ECLI:NL:RBMNE:2023:2033

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/4979
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift omgevingsvergunningen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren op een bezwaarschrift. Het bezwaarschrift, ingediend door de buurvrouw van eiser op 6 december 2021, was gericht tegen twee omgevingsvergunningen die op 26 oktober 2021 aan eiser waren verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet tijdig heeft beslist, ondanks dat eiser verweerder op 29 september 2022 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft de wettelijke bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, die bepalen dat een bestuursorgaan een dwangsom moet betalen als het niet op tijd beslist. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat verweerder in gebreke was gebleven. Daarnaast is verweerder verplicht om wettelijke rente te betalen over de dwangsom vanaf 8 juni 2022. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten van € 418,50 en het griffierecht van € 184,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22 / 4979

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. G.J.A.M. Bogaers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift van 6 december 2021 van zijn buurvrouw [buurvrouw] . Dat bezwaarschrift was gericht tegen twee op 26 oktober 2021 aan eiser verleende omgevingsvergunningen.
De rechtbank heeft verweerder verzocht om de op het geding betrekking hebbende stukken over te leggen. Verweerder heeft dit niet gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Bij gebreke van nadere stukken, gaat de rechtbank bij haar beoordeling uit van de door eiser overgelegde stukken en gestelde feiten.
4. De buurvrouw van eiser heeft haar bezwaarschrift ingediend op 6 december 2021. Verweerder moet in beginsel binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken
.Omdat er een adviescommissie is geldt in dit geval een termijn van twaalf weken
.Dat staat in de artikelen 7:10 en 7:13 van de Awb. Per e-mail van 8 februari 2022 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat het niet mogelijk zal zijn om het benodigde onderzoek in deze zaak af te ronden voorafgaand aan de op 15 februari 2022 geplande hoorzitting en dat de zaak van de twee verleende omgevingsvergunningen daarom tot nader order wordt opgeschort. Voor zover dit bericht is bedoeld als een verdaging van de beslissing op bezwaar, kan die verdaging niet langer dan zes weken duren. Verweerder had dus uiterlijk op 12 april 2022 moeten beslissen.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder op die datum nog steeds niet had beslist. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 29 september 2022 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
6. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
7. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. Omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is, stelt de rechtbank de dwangsom vast op het maximale bedrag, € 1.442,-.
8.1
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder over de dwangsom wettelijke rente is verschuldigd. De laatste dag waarover verweerder een dwangsom heeft verbeurd, is 12 april 2022. Gelet hierop had verweerder ingevolge artikel 4:18 van de Awb uiterlijk op 26 april 2022 bij besluit de juiste hoogte en de verschuldigdheid van de dwangsom moeten vaststellen en had hij ingevolge artikel 4:87, eerste lid, van de Awb uiterlijk op 7 juni 2022 de verbeurde dwangsom aan moeten voldoen. Op grond van artikel 4:100 van de Awb is, indien het bestuursorgaan de beschikking tot betaling van de door hem verschuldigde dwangsom niet tijdig geeft, wettelijke rente verschuldigd vanaf het tijdstip waarop het in verzuim zou zijn geweest indien de beschikking op de laatste dag van de daarvoor gestelde termijn zou zijn gegeven. Hieruit volgt dat verweerder vanaf 8 juni 2022 in verzuim was de verbeurde dwangsom te voldoen. Verweerder is daarom gehouden de wettelijke rente te voldoen vanaf 8 juni 2022 tot de dag dat verweerder deze dwangsom heeft voldaan.
8.2
Eiser heeft ook verzocht om de wettelijke rente te verhogen met de kosten van incasso en van de deurwaarder. De rechtbank ziet hiertoe echter geen aanleiding. Nog daargelaten dat deze kosten zich (nog) niet hebben voorgedaan, wordt in het geval van schade wegens vertraging in de voldoening van een dwangsom met vergoeding van de wettelijke rente alle vertragingsschade geacht te zijn voldaan.
9. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
10. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
11. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
13
.Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50,-.
14. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser betalen.
15. Eiser heeft de rechtbank ook nog om een aantal andere beslissingen verzocht, die niet toewijsbaar zijn, omdat daarvoor geen grondslag in de wet aanwezig is. Dit gaat om:
- het verzoek om te bepalen dat de bekendmaking van het te nemen besluit aangetekend via PostNL moet gebeuren;
- het verzoek om verweerder te veroordelen tot het per aangetekende brief via PostNL toezenden van het verslag van de hoorzitting en het advies van de commissie bezwaarschriften.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- bepaalt dat verweerder met ingang van 6 november 2015 aan eiser de wettelijke rente over dit bedrag verschuldigd is;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van S.Ayyildiz griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2023.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.