4.3Het oordeel van de rechtbank
Uit de
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 14 april 2023 blijkt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik was op 6 augustus 2020 op weg naar mijn werk in Wezep. Ik reed bij Ens de N50 op. Ik reed ongeveer 80 km per uur. Ik was bekend met de weg, ik reed die route elke dag op weg naar mijn werk. Het was een zonnige dag en het viel mee met de drukte op de weg. Tussen het moment dat ik de weg op kwam en de klap weet ik niets meer. Het eerste dat ik mij kan herinneren is het in elkaar drukken van mijn borstkas door de klap. Ik kan mij niet herinneren of ik de waarschuwingslichten voor het openen van de brug heb zien knipperen. Ook weet ik niet zeker of ik heb geremd.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in
een proces-verbaal verkeersongeval analysevan 26 september 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op donderdag 6 augustus 2020 vond er een ongeval plaats op de Kamperweg (N50) ter hoogte van Ens. De bestuurder van voertuig 1 remde niet af en reed met de voorzijde tegen de achterzijde van voertuig 2 welke vervolgens werd doorgedrukt tegen de achterzijde van voertuig 3. De plaats van het ongeval was ongeveer 100 meter voor de Ramspolbrug.
Ter plaatse waren de volgende verkeerstekens van toepassing.
-
Voor het beweegbare deel van de Ramspolbrug waren bruglichten boven het wegdek aangebracht.
-
900, 600 en 300 meter voor de Ramspolbrug waren aan beide zijden van de rijbaan bord J15 beweegbare brug van de Bijlage 1 van het RVV 1990 geplaatst. Met onderbord met de tekst afsluitbomen sluiten automatisch. Tevens waren daar waarschuwingslichten aangebracht.
Bestuurder van voertuig 1 reed achter voertuig 2. Gezien de hoogte van de schade aan voertuig 2 welke was gelegen tussen de 0,2 en 0,9 meter heeft voertuig 1 voor de botsing met voertuig 2 geen noodremming uitgevoerd. Door een noodremming zou de voorzijde van het voertuig gedompt hebben dan was de hoogte van de schade aan voertuig 2 niet zo hoog zijn geweest.
Uit onderzoek bleek dat de waarschuwingslichten de bestuurders waarschuwden dat de brug geopend ging worden. De lichten op 900 meter gingen 47,9 seconden branden voordat de aanrijdbomen werden gesloten. De lichten op 600 meter gingen 33,3 seconden branden voordat de aanrijdbomen werden gesloten. De lichten op 300 meter gingen 18,7 seconden branden voordat de aanrijdbomen werden gesloten. De bestuurder van voertuig 1 had verklaard dat hij met een snelheid van ongeveer 85 km/uur = 23,6 m/s voor het ongeval had gereden. Dat hield in dat de bestuurder van voertuig 1 deze afstand van 900 meter in ongeveer 39 seconden had aflegt. De bestuurder van voertuig 1 was dus vooraf op 900, 600 en 300 meter gewaarschuwd dat de brug werd geopend.
Een schriftelijk bescheid,te weten een geneeskundige verklaring van 10 augustus 2020, opgemaakt door [A] , arts, met betrekking tot het letsel van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Uitwendig waargenomen letsel:
2 ribfracturen
1 wervelfractuur
wond aan lip
Overige van belang zijnde informatie:
trauma capitis (hersenschudding)
Een schriftelijk bescheid,te weten een geneeskundige verklaring van 10 september 2020, opgemaakt door [B] , arts, met betrekking tot het letsel van [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Uitwendig waargenomen letsel:
hematoom k apicaal + dorsaal op thorax (= borstkas)
hematoom rechter oogkas
Een schriftelijk bescheid,te weten een geneeskundige verklaring van 29 september 2020, opgemaakt door [C] , arts, met betrekking tot het letsel van [slachtoffer 3] , zakelijk weergegeven:
Uitwendig waargenomen letsel:
impresssiefractuur schedel
bloeding linker long
miltlaceratie graad 2
Overige van belang zijnde informatie:
niet aangeboren hersenletsel
Een schriftelijk bescheid,te weten een geneeskundige verklaring van 17 september 2020, opgemaakt door [D] , arts, met betrekking tot het letsel van [slachtoffer 4] , zakelijk weergegeven:
Overige van belang zijnde informatie:
heup L uit kom en breuk in heupkom
breuk borstbeen
breuk sleutelbeen
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
aanvullend proces-verbaal van bevindingenover het verloop van het letsel – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
[slachtoffer 4] is inmiddels overleden. Tot aan haar dood heeft zij niet meer kunnen lopen. Zij had meerdere botbreuken opgelopen en heeft door haar ziekte, zij had kanker, haar revalidatie niet kunnen afronden. [slachtoffer 1] is nog steeds onder behandeling van een fysiotherapeut. [slachtoffer 5] kampt nog steeds met rugklachten en loopt hiervoor bij een fysiotherapeut. Ook spelen psychische klachten een rol. [slachtoffer 2] heeft nog steeds last van angsten. Hij heeft hiervoor begeleiding gehad. [slachtoffer 3] is tot op heden nog bezig met haar revalidatie in de Vogellanden te Zwolle. Verder is zij nog onder behandeling van een kinderarts van het Isala Ziekenhuis in Zwolle. Op dit moment kan [slachtoffer 3] nog niet normaal meedraaien op school en de toekomst hierin is erg onzeker.
Bewijsoverweging
Vast staat dat op 6 augustus 2020 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij verdachte met de door hem bestuurde auto achterop de auto bestuurd door [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) is gebotst. De auto van [slachtoffer 1] is hierdoor in aanrijding gekomen met een zich voor [slachtoffer 1] bevindende vrachtauto. Alle vijf de inzittenden van de door [slachtoffer 1] bestuurde auto zijn als gevolg van de aanrijding gewond geraakt.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of dit verkeersongeval te wijten is aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Bij de beantwoording van die vraag komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Hierbij geldt dat uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag niet reeds kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Van schuld in de zin van dit wetsartikel is pas sprake in geval van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend handelen door verdachte.
Op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte voorafgaand aan de botsing met de auto die door [slachtoffer 1] werd bestuurd niet heeft geremd. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte zowel op 900 meter als op 600 meter als op 300 meter voor de Ramspolbrug is gewaarschuwd voor het openen van deze brug door knipperende waarschuwingslichten met daaronder een verkeersbord met de aanduiding “beweegbare brug”.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zich niet te kunnen herinneren of hij de waarschuwingslichten heeft zien knipperen. Hij herinnert zich enkel nog dat hij de N50 bij Ens op reed, dat hij ongeveer 80 km per uur reed, dat het een zonnige dag was en dat het niet heel druk was op de weg.
Uit de verkeersongevallen analyse volgt dat verdachte de afstand van 900 meter (de afstand van het eerste waarschuwingslicht tot de brug) in 39 seconden heeft afgelegd. Dit betekent dat verdachte zich over een periode van in ieder geval 39 seconden niets meer kan herinneren. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld wat er in deze periode precies is gebeurd en of verdachte zich mogelijk heeft laten afleiden. Vast staat echter wel dat verdachte zijn aandacht gedurende deze periode niet, althans onvoldoende, op de weg voor zich heeft gehouden en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het overige verkeer. Verdachte is hiermee meer dan een enkel moment onvoldoende oplettend en onvoorzichtig geweest. Als gevolg hiervan heeft verdachte niet geregistreerd dat de waarschuwingslichten knipperden en dat het verkeer voor hem afremde en tot stilstand kwam in verband met het openen van de brug en is verdachte zonder snelheid te minderen achterop de auto van de slachtoffers gebotst. Verdachte was bekend met de weg en het feit dat de hier aanwezige brug kon openen. Juist in deze situatie had van verdachte verwacht mogen worden dat hij extra oplettend zou zijn en oog zou hebben voor de verkeerssituatie. Hij moest er op bedacht zijn dat er ter plaatse afremmend of stilstaand verkeer vóór hem zou zijn. Door zijn aandacht desondanks gedurende langere tijd niet op de weg voor hem te houden heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden en is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank kwalificeert het letsel dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben opgelopen, als zwaar lichamelijk letsel. Zij zijn als gevolg van het ongeval ernstig gewond geraakt en zijn ruim tweeëneenhalf jaar na het ongeval nog steeds aan het revalideren, waarbij het de vraag is of [slachtoffer 3] ooit volledig van de gevolgen van het ongeval zal herstellen. [slachtoffer 4] is helaas overleden aan de gevolgen van kanker voordat zij haar revalidatietraject heeft kunnen afronden. Zij heeft als gevolg van het ongeval tot haar overlijden meer dan een jaar later niet kunnen lopen.
Het letsel van [slachtoffer 5] en het letsel van [slachtoffer 2] kwalificeert de rechtbank, gelet op de aard en de gevolgen en de herstelduur daarvan, als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan in de zin van artikel 6 WVW.