ECLI:NL:RBMNE:2023:2041

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
16/254072-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en poging tot afpersing met overschrijding van de redelijke termijn

Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal en poging tot afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan drie diefstallen en twee pogingen tot afpersing. De feiten vonden plaats in Veenendaal en Leersum in 2019. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 1 jaar. Dit vonnis is bij verstek gewezen, aangezien de raadsman van de verdachte niet uitdrukkelijk gemachtigd was om namens hem te spreken. De rechtbank heeft ook overwogen dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat heeft geleid tot een kortere proeftijd dan gebruikelijk. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] toegewezen tot een bedrag van € 75,00, maar de vordering van Kruidvat is niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om een schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij, met een bijkomende gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/254072-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1968] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman.
De raadsman van verdachte, mr. F. Visser, advocaat te Utrecht, heeft aangegeven niet uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd om namens hem het woord te voeren. De rechtbank heeft daarop bevolen dat tegen verdachte verstek wordt verleend.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
feit 1:
op 29 juli 2019 te Veenendaal een (mandarijnen)boom van [aangever 1] heeft gestolen;
feit 2:op 7 augustus 2019 te Veenendaal meerdere verpakkingen koffie (Douwe Egberts) van de winkel Albert Heijn (locatie [locatie] ) heeft gestolen;
feit 3:op 7 augustus 2019 te Veenendaal een hoeveelheid snoepgoed van Kruidvat (locatie [locatie] ) heeft gestolen;
feit 4, primair:op 5 augustus 2019 te Veenendaal heeft geprobeerd [slachtoffer] af te persen door [slachtoffer] met geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van geld;
subsidiair:op 5 augustus 2019 te Veenendaal [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of brandstichting;
feit 5, primair:op 15 april 2019 te Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug, heeft geprobeerd [slachtoffer] af te persen door [slachtoffer] met geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van 5.000 euro;
subsidiair:op 15 april 2019 te Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1:
Aangever [aangever 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik woon in [woonplaats] . Aan de achterzijde van mijn woning bevindt zich een carport. Als je onder de carport doorloopt kom je op een stuk terras. Op dat terras stond een pot met daarin een mandarijnenboompje.
Toen mijn vrouw de camerabeelden bekeek, zag zij daarop dat op maandag 29 juli 2019 om 15.55 uur het mandarijnenboompje wordt weggenomen. [2] Zelf heb ik de camerabeelden bekeken. Ik zag dat er een vrouw met een fiets en een man met een scooter ter hoogte van onze carport stonden. Daarna zag ik dat de man het terras oploopt. Ik zag dat de man het mandarijnenboompje in de pot oppakte en daarmee naar de scooter loopt. Daarna zet de man het boompje op de scooter neer en rijdt weg.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit. [3]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] staat onder meer het volgende:
Ik bekeek de beelden die overhandigd waren door aangever [aangever 1] . Op 29-07-2019 om 15:51:41 uur komt er een man met een scooter in beeld. Ik herken deze man als [verdachte] , geboren [1968] . Ik herken [verdachte] omdat ik hem meerdere malen heb gehoord als zijnde verdachte. Ik herken hem onder andere aan zijn brede postuur en hoekige hoofd. Kort hierna komt er een vrouw op een fiets aanrijden. Ik herken deze vrouw als zijnde [A] , geboren [1980] omdat ik haar heb gehoord als zijnde verdachte. Ik herken haar onder andere aan haar magere postuur, brede neus en dat zij brildragend is.
Om 15:53:48 uur is te zien dat [verdachte] in een tuin loopt. Aldaar pakt [verdachte] een boompje in een pot en loopt daarmee onder de carport door. [4] Vervolgens komt [verdachte] onder de carport door met een boompje in zijn handen [5] .
Verdachte [A] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 1 augustus 2019 verhoorde ik de verdachte.
V: Het gaat om een diefstal van een boompje. Wat kunt u daarover zeggen?
A: Ik kwam [verdachte] tegen op de [straat] . Ik fietste hem achterna en hij ging een hofje in. En hij pakte een boompje. Ik zei: "Mooi boompje, wat ga je ermee doen". Ik ga die doorverkopen zei [verdachte] .
V: Waar pakte [verdachte] dat boompje?
A: [verdachte] loopt onder de carport door. Daarachter stonden planten. [6]
Feit 2:
Getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 7 augustus 2019, omstreeks 16:15 uur, bevond ik mij in de Albert Heijn gelegen te Veenendaal. Ik zag daar een meneer met een gele Jumbo tas staan bij de koffie. Ik zag dat deze meneer een grote hoeveelheid Douwe Egberts koffie van 500 gram per pak in de
gele Jumbo tas stopte. Ik zag dat de meneer naar het gangpad van het toiletpapier
liep en daar de pakken koffie goed in de Jumbo tas stopte. Ik zag dat deze meneer in de richting van de kassa liep. [7]
Aangever [aangever 2] heeft, namens Albert Heijn, onder meer het volgende verklaard:
Op 7 augustus 2019 zie ik op de camerabeelden dat een man door het gangpad loopt in de
richting van de kassa. [8] De man droeg de jumbo tas over zijn schouder. Op de beelden is duidelijk te zien dat de tas gevuld is. Tevens is te zien dat het zeker is dat de tas leeg was op het moment dat de man de winkel in komt omdat de tas opgevouwen was. Hij is langs kassa twee gelopen maar heeft daar volgens de kassière niet afgerekend.
Beelden van de winkel:
16:21: beeld dat de man de goederen vanuit de winkelmand in de tas stopt;
16:23: Gert spreekt teamleidster aan;
16:24:16: hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) loopt door het wasmiddelen vak en loopt in de richting van de kassa.
16:24:36: op dit moment is hij al door de kassa heen gelopen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit. [9]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] met betrekking tot het horen van de kassière [getuige 2] staat onder meer het volgende:
Ik vroeg aan [getuige 2] wat zij zich nog kan herinneren van een vermoedelijke winkeldiefstal gepleegd op woensdag 7 augustus 2019.
Ik hoorde [getuige 2] het volgende verklaren:
- zij op woensdag 7 augustus 2019 werkzaam was als kassière bij de Albert Heijn aan de [adres] te [woonplaats] ;
- zij zich kan herinneren dat er een licht getinte man met een grote gele gevulde Jumbo tas de kassa's passeerde en niets afrekende;
- zij dit vreemd vond omdat de grote Jumbo tas gevuld leek [10] ;
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
Ik zag een aandachtvestiging waarin afbeeldingen werden getoond van een persoon en de volgende informatie werd gegeven: Deze persoon wordt verdacht van een winkeldiefstal bij de winkel van de Albert Heijn, gevestigd aan de [locatie] te [woonplaats] .
De persoon op de afbeeldingen herken ik als:
Voornaam: [verdachte] ;
Achternaam: [verdachte] ;
Geboren: [1968] .
Ik, verbalisant, ken de bovengenoemde persoon ambtshalve.
Ik, [verbalisant 2] , herkende de getoonde verdachte direct aan zijn postuur, zijn gezicht, zijn gemillimeterde haardracht en de wijze van dragen van zijn zonnebril.
Ik, [verbalisant 2] , heb op 27 juli 2019 deze verdachte als verdachte van meerdere winkeldiefstallen gehoord in het arrestantencomplex te Houten. Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de afbeeldingen zag. [11]
Feit 3:
Aangever N.V. Noordzee heeft, namens Kruidvat, onder meer het volgende verklaard:
Plaats delict: [adres] , [woonplaats]
Pleegdatum: 7 augustus 2019
Hij deed aangifte namens het slachtoffer:
Rechtspersoon naam: Kruidvat.
[verdachte] heeft een winkeldiefstal gepleegd. Deze persoon heeft een hand vol schepsnoep gepakt en niet afgerekend.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit. [12]
Getuige [getuige 3] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 26 juni 2019 heeft er een winkeldiefstal plaats gevonden bij de Kruidvat gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Ik begreep dat de winkeldief
[naam] of [verdachte]heette. Op 26 juli 2019 was deze genoemde man in dezelfde Kruidvat. Ik heb toen het winkelverbod aan deze genoemde man aangezegd.
Op 7 augustus 2019 zag ik dezelfde man weer in dezelfde Kruidvat was. Deze man heeft toen een hand vol schepsnoep gepakt en rekende dit snoep niet af. [13]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
Ik zag een aandachtvestiging waarin afbeeldingen werden getoond van een persoon en de volgende informatie werd gegeven: deze persoon wordt verdacht van huisvredebreuk bij de vestiging Kruidvat, gevestigd aan de [locatie] te [woonplaats] .
De persoon op de afbeeldingen herken ik als:
Achternaam: [verdachte] ;
Voornamen: [verdachte] ;
Geboren: [1968] .
Ik, verbalisant, ken de bovengenoemde persoon ambtshalve.
Ik, [verbalisant 2] , herkende de getoonde verdachte aan zijn postuur, zijn gezicht, zijn gemillimeterde haardracht en de wijze van dragen van de zonnebril. Ik, [verbalisant 2] , heb de verdachte op 27 juli 2019 als verdachte terzake meerdere winkeldiefstallen gehoord in het arrestantencomplex te Houten. Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de afbeeldingen zag. [14]
feit 4, feit 5:
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard:
Plaats delict: Leersum, binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
Op 15 april 2019 omstreeks 16.20 uur stond ik in Leersum. Ik werd gebeld door een onbekend nummer. Ik hoorde dat de persoon aan de andere kant zei: "Met [verdachte] ".
Ik hoorde dat hij zei:
"morgen betaal jij 5000 euro aan [B] , anders maken we je dood".
Ik weet dat [B] hiermee bedoeld wordt. [15]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
Aangever [slachtoffer] werd gebeld op zijn mobiele telefoon met het nummer [telefoonnummer] .
Uit de ontvangen verkeersgegevens maakte ik op, dat op 15 april 2019 te 16.23.59 uur
een inkomend telefoongesprek was geweest. Aangever [slachtoffer] werd gebeld door [telefoonnummer]
.Ik zag dat de duur van dit gesprek duurde van 16.23.59 tot 16.25 uur, een totale duur van 61 seconde.
Ik ontving de tenaamstelling van genoemd nummer [telefoonnummer] . Dit pre-paid nummer stond op naam van: [verdachte] , wonende te [woonplaats] , [adres] . [16]
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard:
Plaats delict: Veenendaal
Ik heb al langere tijd een conflict met onder andere [verdachte] , [B] en [C] . Dit conflict is ongeveer in februari of maart 2019 begonnen en de directe aanleiding hiervan had te maken met onenigheid over een aanbouw van mijn vorige bedrijfspand.
Vandaag, 5 augustus 2019 omstreeks 21:26, werd ik op mijn mobiele telefoon gebeld. Het nummer van mijn mobiele telefoon is [telefoonnummer] . Ik zag op mijn telefoon dat ik werd gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer] . Het gesprek verliep als volgt:
Ik: "Met [slachtoffer] "
Ik herkende de stem die vervolgens tegen mij sprak direct als die van [verdachte]
.Ik herken zijn stem inmiddels uit duizenden.
[verdachte] : "Jij gaat mij betalen, en anders gaat de brand in je pand."
Het gesprek heeft precies tien seconden geduurd.
Ik heb mijn telefoon direct op de luidspreker gezet, zodat mijn vrouw ook kon horen wat er gezegd werd. [17]
Ik vermoed dat [verdachte] 5000 verschuldigd is aan [B] , omdat [B] denkt dat [verdachte] dat bedrag van mij zou hebben gekregen. Dit is echter niet zo, ik heb [verdachte] nooit geld gegeven. Ik vermoed dat [verdachte] hierop doelde in het telefoongesprek. Ik vermoed dat [verdachte] met het woord "pand" doelt op het bedrijfspand aan de [adres] in [woonplaats] . [18]
Getuige [getuige 4] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 5 augustus 2019 werd mijn man, [slachtoffer] , op zijn mobiele telefoon gebeld. Ik zat naast hem. Het mobiele nummer van de telefoon waar hij op gebeld werd is: [telefoonnummer] .
Mijn man nam op en ik zag en hoorde dat hij vrijwel meteen zijn telefoon op luidspreker zette. Ik hoorde dat er werd gezegd: "
Je gaat me betalen, anders steek ik je hal in de fik."
Hierin herkende ik de stem van [verdachte] . Ik herken deze stem omdat ik [verdachte] ken en weleens met hem gepraat heb. Ik kan zeggen dat hij niet helemaal goed ABN (algemeen beschaafd Nederlands) praat. Ik herken zijn stem omdat ik zijn stem vaker heb gehoord. Mijn man en ik kennen hem van [bijnaam] . [verdachte] heeft weleens klusjes gedaan bij de moeder van [bijnaam] , [D] . Wij wonen in dezelfde straat en hij kwam bij ons dan wel eens gereedschap lenen en dan maakten wij wel eens een praatje. [19]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Uit de ontvangen verkeersgegevens maakte ik op dat op 5 augustus 2019 om 21:26 uur het nummer [telefoonnummer] was gebeld door [telefoonnummer] . Ik zag bij de duur van het gesprek het cijfer 9 stond. [20]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 29 juli 2019 te Veenendaal een mandarijnenboom die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 7 augustus 2019 te Veenendaal meerdere verpakkingen koffie (Douwe Egberts) die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan Albert Heijn (locatie [locatie] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
op 7 augustus 2019 te Veenendaal een hoeveelheid snoepgoed dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan Kruidvat (locatie [locatie] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4 primair:
op 5 augustus 2019 te Veenendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld, dat geheel aan die [slachtoffer] toebehoorde, door telefonisch tegen die [slachtoffer] te zeggen: "je gaat me betalen, en anders gaat de brand in je pand" en/of "je gaat me betalen, anders steek ik je hal in de fik", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5 primair:
op 15 april 2019 te Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld, te weten 5.000 euro, dat geheel aan die [slachtoffer] toebehoorde, door telefonisch tegen deze [slachtoffer] te zeggen: "morgen betaal jij 5000 euro aan [B] , anders maken we je dood", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1, feit 2, feit 3: telkens: diefstal;
feit 4 primair, feit 5 primair, telkens: poging tot afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 1 maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
De officier van justitie heeft er hierbij rekening mee gehouden dat het oude feiten betreffen en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich meermaals schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van aangever
[slachtoffer] . Aangever is op twee verschillende dagen met een onbekend nummer door verdachte gebeld, waarbij verdachte heeft geprobeerd, door te dreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting, aangever geld afhandig te maken. Aangever heeft aangegeven daadwerkelijk bang te zijn geweest dat verdachte brand zou stichten als hij niet zou doen wat verdachte hem vroeg. Verdachte heeft destijds dus voor een beangstigende situatie bij aangever gezorgd. Het dossier geeft er echter geen blijk van dat aangever langdurig negatieve gevolgen heeft ondervonden van de feiten. Ook is het bij een poging gebleven, nu er niet daadwerkelijk een geldbedrag is betaald aan verdachte.
Verder heeft verdachte zich in een korte periode meermaals schuldig gemaakt aan diefstal. Dit betreffen vervelende feiten en verdachte heeft blijkens zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendom. Verdachte heeft niet stilgestaan bij de overlast die winkeldiefstallen bij winkeliers veroorzaken. Ook heeft verdachte, met de diefstal van het mandarijnboompje, gevoelens van onveiligheid bij aangever [aangever 1] teweeggebracht, terwijl aangever zich veilig moet kunnen voelen op zijn eigen terrein. Dit is verdachte aan te rekenen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 april 2023 op naam van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig voor vermogensdelicten is veroordeeld.
De overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht, om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. In eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Die termijn begint te lopen op het moment dat verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem vervolging wordt ingesteld. De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn is aangevangen op het moment dat er door de politie gepoogd is verdachte te horen. Dit was op 23 september 2019. Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, is de redelijke termijn meer dan drie jaar en zeven maanden overschreden. De rechtbank zal om deze reden de op te leggen straf aan verdachte fors matigen.
Beoordeling van de rechtbank
Gelet op het tijdsverloop en in aanmerking genomen dat verdachte na het plegen van de delicten al meerdere keren is veroordeeld voor andere feiten, acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf nu niet meer passend. Wel ziet de rechtbank, gezien de aard en de ernst van de feiten en de persoon van verdachte, aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, om te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand geheel voorwaardelijk passend en geboden en zij zal deze straf aan verdachte opleggen met een proeftijd van 1 jaar. Dit is korter dan de gebruikelijke proeftijd van 2 jaren om de reden dat het oudere feiten betreffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

De heer [aangever 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 150,00. Dit bedrag bestaat uit € 75,00 materiële schade en € 75,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit.
Daarnaast heeft Kruidvat (gemachtigde: de heer D.G.M. Huisman) zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 82,85. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de heer [aangever 1] dient te worden toegewezen. Zij vordert het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De vordering van Kruidvat dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu er geen sprake is van een rechtstreeks verband met het onder feit 3 ten laste gelegde feit.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. de vordering benadeelde partij van [aangever 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij, vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde handelen. De vordering zal voor wat betreft de gevorderde materiële schade, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft tevens aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen. De benadeelde dient voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd dat hij door het onder feit 1 bewezenverklaarde psychische schade heeft opgelopen. De rechtbank neemt voorts in overweging dat de aard en de ernst van de normschending in dit geval niet met zich meebrengen dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zó voor de hand liggen, dat aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat een wettelijke grondslag voor vergoeding van immateriële schade ontbreekt, zodat de vordering voor wat betreft deze gevorderde schade wordt afgewezen.
De rechtbank zal de vordering aldus voor een totaalbedrag van € 75,00 toewijzen, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juli 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 75,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juli 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
T.a.v. de vordering benadeelde partij van de Kruidvat
Naar het oordeel van de rechtbank is de gevorderde materiële schade geen rechtstreekse schade die aan de benadeelde partij is toegebracht als gevolg van het onder feit 3 bewezen verklaarde, gelet op de lijst van gestolen goederen die ter onderbouwing van de vordering is overgelegd. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij ten aanzien van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij wordt veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen van 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 1 jaar vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij [aangever 1]
  • wijst de vordering van [aangever 1] toe tot een bedrag van € 75,00 euro, bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [aangever 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 75,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij Kruidvat
- verklaart de Kruidvat niet ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. S.M. Schothorst en P.J. Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 mei 2023.
De oudste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 juli 2019 te Veenendaal een (mandarijnen)boom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 7 augustus 2019 te Veenendaal meerdere verpakkingen Koffie (Douwe Egberts), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de winkel Albert Heijn (lokatie [locatie] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 7 augustus 2019 te Veenendaal een hoeveelheid snoepgoed, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de Kruidvat (lokatie [locatie] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 5 augustus 2019 te Veenendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan die [slachtoffer] toebehoorde (telefonisch) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "je gaat me betalen, en anders gaat de brand in je pand" en/of "je gaat me betalen, en anders steek ik je hal in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 augustus 2019 te Veenendaal [slachtoffer] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- brandstichting,
door die [slachtoffer] (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen: "Je gaat me betalen anders steek ik je hal in de fik" en/of : je gaat mij betalen, en anders gaat de brand in je pand", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks 15 april 2019 te Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld (te weten 5.000 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan die [slachtoffer] toebehoorde, hij, verdachte, (telefonisch) tegen deze [slachtoffer] heeft gezegd: "morgen betaal jij 5000 euro aan [B] , anders maken we je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 april 2019 te Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen "morgen betaal jij 5000 euro aan [B] , anders maken we je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 oktober 2019, genummerd PL0900-2019250230, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 98. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pagina 14.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pagina 15.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 18.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 19.
6.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [A] , pagina 25.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 34.
8.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , pagina 29-30.
9.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , pagina 30.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 43.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 39.
12.Een proces-verbaal van aangifte van N.V. Noordzee, pagina 97.
13.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 48.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 60.
15.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 67.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 69.
17.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 82.
18.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 83.
19.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina 84.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 86.