ECLI:NL:RBMNE:2023:2039

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
UTR 23/464
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schadevergoeding wegens datalek; niet ontvankelijk verklaard

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een eiser uit [woonplaats], een verzoek tot schadevergoeding indiende tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Dit verzoek volgde op een afwijzing door verweerder van een eerder verzoek om schadevergoeding, dat op 19 januari 2023 was verzonden. Verzoekster had in haar verzoekschrift, dat op 31 januari 2023 werd ingediend, schadevergoeding gevraagd naar aanleiding van een datalek dat door verweerder zou zijn veroorzaakt.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat verzoekster niet heeft voldaan aan de eisen die artikel 8:92, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt. Dit artikel vereist dat het verzoekschrift een opgave bevat van de aard van de geleden schade en, voor zover mogelijk, het bedrag van de schade en een specificatie daarvan. Ondanks een herinneringsbrief van de rechtbank op 2 februari 2023, waarin verzoekster werd verzocht om deze informatie binnen vier weken aan te leveren, heeft verzoekster in haar reactie van 18 februari 2023 nagelaten om de benodigde informatie te verstrekken.

De rechtbank heeft vervolgens geconcludeerd dat, aangezien de gevraagde stukken niet zijn overgelegd, het verzoek om schadevergoeding niet aan de wettelijke eisen voldoet. Gelet op artikel 6:6 van de Awb, dat bepaalt dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien de indiener niet de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen, heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 april 2023, en de beslissing is genomen door mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier S. Ayyildiz.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/464

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bij brief van 23 november 2022 verweerder verzocht om vergoeding van
schade.
Verweerder heeft bij brief van 19 januari 2023 het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Verzoekster heeft de rechtbank op 31 januari 2023 verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van schade die zij stelt te lijden.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig
is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Verzoekster heeft verzocht om een schadevergoeding, wegens een datalek van verweerder.
3. Artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de
bestuursrechter bevoegd is om op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan
te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een ander onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit.
4. Op grond van artikel 8:92, eerste lid, onder d, van de Awb bevat het verzoekschrift
een opgave van de aard van de geleden of de te lijden schade en, voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade en een specificatie daarvan. Verzoekster heeft aan deze voorwaarde niet voldaan.
5. Bij brief van 2 februari 2023 is verzoekster erop gewezen dat zij binnen vier weken na
verzending van de brief een aanduiding van de oorzaak van de schade en een opgave van de aard van de geleden of specificatie daarvan dient te overleggen.
6. Verzoekster heeft bij brief van 18 februari 2023 gereageerd, maar hierbij niet
aangegeven wat de schade is die zij zou hebben geleden en tot welk bedrag.
7. Artikel 6:6 van de Awb bepaalt dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard,
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
8. Op grond van artikel 8:94, eerste lid, van de Awb is op het verzoek en de behandeling
daarvan artikel 6:6 van de Awb van toepassing.
9. Nu de door de rechtbank gevraagde stukken niet zijn overgelegd voldoet het
verzoek om schadevergoeding niet aan in de artikel 8:92, eerste lid, onder d, van de Awb gestelde eisen en kan het dus niet worden beoordeeld.
10. Gelet op het bepaalde in artikel 8:94, eerste lid, van de Awb is het verzoek ingevolge
artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van S.Ayyildiz, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.