ECLI:NL:RBMNE:2023:206

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
16/213507-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf voor medeplichtigheid aan hennepteelt

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 januari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan hennepteelt. De verdachte had op 20 december 2019 een pand ter beschikking gesteld voor de teelt van hennepplanten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzet had om de gelegenheid en middelen te verschaffen voor de hennepteelt, maar niet dat hij zelf actief betrokken was bij de teelt of andere strafbare feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, maar achtte de medeplichtigheid aan de hennepteelt wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 72 uren, rekening houdend met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn beperkte rol, bijdroeg aan de illegale praktijken en dat dit maatschappelijke overlast met zich meebracht. De uitspraak is gedaan na een openbaar onderzoek ter terechtzitting, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/213507-21
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het in het openbaar gehouden onderzoek ter terechtzitting op 19 december 2022. Op 16 januari 2023 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. H. Bakker, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een aantal strafbare feiten. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
Feit 1
op 20 december 2019 te [plaats 2] samen met anderen 734 hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt en/of aanwezig gehad
(primair), dan wel daaraan medeplichtig is geweest door een pand beschikbaar te stellen
(subsidiair);
Feit 2
in de periode van 28 december 2018 tot en met 20 december 2019 te [plaats 2] samen met anderen elektriciteit heeft weggenomen dat toebehoorde aan [bedrijf]
(primair), dan wel daaraan medeplichtig is geweest door een pand beschikbaar te stellen
(subsidiair);
Feit 3
op 20 december 2019 te [plaats 2] samen met anderen 690 gram hennep aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, in die zin dat verdachte als huurder van het pand als medeplichtige is aan te merken. De officier van justitie vordert verder dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit een integrale vrijspraak.
Voor zover relevant worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
Vrijspraak van feit 1 primair, feit 2 primair en subsidiair en feit 3
De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen slechts vast kunnen stellen dat verdachte het door hem gehuurde pand aan een ander ter beschikking heeft gesteld, terwijl in dat pand een hennepkwekerij werd gevestigd en geëxploiteerd. Op grond van de bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan dat verdachte zelf in de hennepkwekerij werkzaamheden heeft verricht of op andere wijze een bijdrage heeft geleverd. De rechtbank is, net als de officier van justitie en raadsman, van oordeel dat, om tot een bewezenverklaring te komen van het als feit 1 primair tenlastegelegde medeplegen, er meer moet zijn dan het alleen ter beschikking stellen van de bedrijfsruimte.
Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Nu verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet zelf gebruik maakte van de ruimte of werkzaamheden heeft verricht in of met betrekking tot de hennepkwekerij, kan verdachte alleen al om die reden niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de diefstal van elektriciteit, ook niet als medepleger of medeplichtige. Tevens is de rechtbank niet gebleken dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad over de in het pand aangetroffen plastic tas met daarin 690 gram hennep.
Om die reden wordt verdachte tevens vrijgesproken van het onder feit 2 primair en subsidiair en feit 3 ten laste gelegde.
4.3.2
Bewezenverklaring van feit 1 subsidiair
De onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid is naar het oordeel van de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2.1 BewijsmiddelenUit het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 20 december 2019 (p. 29) blijkt het volgende:
In de [adres 2] , [plaats 1] , binnen de gemeente De Ronde Venen, werd op vrijdag 20 december 2019 binnengetreden.
Kweekruimte 1Ik telde in totaal 318 hennepplanten in deze kweekruimte.
Kweekruimte 2Ik telde in totaal 416 hennepplanten in deze kweekruimte.
Vaststelling hennepIk, verbalisant, constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Ik, verbalisant, constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
Uit de verklaring ter terechtzitting van verdachte van 19 december 2022 blijkt het volgende:
Ik ben destijds benaderd door iemand die ik ken uit de kroeg. Ik was zwaar verslaafd aan drank en drugs. Die kennis vroeg mij of ik wat wilde verdienen door een pand op mijn naam te huren. Ik heb ja gezegd. Natuurlijk was ik me ervan bewust dat er iets in dat pand zou gebeuren wat niet helemaal door de beugel kon, want anders had hij zelf dat pand wel op zijn naam gezet. Bovendien kreeg ik er geld voor. Voor het tekenen van het huurcontract kreeg ik € 2.500,00 en daarna kreeg ik maandelijks € 1.000,00 euro gestort, waarvan ik de huur van € 900,00 overmaakte en € 100,00 zelf mocht houden.
Uit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een “Huurovereenkomst kantoorruimte” van 1 september 2018, p. 206 blijkt het volgende:
Ondergetekenden
1. [A] , hierna te noemen ‘Verhuurder’.
2. [verdachte] , hierna te noemen ‘Huurder’.
Het gehuurde, bestemming
1.1
Verhuurder verhuurt aan Huurder en Huurder huurt van Verhuurder de bedrijfsruimte (hierna ‘gehuurde’), gelegen [adres 2] , [plaats 1] .
Duur, verlenging en opzegging
3.1
Deze huurovereenkomst gaat in op 1-9-2018 (hierna ingangsdatum) en is aangegaan voor [een periode van 1 jaar en loopt tot en met 01-08-2019].
3.2
Na het verstrijken van de in artikel 3.1 genoemde periode wordt deze huurovereenkomst
behoudens beëindiging van deze huurovereenkomst door opzegging door [uitsluitend Huurder / Huurder of Verhuurder] in overeenstemming met artikelen 3.3 en 3.4 voortgezet voor [een aansluitende periode van 1 jaar, derhalve tot en met / onbepaalde tijd*].
Deze huurovereenkomst wordt vervolgens voortgezet voor [[een*] aansluitende periode[n*] van 1 jaar / onbepaalde tijd*].
4.3.2.2 Bewijsoverwegingen – (voorwaardelijk) opzet op het faciliteren van een hennepkwekerij?
Door de raadsman is bepleit dat verdachte geen opzet heeft gehad op de omstandigheid dat het pand werd gebruikt voor de exploitatie van een hennepkwekerij. De rechtbank ziet dit anders en acht niet alleen bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op het verschaffen van gelegenheid en middelen als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 2º, van het Wetboek van Strafrecht, maar ook dat het opzet van de verdachte, in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader(s) gepleegde misdrijf. Zij overweegt daartoe als volgt. Bij gebrek aan aanwijzingen in het strafdossier voor een andere gang van zaken gaat de rechtbank, op grond van de verklaring van verdachte, ervan uit dat verdachte het huurcontract van een pand op zijn naam heeft gesloten op verzoek van iemand die hem hiertoe benaderde in de kroeg. In ruil hiervoor ontving verdachte een flink geldbedrag. Daarna kreeg hij nog eens elke maand nog 100 euro terwijl hij daarvoor slechts het huurbedrag hoefde over te maken. Verdachte heeft dit ruim een jaar gedaan. Uit zijn verklaring blijkt dat verdachte wist dat er illegale dingen zouden gebeuren in het pand en dat hij (bewust) niet heeft doorgevraagd. In aanmerking genomen dat dergelijke bedrijfspanden met regelmaat worden gebruikt voor het telen van hennep, heeft verdachte hiermee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er een hennepkwekerij in het pand zou worden gestart. Dat verdachte het in het bijzonder niet voor mogelijk had gehouden dat het pand zou worden gebruikt voor het telen van hennep acht de rechtbank, gelet op verdachtes ernstige (hard)drugsverslaving in die tijd en het milieu waarin hij zich bevond ter verkrijging van die drugs, ongeloofwaardig. De rechtbank schuift deze uitleg derhalve terzijde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1 subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 20 december 2019 te [plaats 2] , gemeente De Ronde Venen met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) 734, hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welke misdrijven verdachte op of omstreeks 20 december 2019 te [plaats 2] , gemeente De Ronde Venen, telkens opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die (onbekend gebleven) persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
t.a.v. feit 1 subsidiair
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B en een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot:
- een taakstraf van 80 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis.
De officier van justitie houdt hierbij rekening met de ernst van de criminaliteit die gepaard gaat met de teelt en handel in verdovende middelen en met de faciliterende rol die verdachte hierin heeft gehad.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over een eventuele op te leggen straf, gelet op het gevoerde vrijspraakverweer.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft een bedrijfsruimte gehuurd en ter beschikking gesteld aan een ander of anderen en die ruimte is vervolgens gebruikt voor een hennepkwekerij. Verdachte wist dat het pand zou worden gebruikt voor illegale praktijken. Door zo te handelen, heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de handel in softdrugs. De illegale teelt van hennep levert veel maatschappelijke overlast op. Daarbij komt dat deze softdrug bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. Bovendien gaat de professionele hennepteelt vaak gepaard met veel bijkomende criminaliteit. Verdachte heeft zich kennelijk om deze gevolgen niet bekommerd.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 29 november 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, maar dit is al langer dan 10 jaar geleden. De rechtbank betrekt die veroordeling niet bij de bepaling van de strafmaat.
8.3.3
De overschrijding van de redelijke termijn
Een verdachte heeft recht op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. Die termijn begint te lopen op het moment dat verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem vervolging wordt ingesteld en als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak van de rechtbank binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen. Verdachte is op 3 januari 2020 aangehouden. Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, zijn inmiddels dus ruim drie jaren verstreken. Dat levert een overschrijding van de redelijke termijn van ruim een jaar op. De rechtbank zal daar in het voordeel van verdachte rekening mee houden.
8.3.4
De straf
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de beperkte, maar niettemin kwalijke en onmisbare rol die verdachte heeft gehad bij de hennepteelt. Voorts weegt de rechtbank mee dat sprake is van een schending van de redelijke termijn met ruim een jaar. Uit het dossier volgt niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden die de schending van de redelijke termijn kunnen rechtvaardigen. De rechtbank ziet aanleiding deze schending te compenseren door een strafkorting van 10% toe te passen. Indien de redelijke termijn niet was overschreden, had de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 80 uren opgelegd. Na aftrek van 10% komt de rechtbank tot de oplegging van een taakstraf voor de duur van 72 uren. Hoewel de rol van verdachte als medeplichtige anders is dan die van zijn mededaders [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , die zijn aangemerkt als medeplegers, waardeert de rechtbank alle bijdragen gelijk en komt daarom tot eenzelfde straf. Verdachte had als medeplichtige weliswaar een rol op afstand, maar anders dan zijn mededaders was hij wel gedurende een langere tijd betrokken.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 22c, 22d, 48, 49 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 36 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mr. H.A. Brouwer en mr. L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 januari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 20 december 2019 te [plaats 2] , gemeente De Ronde Venen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 734, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 20 december 2019 te [plaats 2] , gemeente De Ronde Venen met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 734, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 20 december 2019 te [plaats 2] , gemeente De Ronde Venen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die (onbekend gebleven) persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 28 december 2018 tot en met 20 december 2019 te [plaats 2] , gemeente De Ronde Venen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 28 december 2018 tot en met 20 december 2019 te [plaats 2] , gemeente De Ronde Venen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 28 december 2018 tot en met 20 december 2019 te [plaats 2] , gemeente De Ronde Venen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die (onbekend gebleven) persoon/personen het pand aan de [adres 2] en/of de daarbij behorende meterkast ter beschikking te stellen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 20 december 2019 te [plaats 2] , gemeente De Ronde Venen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 690 gram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van de op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 december 2021, onderzoeksnummer PL0900-2020108081, doorgenummerd pagina 1 tot en met 317, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.