ECLI:NL:RBMNE:2023:1973

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
16/124313-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van gewapende overval op Jumbo supermarkt in Utrecht

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval op een Jumbo supermarkt in Utrecht op 18 mei 2022, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 april 2023 uitspraak gedaan. De verdachte is vrijgesproken van zowel het primaire als het secundaire tenlastegelegde. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank stelde vast dat de verdachte geen bijdrage van voldoende gewicht had geleverd aan de overval en dat er geen bewijs was voor opzet op de overval. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte samen met medeverdachten een plan had opgevat om de supermarkt te beroven, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de medeverdachten niet consistent waren en dat de verdachte op het moment van de overval de winkel had verlaten. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte niet kon worden bewezen, zowel voor het medeplegen als voor de medeplichtigheid aan de overval. De benadeelde partij, mevrouw [A], werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/124313-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] , Turkije,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [postcode] te [plaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 augustus 2022 (regie/pro forma) en 11 april 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F. Tosun, advocaat te Zaandam, alsmede de benadeelde partij mevrouw [A] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair
op 18 mei 2022 samen met anderen door bedreiging met geweld, door met een bijl in de richting van de kassières te bewegen, een kassalade gevuld met een geldbedrag heeft gestolen van een [supermarkt] in Utrecht;
Subsidiair
op 18 mei 2022 te Utrecht medeplichtig is geweest aan de onder de primair ten laste gelegde diefstal met bedreiging met geweld.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte moet zij kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Volgens de officier van justitie heeft verdachte de overval op de [supermarkt] samen met medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) gepleegd.
De officier van justitie heeft daartoe de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] , zoals hij die aanvankelijk bij de politie en later als getuige bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, als uitgangspunt genomen. Uit deze verklaring blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , voorafgaand aan de overval het plan hebben opgevat om de [supermarkt] te beroven. Ze hebben een onderlinge taakverdeling gemaakt en hun bedekkende kleding op elkaar afgestemd. Zij zijn vervolgens samen naar een andere locatie gereden om de bijl te halen, waarna zij ook gezamenlijk naar de [supermarkt] zijn gegaan.
De officier van justitie heeft betoogd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt ondersteund door verschillende bewijsmiddelen. Uit de camerabeelden van de [supermarkt] blijkt dat verdachte en de twee medeverdachten vermomd en met gezichtsbedekkende kleding de winkel binnenliepen. De officier van justitie acht dit opvallend, omdat het die dag zomers weer was. Uit de camerabeelden, de aangiftes van het winkelpersoneel en de verschillende getuigenverklaringen blijkt voorts dat de drie de verdachten in de winkel gezamenlijk optrokken. Te zien was dat ze bij elkaar hoorden. Zo was er overleg zichtbaar tussen de drie verdachten.
De officier van justitie concludeert dat naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Wie binnen het samenwerkingsverband welke feitelijke handelingen heeft verricht, is in de visie van de officier van justitie niet van wezenlijke betekenis. Verdachte heeft een eigen bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan het plegen van de overval.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsvrouw stelt dat verdachte geen wetenschap had van het feit dat medeverdachte [medeverdachte 1] een overval zou plegen. Verdachte heeft bij de politie en tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris ontkend dat sprake was van een vooropgezet plan.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat de getuigenverklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] onbetrouwbaar is en niet kan worden gebruikt voor het bewijs. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft volgens de raadsvrouw niet consistent verklaard over het vooropgezette plan om de [supermarkt] te overvallen en over de rol die verdachte daarin zou hebben gespeeld. Voorts sluit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] volgens de raadsvrouw niet aan bij de verklaring die medeverdachte [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, nu uit deze laatste getuigenverklaring juist blijkt dat geen sprake was van een vooropgezet plan.
Daarnaast heeft de raadsvrouw ter terechtzitting betwist dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] in voldoende mate wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Uit de camerabeelden van de [supermarkt] blijkt juist niet dat verdachte gezichtsbedekkende kleding heeft gedragen. Hij kijkt daarentegen recht de camera in. Daarnaast onderschrijven de camerabeelden juist dat verdachte geen enkele bijdrage aan de overval heeft geleverd. Verdachte heeft op het moment dat medeverdachte [medeverdachte 1] de bijl tevoorschijn haalt direct afstand genomen en de winkel verlaten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie: vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken en overweegt daartoe als volgt.
Achtergrond
Het staat voor de rechtbank vast dat verdachte in de middag van 18 mei 2022 samen met medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] aanwezig was in het [straat] te [plaats] . Ook staat voor de rechtbank vast dat de drie verdachten vervolgens naar het voormalige werk van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn gereden. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft daar een bijl opgehaald. De drie verdachten zijn vervolgens samen naar een parkeerplaats nabij de [supermarkt] te [wijk] gereden.
Uit de camerabeelden van de [supermarkt] blijkt dat de drie verdachten vervolgens gezamenlijk de [supermarkt] binnenlopen. Verdachten zijn ongeveer twee minuten in de winkel aanwezig en lopen daarna samen naar de kassa’s. Daar vindt vervolgens de overval plaats, waarbij medeverdachte [medeverdachte 1] de bijl tevoorschijn haalt, kassières bedreigt, een kassalade uit één van de kassa’s haalt en ten slotte het pand verlaat. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] de winkel bij aanvang van respectievelijk vlak voor de overval hebben verlaten.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten uiteenlopen over de vraag in hoeverre er sprake was van een gezamenlijk vooropgezet plan om de [supermarkt] te overvallen en over de vraag of verdachte daadwerkelijk een rol bij de overval heeft gehad. De verklaring van verdachte komt er in essentie op neer dat hij geen weet heeft gehad van het plan van medeverdachte [medeverdachte 1] om de [supermarkt] te overvallen en dat hij aan de overval geen enkele bijdrage heeft geleverd. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] komt er op neer dat hij eerder die middag, in het [straat] , samen met verdachte tot een vooropgezet plan is gekomen om de [supermarkt] te overvallen en dat hij samen met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] een bijl is gaan halen. Verdachte zou vervolgens in de winkel aanwezig zijn geweest ter ondersteuning van de overval. [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat verdachte en [medeverdachte 1] het erover hadden gehad om met elkaar te gaan werken en bij de [supermarkt] drinken te halen. Hij heeft verklaard dat verdachte ook de dupe is, omdat [medeverdachte 1] voor de situatie heeft gezorgd. Bij de rechter-commissaris voegt hij daar nog aan toe dat hij en verdachte in de auto zijn blijven zitten bij het tuinhuisje en dat [medeverdachte 1] toen terug kwam de auto in met een tas met gereedschap. Hij heeft ook nog verklaard dat zowel hij als verdachte niets wisten van het plan van [medeverdachte 1] om een overval te gaan plegen.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader(s).
Van zo’n voldoende nauwe en bewuste samenwerking kan allereerst sprake zijn als die samenwerking in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank overweegt daarover het volgende. Uit het dossier volgt dat de drie verdachten samen de winkel binnen komen en dan binnen even met elkaar staan te praten. Op de uitdraai van de camerabeelden is te zien dat verdachte en [medeverdachte 1] vervolgens in de rij voor kassa drie staan te wachten en dat verdachte twee drankjes bij zich heeft. [medeverdachte 1] gaat dan voor verdachte in de rij staan. Vervolgens is te zien dat [medeverdachte 1] de bijl op de grond laat vallen. Op dat moment loopt verdachte dan direct om [medeverdachte 1] heen in de richting van de uitgang.
Meerdere kassières hebben verklaard dat de drie verdachten zich verdacht gedroegen toen zij in de winkel aanwezig waren, maar wat er verdacht was aan de gedragingen van de drie verdachten hebben zij niet nader geconcretiseerd.
Andere getuigen, waaronder supermarktmedewerkers en klanten van de winkel, hebben alleen over het handelen van [medeverdachte 1] verklaard. Getuige [getuige] heeft daar nog aan toegevoegd dat de andere twee mannen geen actieve rol in het incident hebben gehad.
Gelet op bovenstaande is van een gezamenlijke uitvoering van de overval geen sprake.
Van medeplegen kan ook sprake zijn als er geen gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit heeft plaatsgevonden. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
De rechtbank overweegt dat ook deze vorm van medeplegen niet bewezen kan worden in deze zaak en overweegt daartoe het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet vastgesteld worden dat verdachte een rol in de voorbereiding heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat sprake is geweest van een gezamenlijk plan en een gezamenlijke voorbereiding om de [supermarkt] te overvallen niet wordt ondersteund door andere stukken uit het dossier. Zowel verdachte als [medeverdachte 2] ontkennen dat zij wisten van het plan om een overval bij de [supermarkt] te plegen en zij ontkennen ook dat zij wisten dat [medeverdachte 1] bij het tuinhuisje een bijl heeft meegenomen. De officier van justitie heeft nog gewezen op de uiterlijke verschijningsvorm en heeft daarbij aangegeven dat de verdachten vermomd de winkel in zijn gegaan. De rechtbank overweegt dat uit de camerabeelden weliswaar blijkt dat de verdachte met een jas en een capuchon over zijn hoofd de winkel binnenloopt, hetgeen opvallend is gelet op het warme weer die dag, maar dat uit de beelden ook volgt dat verdachte juist in de camera kijkt en herkenbaar op beeld staat. Verder blijkt ook uit het dossier dat verdachte eerder die dag, toen het ook al mooi weer was, ook een jas droeg. Daarom kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich heeft vermomd.
Verder blijkt uit voornoemd juridisch kader dat van belang is de aanwezigheid van verdachte op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Hiervoor heeft de rechtbank al benoemd dat verdachte de winkel heeft verlaten toen [medeverdachte 1] de bijl uit zijn jas liet vallen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen bijdrage van voldoende gewicht voor medeplegen heeft geleverd.
Met betrekking tot de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft [medeverdachte 1] naar de [supermarkt] gereden en is met hem mee naar binnen gegaan. Dat levert alleen een strafbaar feit op als bewezen kan worden dat verdachte daarbij zowel opzet op zijn medeplichtigheidsgedragingen als opzet op het door [medeverdachte 1] gepleegde misdrijf moet hebben gehad. Uit het dossier blijkt niet van opzet van verdachte op de overval. Dat verdachte zelf geen bijdrage heeft geleverd aan (de bedreiging met) het geweld en juist op het moment dat de bijl tevoorschijn komt de winkel verlaat, vormt juist een contra-indicatie voor opzet van verdachte op de overval. De rechtbank komt daarom ook tot een vrijspraak van de medeplichtigheid.

5.BENADEELDE PARTIJ

Mevrouw [A] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank merkt op dat de vordering eveneens is ingediend in de strafzaak tegen medeverdachten [medeverdachte 1] . Aldus bestaat de mogelijkheid dat de rechtbank in de strafzaak tegen deze medeverdachte alsnog toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering van de benadeelde partij.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt
verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
- verklaart [A] niet-ontvankelijk in de vordering benadeelde partij;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Vis, voorzitter, mrs. D. Riani el Achhab en L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.E.J. van de Mortel , griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 april 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt, na de wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 18 mei 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
een kassalade en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan de [supermarkt] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), toebehoorde(n), heeft weggenomen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [B] en/of [A] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
(tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)
- in de rij te gaan staan bij kassa 3, waar die [B] achter zat, en/of
(vervolgens) met een bijl in de richting van [B] hoofd en/of bovenlchaam
te bewegen en/of (vervolgens) met kracht met voornoemde bijl meermalen, althans
eenmaal op kassa 3 en/of de bijbehorende loopband (in) te slaan/hakken en/of
daarbij meerdere malen, althans eenmaal te schreeuwen/zeggen "nu, nu, nu, maak
die kassa open", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- nadat die [B] had gezegd "ik heb geen geld, want het is een pinkassa",
(wederom) meerdere malen, althans eenmaal te schreeuwen/zeggen dat de kassa
open moest worden gemaakt, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
en/of
- ( vervolgens) met voornoemde bijl (in die [B] richting) te zwaaien en/of
met voornoemde bijl in de richting van die [B] te lopen en/of
- ( vervolgens), nadat was gebleken dat de kassalade van kassa 3 leeg was, naar kassa
5, waar die [A] achter zat, te lopen/draaien en/of voornoemde bijl in de richting
van die [A] hoofd en/of bovenlichaam te bewegen/zwaaien en/of
- ( vervolgens) met kracht met voornoemde bijl meermalen, althans eenmaal op
kassa 5 en/of de bijbehorende loopband (in) te slaan/hakken en/of
- ( vervolgens) het deurtje van kassa 5 open te trekken en/of de kassalade uit kassa 5
te halen en/of
- ( vervolgens) met de kassalade, gevuld met een geldbedrag, de winkel te verlaten;
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en), op of
omstreeks 18 mei 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
een kassalade en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan de [supermarkt] , in ellc geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en) en/of verdachte, toebehoorde(n),
heeft/hebben weggenomen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [B] en/of [A] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- in de rij te gaan staan bij kassa 3, waar die [B] achter zat, en/of (vervolgens)
met een bijl in de richting van [B] hoofd en/of bovenlichaam te bewegen
en/of (vervolgens) met kracht met voornoemde bijl meermalen, althans eenmaal op
kassa 3 en/of de bijbehorende loopband (in) te slaan/hakken en/of daarbij meerdere
malen, althans eenmaal te schreeuwen/zeggen ‘nu, nu, nu, maak die kassa open”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- nadat die [B] had gezegd “ik heb geen geld, want het is een pinkassa”,
(wederom) meerdere malen, althans eenmaal te schreeuwen/zeggen dat de kassa open
moest worden gemaakt, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) met voomoemde bijl (in die [B] richting) te zwaaien en/of met
voomoemde bijl in de richting van die [B] te lopen en/of
- ( vervolgens), nadat was gebleken dat de kassalade van kassa 3 leeg was, naar kassa 5,
waar die [A] achter zat, te lopen/draaien en/of voomoemde bijl in de richting van die
[A] hoofd en/of bovenlichaam te bewegen/zwaaien en/of
- ( vervolgens) met kracht met voornoemde bijl meermalen, althans eenmaal op kassa 5
en/of de bijbehorende loopband (in) te slaan/hakken en/of
- ( vervolgens) het deurtje van kassa 5 open te trekken en/of de kassalade uit kassa 5 te
halen en/of
- ( vervolgens) met de kassalade, gevuld met een geldbedrag, de winkel te verlaten,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 18 mei 2022, te
Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- ( voorafgaand aan de overval) samen met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
en/of een of meer ander(en) een plan te bedenken en/of afspraken te maken
en/of een voorbespreking te houden voor het plegen van een overval en/of
- ( voorafgaand aan de overval) een tussenstop te maken bij een locatie waar
voornoemde bijl en/of de (gebruikte) kleding is opgehaald en/of
- zijn, verdachtes, auto (ten behoeve van de overval) ter beschikking te stellen en/of
- [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en) naar
voomoemde [supermarkt] te vervoeren en/of
- ( vervolgens) vermomd mee naar binnen te gaan en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en) in
voomoemde [supermarkt] te vergezellen en/of
- ( vervolgens) (in de directe nabijheid van voornoemde [supermarkt] ) op die [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en) te wachten en/of
zich op te houden;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 Wetboek van Strafrecht)