4.3.1Welke letsels zijn bij [slachtoffer (voornaam)] aangetroffen en wat was de doodsoorzaak?
Na aankomst van [slachtoffer (voornaam)] in het ziekenhuis is hij lichamelijk onderzocht. Er werd tweemaal een CT-scan gemaakt van zijn hersenen.
Op de radiologische beelden van de eerste scan werd rechtszijdig een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies gezien, doorlopend langs het scheidingsvlies tussen de grote hersenhelften tot op het scheidingsvlies tussen grote en kleine hersenen. Tevens was er bloed rechts onder het spinnenwebvlies. Er was geen schedelbreuk en er waren geen tekenen van hersenzwelling of verplaatsing van de hersenen. Er werd een gebied met mogelijk weefselbeschadiging gezien in de rechterhersenhelft.
Een tweede CT-scan van de hersenen, 6 uur na de eerste, werd gemaakt tijdens een epileptische aanval waardoor sommige gebieden aan de achterzijde van de hersenen minder goed te beoordelen waren. Er werd enige toename gezien van het bloed onder het harde hersenvlies aan de achterkant van het hoofd. Het bloed onder het spinnenwebvlies rechtsvoor was ongewijzigd, met nu ook uitbreiding linksvoor.
Op [2018] werd een MRI van de hersenen gemaakt. Hierop waren, naast de bekende bloeduitstortingen langs de hersenen, hersenzwelling en op verschillende locaties weefselversterf door zuurstoftekort in de hersenen zichtbaar. Daarbij was een bloedstolsel of afsluiting in de achterste hersenslagader links te zien.
Arts en patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), dr. J. Fronczek , heeft op [2018] een gerechtelijke sectie uitgevoerd op het lichaam van [slachtoffer (voornaam)] . Bij sectie werden rechts en links voor-zijwaarts aan het behaarde hoofd, vrijwel symmetrisch, vage blauwe huidverkleuringen gezien, met binnenwaarts in de schedelhuid op dezelfde niveaus bloeduitstortingen. Daaronder rechts en links voor-zijwaarts waren er tussen het schedeldak en het harde hersenvlies (epiduraal) flinterdunne bloedlaagjes en op hetzelfde niveau rechts en links voor-zijwaarts onder het harde hersenvlies (subduraal) tevens bloedstolsels (links een hele kleine en rechts een wat grotere).
Voorts was er uitgebreidere bloeduitstorting (deels vloeibaar en deels gestold bloed) rechts en links onder het harde hersenvlies (subduraal zij-achterwaarts en onderwaarts beiderzijds), circa 10 ml in totaal. Er waren plaatselijk rechts aan het hersenoppervlak minimale vlekkige bloeduitstortingen (subarachnoidaal bloed) en er was plaatselijk gele verkleuring.
Het neuropathologisch onderzoek van de hersenen bevestigde de bloeduitstorting onder het harde hersenvlies, hetgeen meerdere dagen, maar niet meer dan circa twee weken voor
overlijden was opgetreden, volgens de neuropatholoog. Bloeduitstorting met dezelfde ouderdom werd gezien rond het ruggenmerg. Het onderzoek van de hersenen toonde meerdere afwijkingen, waaronder traumatische beschadiging van de uitlopers van zenuwcellen, hetgeen meerdere dagen voor overlijden is opgetreden. Tevens was er het beeld van reeds langer bestaande hersenschade met meerdere infarcten in de grote en kleine hersenen, de hersenstam en het ruggenmerg. Ook werd er bloeduitstorting onder het spinnenwebvlies gezien en een bloedstolsel in een ader van het spinnenwebvlies.
De bevindingen van het neuropathologisch onderzoek kunnen volgens de neuropatholoog goed verklaard worden door (verwikkelingen van) een reeds meerdere dagen voor overlijden opgetreden trauma. De hersenschade die hierdoor is opgetreden kan het intreden van de dood zonder meer verklaren.
Bij oogpathologisch onderzoek werden in het netvlies van het linkeroog geringe bloeduitstortingen gezien. Ook waren er bloeduitstortingen rond de oogzenuw van het linkeroog. Zowel in het netvlies als rond de oogzenuw werd tevens neerslag van ijzerpigment vastgesteld, passend bij een eerdere bloeding tenminste circa twee dagen voor overlijden. Daarnaast werd in het netvlies van het linkeroog een verandering (gliose) gezien, passend bij een meer dan twee dagen voor overlijden opgetreden incident. De rechteroogbol toonde geen bloeduitstortingen in het netvlies of rond de oogzenuw, echter wel neerslag van ijzerpigment rond de oogzenuw.
Lichtmicroscopisch en postmortaal radiologisch onderzoek van het rechterscheenbeen en het linkerdijbeen toonde een beeld (sterk) verdacht voor een breuk (metafysaire hoekfractuur). Later bij specimen-opnamen van de bij sectie uitgenomen botten uit de benen, werd de aanwezigheid van metafysaire hoekfracturen in het rechter scheenbeen bij de knie en in het linker dijbeen bij de knie bevestigd.
Fronczek concludeert dat het overlijden van [slachtoffer (voornaam)] verklaard wordt door verwikkelingen van ernstig hoofdletsel. Er is bloeduitstorting tussen de hersenvliezen, diffuse beschadiging van uitlopers van zenuwen (diffuse axonale schade) en uiteindelijk ernstige hersenschade (hypoxische encephalopathie) ontstaan.
De rechter-commissaris van deze rechtbank heeft in 2018 drs. W.A. Karst , (destijds) werkzaam bij het NFI met deskundigheidsgebied pediatrische forensische geneeskunde, benoemd. In 2022 heeft de rechter-commissaris prof. dr. G.E.T. van Parys benoemd als deskundige met hetzelfde deskundigheidsgebied voor het doen van een beoordelend contra-onderzoek op verzoek van verdachte als bedoeld in artikel 231 van het Wetboek van Strafvordering. De deskundigen zijn beiden ter zitting van 5 april 2023 gehoord en worden hierna aangeduid als Karst en Van Parys .
Deskundigen Karst en Van Parys hebben desgevraagd ter terechtzitting van 5 april 2023 verklaard het standpunt van Fronczek over de doodsoorzaak van [slachtoffer (voornaam)] te delen.
De rechtbank neemt deze conclusie over en constateert dat [slachtoffer (voornaam)] is overleden door verwikkelingen van ernstig hoofdletsel.
4.3.2Wat is de oorzaak van de letsels?
De volgende vraag is of de medische bevindingen het gevolg zijn van een ziekte/medische oorzaak, een geboortetrauma of een trauma na de geboorte (accidenteel of niet-accidenteel).
De bevindingen van de deskundigen over de verschillende letsels
Volgens patholoog Fronczek werd bij sectie en aanvullende onderzoeken geen ziekelijke en/of geboorte-gerelateerde oorzaak gevonden die de combinatie van de traumatische letsels kan verklaren. Er zijn volgens haar geen aanwijzingen gevonden voor metabole stofwisselingsziekten.
Volgens de patholoog wordt het intreden van de dood verklaard door gevolgen (verwikkelingen) van ernstig hoofdletsel (hoofdtrauma). Dit was ontstaan als gevolg van hevig stomp botsende geweldsinwerking op het hoofd (slaan of stompen), schudtrauma van het hoofd (repeterend acceleratie-deceleratie trauma), andersoortig stomp botsend geweld (zoals in het kader van een val van hoogte), of een combinatie daarvan. Dit kan niet-accidenteel (toegebracht) of accidenteel trauma betreffen. Een andere (medische) oorzaak voor de bevindingen is niet gebleken bij sectie en aanvullende onderzoeken.
Deskundige Karst heeft de beschikbare medische gegevens en relevante processen-verbaal bestudeerd en heeft zijn bevindingen in een medisch forensisch onderzoek op 8 juni 2021 (met aanvullend beantwoorde vragen op 30 september 2021 en 7 maart 2022) eerst afzonderlijk en vervolgens in onderlinge samenhang besproken. De rechtbank zal zijn bevindingen ook als zodanig weergeven.
Onderhuidse bloeduitstortingen
Op foto's gemaakt op [2018] tijdens een forensisch-medisch onderzoek door een forensisch arts van het NFI zijn onderhuidse bloeduitstortingen zichtbaar op het linker onder- en bovenooglid aan de kant van de neus, links- en rechts zijwaarts op het behaarde hoofd, op de linkerzijde van de buik en aan de buitenzijde van het linker onderbeen. Aanvullend werden bij de sectie onderhuidse bloeduitstortingen links en rechts voor- zijwaarts van de behaarde hoofdhuid gezien.
Sommige huidafwijkingen zijn het gevolg van medisch handelen (prikgaatjes op het hoofd door CFM-naaldjes, op de buik door defribrillatieplakkers en op het linker onderbeen door een botnaald).
Volgens Karst is het aantreffen van de onderhuidse bloeduitstortingen waarschijnlijker onder de hypothese niet-accidentele krachtsinwerking (toegebracht) dan onder de hypothese accidentele krachtsinwerking of door zelf-toedoen.
Hersenletsel
Op [2018] ontstond thuis een reanimatiebehoefte waarbij het kind ademstops had, slap en bleek was en niet reageerde. Karst beschrijft dat dit verschijnselen zijn van acuut opgetreden ernstige hersenfunctiestoornissen. Bij neuropathologisch onderzoek was sprake van traumatische beschadiging van zenuwbanen (axonale schade) in vele gebieden van de hersenen (grote en kleine hersenen, hersenbalk, witte stof vezelbanen, en hersenstam en ruggenmerg).
Op grond van de medische bevindingen (waaronder de axonale schade) is de hersenbeschadiging (zich uitend in de ernstige hersenfunctiestoornissen, met uiteindelijk de dood tot gevolg) volgens Karst veel waarschijnlijker onder de hypothese van een significante krachtsinwerking (repeterende acceleratie-deceleratie krachtsinwerkingen, een impacttrauma of een combinatie van beide, of een niet gemelde ernstige accidentele krachtsinwerking), dan onder de hypothese van een milde krachtsinwerking of een medische aandoening.
Bloeduitstortingen bij de hersenvliezen
Bij [slachtoffer (voornaam)] zijn radiologisch en bij (neuro)pathologisch onderzoek bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies (langs de rechter hersenhelft, tussen beide helften van de grote hersenen, tussen grote en kleine hersenen en langs het ruggenmerg) en onder het spinnenwebvlies (langs beide hersenhelften) geconstateerd. Onder de harde hersenvliezen was een nieuwgevormde membraan als herstelreactie van een eerdere bloeduitstorting.
Karst stelt in zijn rapport dat bloedingen onder het harde hersenvlies ontstaan als de zogenaamde ankervenen of brugvenen (af)scheuren. Dit zijn verbindingsvaten die vanaf het hersenoppervlak (onder het spinnenwebvlies) via de subdurale ruimte naar afvoerende bloedvaten boven het harde hersenvlies verlopen. De ankervenen, die het bloed afvoeren dat de hersenen van zuurstof en voedingsstoffen heeft voorzien, kunnen (af)scheuren als de schedel en de hersenen ten opzichte van elkaar bewegen, of als de ankervenen worden opgerekt door verplaatsing van hersendelen. Ankervenen kunnen scheuren als sprake is van herhaalde hevige voor-achterwaartse (en waarschijnlijk ook rotatoire) bewegingen van het hoofd. Een dergelijk mechanisme kan optreden bij heftig repeterend acceleratie-deceleratie trauma (zoals bij een schudincident) of bij forse impact (botsend geweld op of tegen het hoofd), of bij de combinatie van beide. Hierbij is veel kracht nodig. Krachten die ontstaan bij vallen van beperkte hoogte (1 tot 2 meter) en bij gebruikelijke huis-, tuin- en keukenongevallen, en daarmee ook bij normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen, zijn doorgaans onvoldoende voor het oplopen van een dergelijke bloeding onder het harde hersenvlies.
De conclusie van Karst luidt dat de bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies en onder het spinnenwebvlies, afzonderlijk beschouwd, veel waarschijnlijker zijn bij een forse krachtsinwerking dan bij gebruikelijke huis-, tuin- en keukenongevallen, bij normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen, bij de geboorte en/of bij een medische aandoening.
Afzonderlijk beschouwd zijn volgens hem de bloeduitstorting onder het harde hersenvlies iets waarschijnlijker bij een niet-accidentele, dan bij een accidentele krachtsinwerking, en de bloeduitstorting onder het spinnenwebvlies ongeveer even waarschijnlijk bij een niet-accidentele krachtsinwerking als bij een accidentele krachtsinwerking.
Oogheelkundige bevindingen
Bij onderzoek van de ogen door de oogarts en door de oogpatholoog werden in het linker oog netvliesbloedingen en een bloeding rondom de oogzenuw geconstateerd, Er waren tekenen van beschadiging / verlittekening in de zenuwlaag van het netvlies en een minimale verandering in het rechteroog. In het netvlies van het linkeroog en de oogzenuw van het linker- en rechteroog werd neerslag van ijzerpigment vastgesteld, passend bij een bloeding van tenminste circa twee dagen voor overlijden. Fysieke krachten die door acceleratie (versnelling) en deceleratie (vertraging) ontstaan, zoals door een heftig schudincident of door forse impact op of tegen het hoofd, leiden geregeld tot netvliesbloedingen. Een toenemende uitgebreidheid van netvliesbloedingen (in meerdere netvlieslagen en verspreid over het gehele netvlies) is in toenemende mate gecorreleerd met een niet-accidentele oorzaak. Een forse krachtsinwerking op het hoofd (met name op het achterhoofd) kan gepaard gaan met tamelijk veel netvliesbloedingen - in meerdere netvlieslagen.
De geboorte als oorzaak van de bij [slachtoffer (voornaam)] geconstateerde netvliesbloedingen kan volgens Karst uitgesloten worden geacht gezien de locatie van de netvliesbloedingen op de leeftijd van 5 weken en 3 dagen (netvliesbloedingen herstellen doorgaans sneller), in combinatie met de aangetoonde beschadiging van de zenuwlaag.
De netvliesbloedingen zijn, afzonderlijk bezien, waarschijnlijker bij een niet-accidentele krachtsinwerking, bij heftig schudden of bij een combinatie van beide, dan bij een accidentele krachtsinwerking. Een medische oorzaak is niet gebleken.
Botbreuken
Op basis van radiologische en histologische bevindingen van de lange pijpbeenderen, was er bij [slachtoffer (voornaam)] sprake van in elk geval twee metafysaire hoekfracturen in de benen: één van het rechter scheenbeen bij de knie, en één van het linker dijbeen bij de knie. Een metafysaire hoekfractuur wordt volgens Karst bij jonge kinderen als zeer specifiek voor
toegebracht letsel beschouwd. Metafysaire hoekfracturen gaan volgens Karst zelden gepaard met voor omstanders merkbare klachten bij het kind, en geven weinig of geen uitwendig zichtbare kenmerken. Daardoor blijven ze vaak onopgemerkt en betreft de constatering een toevalsbevinding.
Karst concludeert dat de metafysaire hoekfracturen waarschijnlijker zijn onder de hypothese van een niet-accidentele krachtsinwerking, dan onder de hypothese van een accidentele krachtsinwerking, zoals de anamnese van verdachte dat [slachtoffer (voornaam)] van de trap zou zijn gevallen.
De combinatie van bevindingen
De resumerende conclusie van Karst houdt in dat de combinatie van bevindingen zeer veel waarschijnlijker is bij een (zeer) forse krachtsinwerking (te weten een forse impact tegen het hoofd en/of een heftig schudincident) dan bij een eenvoudige val, bij een medische aandoening, bij gebruikelijke verzorgingshandelingen en/of bij de geboorte.
De combinatie van medische bevindingen is daarbij waarschijnlijker bij een niet-accidentele, dan bij een accidentele (zeer) forse krachtsinwerking, aldus Karst .
Ook Van Parys concludeert dat de combinatie van bevindingen zeer veel waarschijnlijker is bij een (zeer) forse krachtsinwerking (te weten een forse impact tegen het hoofd en/of een heftig schudincident) dan bij een medische aandoening of ontstaan bij de geboorte.
Zijn conclusie is dat de combinatie van letsels op basis van de thans bestaande peer-reviewed medische literatuur veel waarschijnlijker is bij een toegebrachte dan bij een niet toegebrachte (accidentele) krachtsinwerking.
Op basis van de bevindingen van de deskundigen concludeert de rechtbank in ieder geval dat het letsel van [slachtoffer (voornaam)] is ontstaan door een (zeer) forse krachtsinwerking op het hoofd door een forse impact tegen het hoofd en/of een heftig schudincident. Beide deskundigen vinden dat immers zeer veel waarschijnlijker dan een andere oorzaak. Op de waarschijnlijkheid van de bevindingen onder de hypothese toegebracht dan wel niet toegebracht letsel gaat de rechtbank later in dit vonnis in.
4.3.3Wanneer is het dodelijk letsel ontstaan?
De volgende vraag die de rechtbank zal moeten beantwoorden is wanneer het letsel is ontstaan.
De moeder van [slachtoffer (voornaam)] , mevrouw [A] , is op [2018] in de ochtend nog met [slachtoffer (voornaam)] en zijn zus [B (voornaam)] naar de winkel geweest. Voor 11:00 uur waren ze weer thuis en heeft zij [slachtoffer (voornaam)] de fles gegeven. Volgens [A] was er toen nog niets met [slachtoffer (voornaam)] aan de hand. Rond 13:45 uur gaf [A] [slachtoffer (voornaam)] wederom een fles. Omdat zij [B (voornaam)] naar een feestje moest brengen, heeft verdachte rond 14:00 uur de fles overgenomen van [A] en heeft hij [slachtoffer (voornaam)] verder gevoed. Ook op dat moment gedroeg [slachtoffer (voornaam)] zich volgens verdachte en [A] niet anders dan normaal. Volgens de tijdlijn van de politie, kwam [A] vervolgens op zijn vroegst weer thuis om 14:23 uur. Toen zij thuis kwam, hoorde ze een raar geluid van boven komen, een geluid alsof je onvoldoende adem krijgt, zo verklaarde zij. Toen zij vervolgens nogmaals dat geluid hoorde, is ze naar boven gerend. Eenmaal bij het bedje van [slachtoffer (voornaam)] , waar hij in lag, vond ze dat hij er niet goed uit zag en een grauw gezichtje had, aldus [A] . Verdachte verklaart dat [slachtoffer (voornaam)] heel slap was toen hij hem oppakte. Vervolgens heeft [A] om 14:26 uur voor de eerste keer 112 gebeld. De meldkamercentralist hoorde de baby hikkende geluiden maken op de achtergrond. Even later heeft [A] nogmaals 112 gebeld, omdat [slachtoffer (voornaam)] blauwe lipjes kreeg. De meldkamercentralist heeft vervolgens [A] opdracht gegeven [slachtoffer (voornaam)] te reanimeren en te beademen en heeft met spoed hulp gestuurd naar hun woning.
In de dagen voorafgaand aan de opname in het ziekenhuis op [2018] was bij [slachtoffer (voornaam)] geen sprake van ernstig hersenletsel, nu hij op basis van de beschreven gedragingen in de verklaringen in het dossier normaal functioneerde .
Volgens Karst past de plotseling ontstane klinische noodsituatie op [2018] bij de nadien neuropathologisch vastgestelde ernstige schade aan de hersenen, waarbij sprake was van zeer ernstig hersenletsel met hersenweefselversterf en een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies. Deze bevindingen kunnen niet anders dan het gevolg zijn van forse krachtsinwerkingen. Volgens Karst kan [slachtoffer (voornaam)] met het zeer ernstig hersenletsel niet meer normaal hebben gefunctioneerd.
Het veroorzakend mechanisme bij ernstig acuut hersenletsel moet dan qua moment geplaatst worden na het laatste moment van normaal functioneren (zoals met normaal bewustzijn, normale ademhaling en op gebruikelijke wijze reageren en flesdrinken) en vlak voor het optreden van ernstige klinische verschijnselen, aldus Karst .
Ook deskundige Van Parys concludeert dat, vanwege de uitgebreidheid van de letsels en het type letsel, met een zeer hoge graad van waarschijnlijkheid aangenomen moet worden dat de klinische symptomen quasi-onmiddellijk zijn opgetreden na het veroorzaken daarvan. Een periode waarin [slachtoffer (voornaam)] nog neurologisch quasi normaal functioneerde is in feite uitgesloten, aldus Van Parys .
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat het dodelijk letsel bij [slachtoffer (voornaam)] is ontstaan kort voordat bij hem ernstige verschijnselen optraden (ademnood, slap). Op het moment dat bij [slachtoffer (voornaam)] een opvallende omslag in zijn gezondheidstoestand optrad, was verdachte alleen met [slachtoffer (voornaam)] in de woning aanwezig. [A] trof [slachtoffer (voornaam)] immers direct na thuiskomst in slechte toestand aan in zijn bedje en heeft toen vrijwel meteen 112 gebeld. Ook blijkens de verklaring van verdachte heeft hij rond dat tijdstip gezien dat de toestand van [slachtoffer (voornaam)] slecht was. Op grond hiervan is voor de rechtbank vast komen te staan dat het letsel bij [slachtoffer (voornaam)] is ontstaan op het moment dat verdachte alleen met hem in de woning was.
4.3.4Is het dodelijk letsel opzettelijk toegebracht door verdachte?
Verdachte wordt in de tenlastelegging verweten dat hij de letsels, die tot de dood van [slachtoffer (voornaam)] hebben geleid, opzettelijk heeft toegebracht. Voor een veroordeling moet dus buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat [slachtoffer (voornaam)] niet door een noodlottig ongeval maar door toegebracht letsel is komen te overlijden. Van belang daarbij is dat de rechtbank aanneemt dat verdachte aanwezig was toen de letsels zijn ontstaan bij [slachtoffer (voornaam)] en hij dus wetenschap heeft van wat er is gebeurd. Verdachte heeft aanvankelijk (in 2018) verklaard dat er niets is voorgevallen. Nadat hij in 2021 is geconfronteerd met de medisch-forensische bevindingen heeft hij verklaard dat hij met [slachtoffer (voornaam)] van de trap is gevallen en dat [slachtoffer (voornaam)] daarbij op de plavuizen vloer terecht is gekomen.
Hierna zal de rechtbank het bewijs van betrokkenheid van verdachte bij toegebracht letsel beoordelen, waarbij de rechtbank het door verdachte geschetste alternatieve scenario betrekt.
4.3.4.1 Welke bewijsmiddelen bevat het dossier voor de betrokkenheid van verdachte bij het opzettelijk toebrengen van het dodelijk letsel?
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting geen direct bewijs is gebleken dat verdachte het bij [slachtoffer (voornaam)] geconstateerde letsel opzettelijk heeft toegebracht zoals is ten laste gelegd. Er is geen redengevend getuigenbewijs: verdachte was immers alleen met [slachtoffer (voornaam)] in de woning. Verdachte ontkent dat hij opzettelijk letsel heeft toegebracht.
Uit het dossier volgt wel een aantal voor verdachte belastende feiten en omstandigheden.
Verdachte was de enige persoon die op het ontstaansmoment van het letsel bij [slachtoffer (voornaam)] was. Het letsel moet zijn ontstaan door een externe forse krachtsinwerking op het hoofd van [slachtoffer (voornaam)] . Verder concludeert de rechtbank uit de rapportages van de deskundigen, dat het letsel waarschijnlijker is in het scenario toegebracht letsel dan in het scenario accidenteel ontstaan letsel. De rechtbank volgt daarbij het waarschijnlijkheidsoordeel van Karst .
Onder 4.3.2. heeft de rechtbank weergegeven dat de deskundigen Karst en Van Parys tot andere waarschijnlijkheidsconclusies komen wat betreft de hypothesen accidenteel versus niet-accidenteel letsel. Van Parys concludeert dat de bevindingen
veel waarschijnlijkerzijn onder de hypothese toegebracht letsel dan onder de hypothese accidenteel ontstaan letsel, terwijl Karst concludeert dat de bevindingen
waarschijnlijkerzijn onder de hypothese toegebracht letsel dan onder de hypothese accidenteel ontstaan letsel.
Ter terechtzitting heeft Karst de studie toegelicht die hij samen met Amerikaanse collega’s heeft gedaan naar het ontstaan van hersenletsel bij kinderen. Bij toepassing van deze studie wordt de combinatie van bevindingen zoals bij [slachtoffer (voornaam)] als circa 24 keer waarschijnlijker bevonden onder de hypothese toegebracht hersenletsel dan onder de hypothese accidenteel hersenletsel. Karst concludeert op basis van die studie in zijn rapport dat de combinatie van medische bevindingen bij [slachtoffer (voornaam)] waarschijnlijker is onder de hypothese toegebracht letsel dan onder de hypothese accidenteel letsel. Van Parys concludeert in zijn rapport van 9 september 2022 over de combinatie van het bij [slachtoffer (voornaam)] aangetroffen hersenletsel en de metafysaire hoekfracturen dat deze
veelwaarschijnlijker is onder de hypothese toegebracht letsel dan onder de hypothese accidenteel letsel. De rechtbank zal deze hogere mate van waarschijnlijkheid niet in haar oordeel betrekken, nu ter terechtzitting door Karst is toegelicht dat door Van Parys een andere studie is gebruikt ter onderbouwing van die waarschijnlijkheid. In die studie is mogelijk sprake geweest van een cirkelredenering, die in de studie waarop Karst zich baseert, juist is uitgesloten. In andere woorden, de rechtbank zal voor wat betreft de combinatie van de medische bevindingen bij [slachtoffer (voornaam)] onder de hypothese toegebracht letsel versus accidenteel letsel, de bewijskracht waarschijnlijker hanteren.
4.3.4.2 Bestaan er contra-indicaties voor het daderschap van verdachte?
Naast deze voor verdachte belastende feiten en omstandigheden bevat het dossier evenwel ook een aantal contra-indicaties voor betrokkenheid van verdachte bij het opzettelijk toebrengen van het dodelijke letsel.
Zo volgt uit het dossier dat [slachtoffer (voornaam)] een rustige baby was en geen huilbaby, dat hij goed groeide en sliep en dat de kraamtijd zonder bijzonderheden is verlopen. Volgens kraamverzorgers, familie en vrienden was verdachte een betrokken vader die goed omging met zowel baby [slachtoffer (voornaam)] als zijn vijfjarige dochter [B (voornaam)] . Er was, kortom, sprake van een stabiele gezinssituatie waarbij er rondom het gezin geen zorgen over de veiligheid van de kinderen bestonden. In het rapport van 25 januari 2022 van het Pieter Baan Centrum over verdachte is geen psychische stoornis, verstandelijke handicap of psychogeriatrische aandoening vastgesteld. In dat rapport is ook vastgesteld dat hij eerder conflict vermijdend en wat passief-agressief is, zonder dat dit leidt tot een dermate grote spanningsopbouw dat er bij tijd en wijle sprake is van impulsdoorbraken.
Al deze omstandigheden komen niet logisch voor in het scenario dat verdachte het letsel opzettelijk bij [slachtoffer (voornaam)] met forse krachtsinwerking heeft toegebracht als gevolg van bijvoorbeeld een emotionele uitbarsting.
4.3.4.3 Is het alternatieve scenario van accidenteel letsel hoogst onwaarschijnlijk?
In deze zaak is een grote rol weggelegd voor deskundigenbewijs. Omdat de deskundigen zich uitspreken over de bevindingen in waarschijnlijkheidsoordelen onder de verschillende hypothesen, kleven inherent onzekerheden aan dergelijk deskundigenbewijs. Bij gebrek aan direct bewijs en het bestaan van contra-indicaties, zal de rechtbank alleen tot een bewezenverklaring kunnen komen als het door verdachte geschetste alternatieve scenario als hoogst onwaarschijnlijk terzijde kan worden geschoven.
Verdachte heeft verklaard dat hij met [slachtoffer (voornaam)] op zijn linkerarm – met zijn hoofdje leunend tegen de borst dan wel schouder van verdachte – de trap op is gelopen, waarna hij het gevoel in zijn eigen benen verloor, waardoor hij op de 3e of 4e trede, of wellicht hoger, achterover ten val kwam, [slachtoffer (voornaam)] losliet en waarbij zij beiden onderaan de trap, op de plavuizen vloer, terecht zijn gekomen.
Verdachte lijdt aan spinocerebellaire ataxie, waardoor zijn val verklaard kan worden.
Zoals hiervoor geconcludeerd, is [slachtoffer (voornaam)] overleden aan de verwikkelingen van ernstig hoofdletsel (waaronder axonale schade). Volgens Karst kan een mogelijke verklaring een forse krachtsinwerking op het hoofd, accidenteel of niet-accidenteel, zijn. Forse krachten op het hoofd kunnen geleid hebben tot een zwelling van de hersenen, wat zal hebben bijgedragen aan een verminderde bloedvoorziening in de hersenen (op haar beurt verantwoordelijk voor een nog verdere toename van de hersenzwelling) en versterf van hersenweefsel. Een forse krachtsinwerking op het hoofd met of zonder impact kan als mogelijkheid overwogen worden. Een dergelijke krachtsinwerking zonder impact kan bijvoorbeeld ontstaan bij een heftig schudincident of bij een verkeersongeval waarbij een
voertuig (meermaals) over de kop slaat. Een forse krachtsinwerking met impact kan bijvoorbeeld een val van (grote) hoogte zijn.
In het rapport van Karst van 30 september 2021 is beschreven dat een val van de door vader beschreven hoogte zeer zelden ernstig (fataal verlopend) hersenletsel bij kleine kinderen tot gevolg heeft. Zowel Karst als Van Parys hebben ter terechtzitting aangegeven dat zij uit de literatuur geen gevallen kennen, waarbij het gehele letselbeeld, zoals geconstateerd bij [slachtoffer (voornaam)] , is opgelopen door een val, zoals die door verdachte is beschreven. De deskundigen noemden daarbij ook specifiek de metafysaire hoekfracturen (hoewel niet dodelijk), nu deze bij schudincidenten worden gezien en niet goed zijn te verklaren bij een val zoals door verdachte beschreven. In het algemeen wordt een forsere krachtsinwerking gecombineerd met duwende en trekkende krachten gezien om met name de metafysaire hoekfracturen te verklaren, aldus de deskundigen. Volgens Karst zijn de hoekfracturen echter veelal niet adequaat te dateren, omdat ze geregeld zonder botnieuwvorming genezen. Nu de bij sectie zichtbare bloeduitstortingen in de weefsels rondom de vastgestelde botbreuken wijzen op een ouderdom van zeer recent tot enkele dagen voor overlijden van [slachtoffer (voornaam)] , hoeven de breuken niet noodzakelijkerwijs op (vrijwel) eenzelfde moment ontstaan te zijn als de fatale hersenletsels. Van Parys weerspreekt deze conclusie niet. Nu de letsels niet te dateren zijn, en een niet mobiele baby kan functioneren met dergelijke fracturen neemt de rechtbank aan dat deze fracturen zowel eerder als zelfs op een later moment kunnen zijn ontstaan.
Hoewel het door verdachte geschetste scenario misschien uitzonderlijk is in de literatuur, kan de rechtbank op basis van het dossier in onderlinge samenhang bezien, het scenario van verdachte niet als hoogst onwaarschijnlijk ter zijde schuiven. Daarbij weegt de rechtbank mee dat het alternatieve scenario in elk geval niet als hoogst onwaarschijnlijk is te beschouwen wanneer het hoofdletsel en de metafysaire hoekfracturen afzonderlijk van elkaar worden beschouwd. De bevindingen en de conclusies van de deskundigen laten ruimte voor een scenario waarin de metafysaire hoekfracturen op een ander moment zijn ontstaan dan (op [2018] ) toen verdachte met [slachtoffer (voornaam)] alleen thuis was.
Door de officier van justitie is nog aangevoerd dat verdachte na het gebeurde drie jaar lang heeft gezwegen en dat dat zwijgen niet verklaard kan worden en daarmee als belastend moet worden gezien. De rechtbank kan op grond van het PBC-rapport dat over verdachte is opgemaakt dat zwijgen wel verklaren. Het past volgens de rapporteurs bij zijn persoonlijkheid. De rapporteurs schrijven hierover onder meer het volgende:
“Er zijn een aantal kenmerken in de persoonlijkheidsconstellatie van betrokkene te noemen die hier mogelijk een rol in hebben gespeeld. Betrokkene beschikt, zoals beschreven, over een grote bewijsdrang; hij spant zich tot het uiterste in een zo 'normaal' mogelijk leven te leiden. Er is betrokkene veel aan gelegen zich sterk te houden, om aan zichzelf en anderen te bewijzen dat zijn handicap hem er niet onder krijgt. Ook kan hij de grenzen die zijn lichamelijke aandoening aan hem stelt hierdoor weleens overschrijden. Hij is daarnaast duidelijk stressgevoelig. Door de beperkte stressbestendigheid raakt hij relatief snel van slag en loopt zijn spanning gemakkelijk op. Zijn cognitief functioneren wordt dan minder efficiënt; zijn probleemoplossend vermogen en logisch nadenken nemen af. Voorstelbaar is dat hij hierdoor tijdens het ten laste gelegde, indien bewezen, aanvankelijk een belemmering voelde om toe te geven wat er was gebeurd. Vervolgens zou kunnen meespelen dat het, naarmate de tijd vorderde, steeds moeilijker werd voor betrokkene om het zwijgen te doorbreken. Mogelijk hebben kenmerken en dynamieken van betrokkenes persoonlijkheid een rol gespeeld in het feit dat betrokkene 3 jaar lang gezwegen heeft over de val van de trap, maar dat is niet met zekerheid te zeggen. Tegelijkertijd kunnen ook, minder direct met zijn specifieke persoonlijkheidsconstellatie samenhangende, schuld- en schaamtegevoelens een rol hebben gespeeld, en een angst voor het verlies van zijn vrouw en dochter. Ook een combinatie van de genoemde factoren en gevoelens is mogelijk.”
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het grote gevoel van schaamte een verklaring kan zijn voor het lange zwijgen van verdachte. De rechtbank heeft hiervan bevestiging gezien in zijn houding en uitlatingen ter zitting. Zo heeft hij verklaard dat zijn hersenen na de valpartij bevroren waren en dat hij niet wist hoe hij moest reageren. En ook heeft hij verklaard dat hij zich schaamde omdat hij weer was gevallen en dit keer met zijn zoon. Hij heeft daardoor lang gezwegen, zo heeft hij ter zitting verklaard. Hij was op slot geraakt en was bang voor de reacties. Naar het oordeel van de rechtbank is het – anders dan de officier heeft aangevoerd - niet onaannemelijk dat verdachte heeft gezwegen uit schaamte en angst voor vervelende reacties van anderen over zijn ziekte en het feit dat hij wederom was gevallen. Om die reden zal de rechtbank het lange zwijgen van verdachte niet in zijn nadeel uitleggen.