ECLI:NL:RBMNE:2023:2036

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/4514
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 7 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap behandeld. Eiser had zijn beroepschrift te laat ingediend, waardoor de rechtbank niet inhoudelijk kon oordelen. Het besluit waartegen het beroep was ingesteld, was bekendgemaakt op 25 juli 2022, en het beroepschrift had uiterlijk op 5 september 2022 ingediend moeten zijn. Echter, de rechtbank ontving het beroepschrift pas op 8 september 2022. Eiser stelde dat hij het beroepschrift op 3 september 2022 in de brievenbus had gedaan, maar kon dit niet aantonen, aangezien het beroepschrift niet aangetekend was verzonden. De rechtbank concludeert dat er geen verschoonbare reden is voor de te late indiening en dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn van openbare orde is. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en wordt er geen uitspraak over de inhoud van het beroep gedaan. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4514

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 19 juli 2022.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 25 juli 2022. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 5 september 2022 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 8 september 2022. Een na zes weken ontvangen beroepschrift is toch tijdig ingediend, indien het uiterlijk op de laatste dag van de beroepstermijn ter post is aangeboden.
4. De rechtbank heeft bij brief van 24 november 2022 en 27 januari 2023 gevraagd aan eiser waarom hij het beroep na afloop van de beroepstermijn heeft ingediend. Eiser voert aan dat hij ‘s avonds op 3 september 2022 alle stukken naar de brievenbus heeft gebracht. Daar constateerde eiser dat de lichting al was geweest en dat de volgende lichting pas op maandag 5 september 2022 na 17:00 uur zou geschieden. Eiser baalde op dat moment flink, maar had zijn envelop al in de brievenbus zitten. Eiser heeft geen mogelijkheid gehad om het verzendproces te versnellen. Eiser had gehoopt dat de brievenbus maandagavond werd geleegd, zodat het beroepschrift binnen twee dagen zou worden bezorgd bij de rechtbank.
5. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift door de rechtbank per post is ontvangen op
8 september 2022. De gebruikte enveloppe bevat een poststempel van 7 september 2022. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het beroepschrift op 7 september 2022 ter post is aangeboden, tenzij eiser aannemelijk maakt dat het beroepschrift op een eerdere datum dan het poststempel aangeeft, en wel uiterlijk op 5 september 2022, ter post is aangeboden.
6. Het beroepschrift is niet aangetekend verzonden waardoor enig bewijs van verzending op 3 september 2022 of uiterlijk 5 september 2022 ontbreekt. De enkele stelling van eiser dat hij het beroepschrift op 3 september 2022 in de brievenbus heeft gedaan, is onvoldoende.
7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroepschrift te laat is ingediend. Van een verschoonbare reden hiervoor is niet gebleken. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn van openbare orde is. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en het beroep zonder geldige redenen, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
9. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van S.Ayyildiz, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.
.