Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verdachte] ,
[getuige 1] , geboren op [1971] te [geboorteplaats] (Marokko),adres: [adres] te [woonplaats] ;
Rechtbank Midden-Nederland
Op 28 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een proces-verbaal opgemaakt van de meervoudige strafkamer. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor onbepaalde tijd, met de intentie om de inhoudelijke behandeling in november/december 2023 te laten plaatsvinden. De verdachte, een stichting, was niet verschenen op de zitting, maar had eerder aangegeven niet te zullen verschijnen. De verdediging heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging, omdat het recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), zou zijn geschonden door een forse schending van de redelijke termijn. De verdediging stelde dat het tijdsverloop onherstelbare gevolgen heeft gehad voor de verdediging, omdat cruciaal bewijsmateriaal niet meer toegankelijk is en getuigen niet meer adequaat kunnen worden gehoord.
De officier van justitie heeft echter betoogd dat er geen sprake is van een schending van artikel 6 EVRM, hoewel er een overschrijding van de redelijke termijn is. De rechtbank heeft beide preliminaire verweren van de verdediging ongegrond verklaard, wat betekent dat het OM ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank erkent dat er een groot tijdsverloop is en dat dit beperkingen met zich meebrengt voor de waarheidsvinding, maar concludeert dat dit niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het OM. De rechtbank heeft ook de voeging van andere zaken met dezelfde parketnummers bevolen, omdat dit in het belang van het onderzoek is. De rechtbank heeft getuigenverzoeken toegewezen en de zaak naar de rechter-commissaris verwezen voor het horen van getuigen. De rechtbank benadrukt dat de gevolgen van het tijdsverloop en de onzorgvuldigheid van het OM in de uiteindelijke beoordeling van de zaak zullen worden meegenomen.