In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eisende partij en de besloten vennootschap Custodian Vesteda Fund I B.V. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. J. Pearson, had een verzoek ingediend om het vonnis van de kantonrechter van 25 januari 2023, dat de ontruiming van zijn huurwoning beval, niet ten uitvoer te leggen. Dit verzoek was gebaseerd op het feit dat de huur voor april 2023 te laat was betaald, wat volgens Vesteda leidde tot het vervallen van de voorlopige voorziening die eerder was verleend.
De achtergrond van de zaak betreft een huurachterstand van meer dan vier maanden, wat leidde tot de ontbinding van de huurovereenkomst en een ontruimingsvonnis. De eisende partij had echter een verzoek tot schuldsanering ingediend en een voorlopige voorziening aangevraagd, die door de rechtbank was toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij door persoonlijke omstandigheden, namelijk een miskraam van zijn vriendin, niet tijdig had kunnen betalen. De rechter vond dat Vesteda onterecht had gehandeld door de ontruiming aan te zeggen, gezien de uitzonderlijke omstandigheden.
De kantonrechter heeft vervolgens besloten dat Vesteda het vonnis van 25 januari 2023 niet mocht uitvoeren en heeft een dwangsom opgelegd voor elke dag dat Vesteda zich niet aan dit verbod houdt. Tevens is Vesteda veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij. De rechter benadrukte dat de eisende partij voortaan zijn huur op tijd moet betalen om verdere problemen te voorkomen.