ontbreken van een reservesleutel voor [gedaagde] aanleiding had moeten zijn voor extra oplettendheid. Als professioneel en ervaren autohandelaar had [gedaagde] moeten beseffen dat de auto mogelijk afkomstig was uit diefstal, huur of lease. En daarbij komen nog een aantal andere omstandigheden die tot voorzichtigheid hadden moeten leiden. De ‘schade’ bleek slechts een krasje aan de rechtervoorzijde van de auto te zijn en de stof op de achterbank was wat beschadigd. In ieder geval ging het uitdrukkelijk niet om een ‘schadeauto’. Een schadeauto is een auto die betrokken is geweest bij een ongeval en waarbij vaak schade is ontstaan die omvangrijk of lastig te herstellen is. De koopprijs was dus laag was voor dit type auto, zonder schade, van deze leeftijd en met deze kilometrage (circa 65.000 kilometer). Verder waren de kentekens er al afgeschroefd en was de auto naar zeggen van de verkoper al door hem afgemeld bij de Duitse autoriteiten. Bovendien waren er geen facturen aanwezig waaruit het gepleegde onderhoud bleek over de afgelopen jaren, terwijl het om een eerste eigenaar ging. Dit alles had bij [gedaagde] zeker alarmbellen moeten laten afgaan. Het enkele feit dat de verkoper wel over het kentekenbewijs beschikte en er een onderhoudsboekje in de auto lag, was onvoldoende om dit wantrouwen weg te nemen. Zoals hierboven al is overwogen, is [gedaagde] een ervaren tweedehands autoverkoper, en juist van hem mag de nodige zorgvuldigheid op dit punt verwacht worden. In die zin rust op hem een verzwaarde onderzoeksplicht: [gedaagde] wordt geacht op de hoogte te zijn van het feit dat juist auto’s waarvan geen reservesleutel aanwezig is, afkomstig kunnen zijn van diefstal of (niet teruggebrachte) verhuur of lease. De omstandigheden zoals deze hierboven zijn geschetst, hadden [gedaagde] moeten laten twijfelen aan de beschikkingsbevoegdheid van de verkoper. Als [gedaagde] navraag bij de Duitse autoriteiten had gedaan, dan was zeker naar voren gekomen dat er geen afmelding was gedaan door de verkoper maar dat de auto stond gesignaleerd bij de Duitse politie. [gedaagde] heeft dit niet gedaan maar er voor gekozen om de mededelingen van de verkoper simpelweg te accepteren en hij heeft het daarbij gelaten. Dit maakt dat hij zich nu niet kan beroepen op derdenbescherming.
3.7.
[eiseres] heeft een brief aan de gedupeerde garage overgelegd, waaruit blijkt dat op 5 mei 2021 een bedrag van € 21.000,00 aan de garage wordt voldaan. Met voldoening van dit bedrag is [eiseres] eigenaar geworden van de auto volgens de voorwaarden van de garagepolis. [eiseres] kan daarom haar eigendom terugvorderen van [gedaagde] en haar vordering zal op dit punt worden toegewezen.
3.8.
Ook de dwangsom zal worden toegewezen, maar voor een lager bedrag, namelijk voor € 2.500,00 tot een maximum van € 40.000,00.
Buitengerechtelijke kosten
3.9.
[eiseres] vordert betaling van de kosten van rechtsbijstand van € 1.295,32, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.10.
Het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten is niet van toepassing op de onderhavige vordering. De vraag of buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd, zal daarom moeten worden beantwoord aan de hand van de eisen zoals geformuleerd in het Rapport Voorwerk 2 en bijgesteld in het Rapport BGK-Integraal (zie met name het kopje "2.2.2. Buitengerechtelijke handelingen" op pagina 18-20 van dit laatste rapport). Die eisen houden in dat [eiseres] niet alleen dient te stellen en te specificeren dat zij daadwerkelijk buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt, maar ook dat deze kosten zien op andere werkzaamheden dan die waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten. Het moet daarbij gaan om werkzaamheden die meer omvatten dan een enkele (herhaalde) sommatie, het enkel doen van een schikkingsvoorstel of het inwinnen van (verhaals)inlichtingen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] in dit verband onvoldoende gesteld. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen daarom worden afgewezen.
Geen schadevergoeding voor waardevermindering
3.11.
Daarnaast stelt [eiseres] dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de geleden schade door de waardevermindering. Volgens [eiseres] dient deze schade nader opgemaakt te worden bij staat. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] zijn stelling over de waardevermindering, gelet op de voldoende gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , onvoldoende heeft onderbouwd. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
3.12.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
131,06
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
4.164,06
3.13.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen, omdat dit door [gedaagde] niet is betwist.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] over te dragen, de personenauto Volvo XC90 Momentum AWD T5 LED NAVI van het bouwjaar 2017,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 40.000,00 is bereikt,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 4.164,06 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. The-Kouwenhoven en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.
type: WM (5442)