ECLI:NL:RBMNE:2023:2050

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/5151
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep en ongegrondverklaring monumentenaanvraag voor panden aan de Egbert Gorterstraat te Almelo

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 mei 2023, in de zaak tussen Erfgoedvereniging Heemschut en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo, werd het beroep van eiseres ten aanzien van het pand aan de Egbert Gorterstraat 3 niet-ontvankelijk verklaard. Dit omdat het pand inmiddels gesloopt was, waardoor eiseres geen procesbelang meer had. Ten aanzien van het pand aan de Egbert Gorterstraat 5 werd het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid de aanvraag van eiseres om het pand aan te wijzen als gemeentelijk monument kon weigeren. De rechtbank stelde vast dat het college de belangen van eiseres voldoende had meegewogen in zijn besluitvorming.

De rechtbank ging in op de procesgang, waarbij het college op 2 november 2021 had geweigerd de panden aan te wijzen als gemeentelijk monument. Na een bezwaarprocedure had het college op 30 augustus 2022 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het oorspronkelijke besluit gehandhaafd. Eiseres had vervolgens beroep ingesteld, dat door de rechtbank Overijssel was doorverwezen naar de rechtbank Midden-Nederland.

De rechtbank concludeerde dat de monumentencommissie, na een cultuurhistorische analyse, had geadviseerd om het pand aan de Egbert Gorterstraat 5 niet aan te wijzen als gemeentelijk monument. De rechtbank oordeelde dat het college zich op basis van dit advies op het standpunt mocht stellen dat het pand onvoldoende monumentale waarde had. Eiseres had geen ander deskundigenadvies overgelegd dat de afwijzing kon onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat het college niet verplicht was om een alternatief plan van eiseres te overwegen en dat de belangenafweging door het college in overeenstemming was met het recht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5151

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2023 in de zaak tussen

Erfgoedvereniging Heemschut, te Enschede, eiseres

(gemachtigde: ir. J. Astrego),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo (het college), verweerder
(gemachtigde: mr. M.H. Blokvoort).

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2021 (het primaire besluit) heeft het college geweigerd de panden aan de Egbert Gorterstraat 3 en 5 te Almelo aan te wijzen als gemeentelijk monument.
Bij besluit van 30 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van 2 november 2021 op basis van een aanvullende motivering in stand gelaten.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.
Met een verwijzingsbeslissing heeft de rechtbank Overijssel, gelet op de directe betrokkenheid van de rechtbank, de zaak voor verdere behandeling doorverwezen naar de rechtbank Midden-Nederland.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2023. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die werd vergezeld door [A] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [B] en [C] .

Inleiding

Feiten en omstandigheden

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 10 mei 2021 heeft eiseres een aanvraag gedaan om de vier panden die gezamenlijk de noordelijke gevel aan de Egbert Gorterstraat 3 en 5 vormen op de monumentenlijst te plaatsen. Het pand Egbert Gorterstraat 3 betreft een voormalig kantoorgebouw van textielfabriek Ten Cate. Het pand Egbert Gorterstraat 5 betreft de zittingsplaats Almelo van de rechtbank Overijssel. Het voornemen bestaat om op het perceel van Egbert Gorterstraat 3 nieuwbouw van de rechtbank mogelijk te maken. Vervolgens heeft het college de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Totstandkoming van het bestreden besluit
2. Het college heeft het verzoek van eiseres om de panden aan te wijzen als gemeentelijk monument voorgelegd aan de monumentencommissie Het Oversticht. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat het besluit tot het aanwijzen van een gemeentelijk monument een discretionaire bevoegdheid is. Volgens het college is er een juiste belangenafweging gemaakt, op basis van de aanvullende onderbouwing van de eigenaar van het pand waarom het niet mogelijk is om de nieuwe rechtbank te huisvesten in het bestaande pand. De monumentencommissie heeft geadviseerd om de rechtbank aan de Egbert Gorterstraat 5 niet aan te wijzen als gemeentelijk monument, omdat de cultuurhistorische waarden van het pand niet bij voorbaat evident zijn. Er is in bezwaar een cultuurhistorische analyse naar de monumentale waarden van het pand aan de Egbert Gorterstraat 5 (de cultuurhistorische analyse) uitgevoerd. De conclusie van het onderzoeksrapport is dat het pand, ontworpen door Cor Kalfsbeek, naar de maatstaven van de huidige door de gemeente gehanteerde waarderingscriteria niet in aanmerking komt voor aanwijzing als gemeentelijk monument. De monumentencommissie onderschrijft deze conclusie.

De beoordeling door de rechtbank

Ten aanzien van de Egbert Gorterstraat 3

3. De rechtbank stelt vast dat het pand de Egbert Gorterstraat 3 inmiddels gesloopt is. Van een aanwijzing van het pand als gemeentelijk monument kan daarom geen sprake meer zijn.
4. Eiseres wil dat de rechtbank inhoudelijk beoordeelt of het bestreden besluit zorgvuldig is genomen ten aanzien van dit pand. Daarmee miskent eiseres echter dat het uiteindelijke doel dat met deze procedure werd nagestreefd de aanwijzing van het pand als monument was. Omdat dat doel niet meer kan worden bereikt, is er ook geen belang meer bij een beoordeling van de zorgvuldigheid van het bestreden besluit ten aanzien van dit pand. Ook als de rechtbank zou oordelen dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen bij de afwijzing van de aanvraag om de Egbert Gorterstraat 3 aan te wijzen als gemeentelijk monument, kan dat immers niet meer leiden tot een aanwijzing als gemeentelijk monument. Eiseres heeft daarom geen procesbelang meer. Het beroep ten aanzien van dit pand is daarom niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van de Egbert Gorterstraat 5
Onderzoek monumentale waarden
5. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. De monumentencommissie gaf in eerste instantie aan dat er nader onderzoek moest komen. Op basis van de sterrenindeling in de cultuurhistorische analyse is het pand niet als gemeentelijk monument aangewezen, het pand had in plaats van de zeven noodzakelijke sterren slechts zes sterren behaald. Eiseres vindt het onzorgvuldig dat op basis van het ontbreken van één sterretje, het pand niet als gemeentelijk monument is aangewezen. Eiseres heeft een citaat van de voorzitter van de Werkgroep Post 65, [D] , aangehaald. Daarin heeft [D] gemotiveerd waarom het pand de status van gemeentelijk monument verdient. Daarnaast zegt hij dat de sterretjesdiscussie op zijn minst twijfelachtig is, omdat dit een precisie en objectiviteit in de beoordeling suggereert die er niet is.
6. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [1] volgt dat, hoewel het college niet aan een deskundigenadvies is gebonden, hij aan dit advies in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen. Het volgen van dat advies behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij een belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Dit is anders, indien het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college dit niet, of niet zonder meer, aan de afwijzing ten grondslag had mogen leggen.
7. De rechtbank overweegt dat het college naar aanleiding van eiseres’ bezwaar de cultuurhistorische analyse van het pand heeft laten uitvoeren. Deze is vervolgens aan de monumentencommissie voorgelegd. Volgens zowel de analyse als de monumentencommissie komt Egbert Gorterstraat 5 niet voor aanwijzing als gemeentelijk monument in aanmerking. Het college heeft deze bevindingen onderschreven en de afwijzing van de monumentenstatus gehandhaafd. De rechtbank kan dit volgen. Dat eiseres het niet eens is met de argumenten om het pand niet aan te wijzen als monument, betekent niet dat de procedure tot afwijzing van de aanvraag onzorgvuldig is geweest. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht die leiden tot twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming of de inhoud van deze adviezen. Het citaat van [D] is hiertoe onvoldoende. Mede gelet op het feit dat eiseres geen advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Dubbelfunctie van de directeur van Het Oversticht
8. Eiseres voert aan dat er sprake is van een dubbelfunctie van de directeur van Het Oversticht. Hij was namelijk zowel directeur van het bureau dat de cultuurhistorische analyse uitvoerde, als lid van de monumentencommissie. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat er een handtekening van de directeur onder het advies staat.
9. Ter zitting heeft het college aangegeven dat de directeur van Het Oversticht geen dubbelfunctie had. Het onderzoek is niet specifiek door de directeur van Het Oversticht gedaan. De directeur heeft weliswaar een handtekening onder de brief gezet, maar hij was niet betrokken bij de totstandkoming van het advies. Het rapport is dus niet feitelijk door hem opgesteld. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verklaring van het college te twijfelen. Daarnaast heeft eiseres niet met feiten of omstandigheden onderbouwd dat er wel sprake is van een dubbelfunctie van de directeur van Het Oversticht of dat het onderzoek en het advies van de monumentencommissie niet onafhankelijk tot stand zijn gekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Het alternatieve plan
10. Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat het college niet heeft nagedacht hoe het pand hergebruikt kon worden. Het college is onterecht niet ingegaan op het alternatieve plan van J. Astrego.
11. De rechtbank overweegt dat het college niet verplicht is om bij het beoordelen van de monumentenaanvraag een alternatief plan van eiseres voor de percelen Egbert Gorterstraat 3 en 5 te betrekken. Als eiseres een alternatief plan heeft en daarvoor medewerking van het college wenst, is het aan haar om dat met het college te bespreken. Het college is echter niet verplicht om daaraan mee te werken. De beroepsgrond slaagt niet.
De belangenafweging
12. Eiseres voert aan dat het college haar belangen onvoldoende heeft meegewogen. Het college heeft het pand niet intact gelaten en het gebouw niet op de monumentenlijst geplaatst ter bescherming. De factoren erfgoedbelang, duurzaamheid en beeldvorming zijn onvoldoende meegewogen en ondergeschikt gemaakt aan de ambitie voor een nieuwbouw van de rechtbank. De belangen van eiseres zijn hierdoor onevenredig benadeeld.
13. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling heeft een bestuursorgaan beoordelingsruimte bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak. [2] Afhankelijk van de beroepsgronden gaat de bestuursrechter in op de vraag of de manier waarop het bestuursorgaan van die beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt, in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de bestuursrechter nagaan of het bestuursorgaan redelijkerwijs de beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen.
14. Het college heeft in het bestreden besluit overwogen dat het de bevindingen van de cultuurhistorische analyse en de monumentencommissie onderschrijft en daarom het besluit om het pand Egbert Gorterstraat 5 niet aan te wijzen als monument handhaaft. Het college ziet daarom geen reden om op dit moment te bezien of aan het gebouw een alternatieve bestemming kan worden gegeven met behoud van de monumentale waarde.
15. De rechtbank overweegt dat het college bij de aanwijzing tot gemeentelijk monument een grote mate van beleidsvrijheid toekomt. Ook indien er sprake zou zijn van een monumentwaardig pand, staat het het college in beginsel vrij om op grond van andere (zwaarwegende) belangen niet over te gaan tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich op basis van het advies van de monumentencommissie naar aanleiding van de cultuurhistorische analyse op het standpunt mogen stellen dat het pand onvoldoende monumentale waarde heeft om als gemeentelijk monument aangewezen te worden. Vaststaat dat eiseres geen advies van een andere deskundige heeft overgelegd. Evenmin is gebleken dat het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming (substantiële) gebreken vertoont. Het college heeft het belang van eiseres bij de aanwijzing van het pand als gemeentelijk monument dan ook minder zwaarder mogen laten wegen dan de belangen bij het achterwege laten van die aanwijzing. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
16. Gelet op het voorgaande heeft het college in redelijkheid de aanvraag van eiser om het pand aan de Egbert Gorterstraat 5 te Almelo aan te wijzen als gemeentelijk monument kunnen weigeren.
17. Het beroep ten aanzien van het pand de Egbert Gorterstraat 5 is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ten aanzien van het pand aan de Egbert Gorterstraat 3 te Almelo niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep ten aanzien van het pand de Egbert Gorterstraat 5 te Almelo ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1150.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2238.