8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft aangeefster in de periode van 14 juni 2022 tot en met 26 juli 2022 gestalkt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, nadat aangeefster de relatie had beëindigd, met vragen bleef zitten en antwoorden wilde hebben. Verdachte heeft verder verklaard dat het hem pijn had gedaan dat aangeefster de relatie had verbroken en zij om die reden ook pijn moest lijden; ‘Ik pijn, zij pijn’, aldus verdachte. Aangeefster wilde geen contact meer met verdachte, hetgeen verdachte duidelijk was, maar niettemin deed verdachte er alles aan om wel in contact te komen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn gedragingen niet als stalking zou beschrijven, dat hij ‘recht op antwoorden’ had, en neemt daarmee geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
Uiteindelijk is verdachte op 26 juli 2022 naar de woning van aangeefster gereden. In zijn auto zijn goederen aangetroffen, die de vraag oproepen met welk doel verdachte naar de woning van aangeefster is gereden. Zo heeft de politie in zijn auto een bivakmuts, een verrekijker, een koevoet, een betonschaar, een mesje en een balletjespistool aangetroffen.
Verdachte heeft bewust enige tijd gewacht in de omgeving van de woning van aangeefster totdat de meeste bewoners gingen slapen. Vervolgens heeft hij om, zoals hij het zelf zegt aangeefster te willen laten schrikken, op 26 juli 2022 de band van de auto van aangeefster in brand gestoken met als gevolg dat vrijwel de hele auto is verbrand.
Dat de schade beperkt is gebleven tot uitsluitend de auto (en de daarin aanwezige goederen), is niet aan verdachte te danken nu hij gelijk is weggereden nadat hij de aanmaakblokjes op de autoband had aangestoken. Dit terwijl het midden in de nacht was, in een woonwijk waar iedereen lag te slapen. Als de brand niet tijdig zou zijn ontdekt, waren de gevolgen mogelijk niet te overzien geweest. Verdachte heeft zich daarom totaal niet bekommerd.
Zoals uit de slachtofferverklaring van aangeefster blijkt, hebben de gedragingen van verdachte een immense impact gehad op het leven van aangeefster en bij haar voor angst gezorgd. Dat geldt in het bijzonder voor wat betreft de brandstichting.
Daarnaast zorgen dergelijke feiten als brandstichting ook voor gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Meerdere buurtbewoners van aangeefster zijn ermee geconfronteerd dat de auto van aangeefster in de nacht van 26 juli 2022 is uitgebrand.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden meteen
uittreksel justitiële documentatiebetreffende verdachte van 9 februari 2023, waaruit volgt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest. Verdachte is in 2011 en 2012 ook onherroepelijk veroordeeld voor belaging.
Uit een
consult strafrechtsplegingvan het NIFP van 2 september 2022, uitgebracht door [C] , psychiater volgt dat verdachte op zijn hoede is tijdens het gesprek en ook aangeeft de psychiater niet te vertrouwen. Verdachte is soms defensief en geagiteerd. Hij heeft een externaliserende en bagatelliserende houding. De intelligentie wordt (beneden)gemiddeld geschat. Op basis van het screenende consult zijn er aanwijzingen voor psychopathologie die mogelijk een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van het tenlastegelegde. Verdachte vertelt in 2012 gediagnosticeerd te zijn met ‘zware ADHD’ met daarbij agressieregulatie-problematiek. Tevens zijn er aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek.
Over verdachte is vervolgens een
Pro Justitia rapportageopgemaakt door [D] (psycholoog) van 9 november 2022. Uit voornoemd rapport volgt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis, gecombineerd beeld en een persisterende depressieve stoornis (dysthymie). Tevens is verdachte lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vooral borderline en narcistisch-afhankelijke trekken. Ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was verdachte lijdende aan voornoemde ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Dat verdachte in de relatie met aangeefster hard van stapel loopt en onbezonnen opereert, past bij zijn meervoudige pathologie, zowel waar het gaat om zijn impulsiviteit in het kader van de ADHD, als om zijn behoeftigheid en afhankelijkheid (van een vrouw/partner) in het kader van de depressieve stoornis en de persoonlijkheidsstoornis. Dat zijn achterdocht in de relatie met aangeefster al snel – en zonder veel aanleiding – geprikkeld wordt, hangt eveneens samen met zijn pathologie, met name met zijn persoonlijkheidspathologie. Verdachte voelt zich zo minderwaardig en onzeker dat hij zich nauwelijks kan voorstellen dat een vrouw hem zo leuk vindt dat ze verder met hem wil en is om die reden hypersensitief voor signalen die in zijn verbeelding wijzen op ontrouw en (dreigende) verlating. Zijn buitenproportionele, onbezonnen reactie wordt vervolgens niet alleen bepaald door zijn woede over de door hem zelf geënsceneerde (zoveelste) afwijzing en zoveelste ervaring te falen, maar ook door de ADHD die hem, zeker in stressvolle situaties belemmert in zijn vermogen om rustig na te denken, het overzicht te bewaren, consequenties van zijn handelen te overzien, en zijn boosheid te controleren.
Op grond van voorgaande overwegingen wordt geconcludeerd dat de meervoudige pathologie van verdachte substantieel heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde. De psycholoog heeft geadviseerd om het tenlastegelegde verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en zal het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Ook de reclassering heeft over verdachte gerapporteerd en schat de kans op recidive in als gemiddeld/hoog. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod met elektronische monitoring.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Om tot een passende straf te komen heeft de rechtbank voor dit feit gekeken naar straffen die zijn opgelegd in gelijksoortige zaken. De rechtbank ziet het belang van verdachte om zijn woning te behouden en om zo snel mogelijk te kunnen starten met een behandeling. De rechtbank is echter van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de duur van het voorarrest, onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten, zoals zij hiervoor heeft overwogen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
15 maanden, met aftrek van voorarrest, en waarvan 5 maanden voorwaardelijk passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering in de rapportage van 15 december 2022. Het is in het belang van zowel verdachte als de maatschappij dat verdachte zo spoedig mogelijk de juiste hulp en begeleiding aangeboden krijgt. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op wat er in de rapporten over verdachte is geschreven, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de te stellen voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.