In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar getrouwd waren en samen twee minderjarige kinderen hebben. De man verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde kinderalimentatie, die in 2018 op € 190,- per kind per maand was vastgesteld. Hij stelde dat zijn financiële situatie aanzienlijk was verslechterd, waardoor hij niet meer in staat was om de alimentatie te betalen. De vrouw, die een substantieel hoger inkomen had, was het niet eens met de verzoeken van de man en vroeg de rechtbank om de man niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken.
De rechtbank heeft de situatie van beide ouders beoordeeld, waarbij de draagkracht van de man op € 50,- per maand werd vastgesteld, terwijl de draagkracht van de vrouw op € 790,- per maand werd berekend. De rechtbank oordeelde dat de man met ingang van de datum van de beschikking geen kinderalimentatie meer hoefde te betalen, en dat de vrouw in plaats daarvan een bedrag van € 35,- per maand aan de man moest betalen als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de vrouw de alimentatie steeds vóór de eerste van de maand moet betalen.
De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om proceskostenveroordeling afgewezen en benadrukt dat in verzoekschriftprocedures tussen ex-echtgenoten doorgaans wordt overgegaan tot proceskostencompensatie. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze moet worden nageleefd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.