ECLI:NL:RBMNE:2023:1942

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
16/245433-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld in vereniging tegen een familie

Op 16 september 2022 heeft de verdachte, samen met medeverdachten, openlijk geweld gepleegd tegen vier leden van een familie in Hilversum. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De zaak kwam ter terechtzitting op 4 en 18 april 2023, waar de officier van justitie mr. L.H.J. Verheijden en de verdediging door mr. M. Hoevers en mr. G.I. Roos werden vertegenwoordigd. De rechtbank oordeelde dat het geweld door de verdachte en zijn medeverdachten ernstig was en dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding voor de slachtoffers is vastgesteld op € 20.770,57 voor [slachtoffer 1], € 1.500,- voor [slachtoffer 3], € 1.500,- voor [slachtoffer 4] en € 1.500,- voor [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zodat de slachtoffers verzekerd zijn van betaling van de schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.245433.22 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 25 april 2023

in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ,/
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 april 2023 en 18 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H.J. Verheijden, en van hetgeen mr. M. Hoevers, advocaat te Utrecht, namens verdachte, alsmede van hetgeen mr. G.I. Roos, advocaat te Almere, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , naar voren heeft gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 16 september 2022 in Hilversum zich samen met een of meer ander(en) schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] .

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangegeven dat het motief voor de vechtpartij onbekend is gebleven. Verdachte kon daarom niet beoordelen of het gerechtvaardigd was om deelgenoot te worden aan de vechtpartij.

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 april 2023;
  • de aangifte van [slachtoffer 1] op 16 september 2022;
- de aangifte van [slachtoffer 3] op 16 september 2022; [3]
- de aangifte van [slachtoffer 2] op 16 september 2022; [4]
- de aangifte van [slachtoffer 4] op 16 september 2022; [5]
- het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden door verbalisant [verbalisant] van 17 september 2022. [6]

Bewijsoverweging

Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en de medeverdachten op de openbare weg in gezamenlijkheid geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] . Het door verdachte in dat bestek gepleegde geweld, te weten het stompen tegen drie leden van de familie [slachtoffers] , maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte hieraan een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen de familie [slachtoffers] .

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 16 september 2022 te Hilversum, openlijk, te weten, op de [straat 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten
- [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 1]

door

- die [slachtoffer 4] meerdere malen tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam te stompen en
- die [slachtoffer 2] één maal in het gezicht te stompen en
- die [slachtoffer 3] meerdere malen tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen en te schoppen en
- die [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen en te schoppen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 44 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als voorwaarde dat verdachte zich voor het eind van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Verdachte is niet de initiator geweest van de vechtpartij. De raadsman heeft verzocht te volstaan met een straf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in de nacht van 16 september 2022 schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsfeit. Wat de aanleiding voor dit geweld is geweest, is de rechtbank niet duidelijk geworden. Verdachte heeft verklaard dronken te zijn geweest. Een medeverdachte komt in een woordenwisseling terecht met [slachtoffer 1] - die net zijn cafetaria had afgesloten. Verdachte en zijn medeverdachten zijn vervolgens gaan vechten met [slachtoffer 1] en zijn familie, waarbij zij in een korte tijd fors geweld tegen hen hebben gebruikt. Verdachte liet zich niet onbetuigd. Hij heeft tegen drie leden van de familie geweld gebruikt, waarbij deze slachtoffers flinke verwondingen hebben opgelopen.
Het meeste geweld is door de groep uitgeoefend op [slachtoffer 1] . Ook verdachte heeft gestompt tegen [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft naar aanleiding van het geweld meerdere operaties ondergaan en ondervindt nu, ruim een half jaar later, nog altijd de gevolgen van de vechtpartij omdat hij nog de nodige behandelingen bij de tandarts dient te ondergaan. Hij heeft daarnaast nog altijd last van stress- en angstgevoelens en is nog niet in staat om zijn dagelijkse activiteiten te hervatten. Ook de overige leden van de familie [slachtoffers] kampen nog met stress- en angstgevoelens door hetgeen hen door verdachte en zijn mededaders is aangedaan.
Verdachte heeft met zijn aanwezigheid en met het meevechten een essentiële rol gehad in het totale geweld tegen alle slachtoffers, waardoor medegeweldplegers zich gesterkt voelen en er escalatie optreedt.
Dergelijke geweldplegingen dragen bij aan een gevoel van afgrijzen, onveiligheid en angst. Zowel voor de samenleving als voor de familie [slachtoffers] in het bijzonder.
Dat verdachte het zou moeten hebben opnemen voor zijn vrienden, is de rechtbank niet gebleken. De groep van verdachte en zijn medeverdachten lijken in het geweld de agressors te zijn geweest.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 23 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder, maar wel lang geleden, onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsadvies voor de raadkamer voorlopige hechtenis van 31 oktober 2022, uitgebracht door E. le Mair, reclasseringswerker van Reclassering Nederland. De reclassering ziet geen recent delictpatroon. Er lijken geen noemenswaardige problemen te spelen in het leven van verdachte die een risico vormen voor de kans op herhaling. Verdachte maakt doorgaans verstandige keuzes. Er zijn geen aanwijzingen voor problemen in de agressieregulatie. De reclassering beschouwt de verdenking als een incident. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten voor reclasseringstoezicht of -interventie.
De straf
Verdachte en de medeverdachten hebben (zonder dat enige reden daarvoor bekend is geworden) hun agressie op forse wijze afgereageerd op de familie [slachtoffers] . Aldus handelend hebben verdachte en zijn medeverdachten niet alleen de openbare orde verstoord, maar ook en vooral een vergaande inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
De rechtbank is van oordeel dat het gebruikte geweld door verdachte en door de groep als geheel, tegen de verschillende leden van de familie [slachtoffers] dermate ernstig is dat niet volstaan kan worden met een straf die geen vrijheidsbeneming van substantiële duur met zich brengt. Het signaal naar verdachte en ook naar de anderen moet zijn: dit soort zinloos en extreem (groeps)geweld wordt zwaar bestraf. De rechtbank wijkt dan ook af van de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank deze geen recht vindt doen aan de situatie.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Het voorgaande betekent dat verdachte opnieuw zal komen vast te zitten. De rechtbank realiseert zich dat dit een grote impact zal hebben op het leven van verdachte. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank echter van oordeel dat niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf van kortere duur. De omstandigheid dat verdachte in het voortraject reeds na 46 dagen is geschorst uit de voorlopige hechtenis is niet een omstandigheid die nu in het voordeel van verdachte behoort te worden meegewogen.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de straf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, wordt het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte niet opgeheven.

BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 28.498,57. Dit bedrag bestaat uit € 16.498,57 materiële schade en € 12.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.028,-. Dit bedrag bestaat uit € 4.528,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.885,-. Dit bedrag bestaat uit € 385,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.885,-. Dit bedrag bestaat uit € 385,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.

Het standpunt van de officier van justitie

[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft gesteld dat de immateriële schade aan de hoge kant is. Voor de hoogte van deze schade heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de officier van justitie aangegeven dat het eigen risico en de kosten voor tandheelkunde geheel kunnen worden toegewezen. Voor de hoogte van de schade aan de spijkerbroek heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. En ten aanzien van het omzetverlies heeft de officier van justitie aangegeven dat de helft kan worden toegewezen, omdat deze kosten ook bij [slachtoffer 3] op de vordering zijn opgenomen. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk verklaard te worden.
[slachtoffer 3]
De immateriële schade is voldoende onderbouwd en passend en kan derhalve toegewezen worden.
Voor het eigen risico dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden, omdat deze post onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de kosten voor de jas heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het omzetverlies kan voor de helft worden toegewezen. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk verklaard te worden.
[slachtoffer 4]
De immateriële schade is voldoende onderbouwd en passend en kan derhalve toegewezen worden.
Voor het eigen risico dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden, omdat deze post onvoldoende is onderbouwd.
[slachtoffer 2]
De immateriële schade is voldoende onderbouwd en passend en kan derhalve toegewezen worden.
Ten aanzien van het eigen risico is door de advocaat van de benadeelde partij aangegeven dat [slachtoffer 2] het ziekenhuis heeft bezocht en scans heeft laten maken. Daarmee zijn deze kosten voldoende onderbouwd en kunnen de kosten worden toegewezen.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd om alle vorderingen hoofdelijk toe te wijzen, met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdediging

[slachtoffer 1]
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging verzocht gebruik te maken van de matigingsbevoegdheid. Een bedrag ter hoogte van ongeveer € 2.000,- is meer op zijn plaats gelet op vergelijkbare zaken. Voor het overige aan immateriële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman gesteld dat [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Er is niet gebleken dat er sprake is van een causaal verband tussen het feit en het omzetverlies. Ook is niet onderbouwd waarom de gevorderde kosten van de tandarts noodzakelijk zijn. De noodzaak blijkt niet uit de letselverklaring. Dat de spijkerbroek van [slachtoffer 1] kapot is gegaan door het feit, blijkt niet uit de aangiftes of de camerabeelden. Verder is er geen factuur overgelegd waaruit blijkt dat het eigen risico belast is. Het is mogelijk dat het eigen risico al was verbruikt voor dit feit.
Indien de benadeelde partij wel ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, is er geen sprake van groepsaansprakelijkheid zoals genoemd in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
[slachtoffer 3]
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging gesteld dat een bedrag van maximaal € 300,- gepast en geboden is, gelet op de toekenning van smartengeld in vergelijkbare zaken.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman aangegeven dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Er is niet gebleken dat er sprake is van een causaal verband tussen het feit en het omzetverlies. Indien de benadeelde partij voor deze post wel deels ontvankelijk wordt geacht, heeft de raadsman verzocht om de post bij toewijzing te verdelen over alle partijen die deze post claimen.
Dat de jas beschadigd is geraakt of dat [slachtoffer 3] de jas aanhad ten tijde van het incident, blijkt niet uit het dossier. Om dat verder uit te zoeken is een onevenredige belasting van het geding.
Uit het dossier blijkt niet dat [slachtoffer 3] naar de spoedeisende hulp is geweest en dat het eigen risico belast is. De post eigen risico is onvoldoende onderbouwd.
Indien de benadeelde partij wel ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, is er geen sprake van groepsaansprakelijkheid zoals genoemd in artikel 6:166 BW.
[slachtoffer 4]
De verdediging heeft primair verzocht [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat zij de vordering pas op zitting hebben ontvangen. Van de verdediging kan niet verwacht worden om op zo’n korte termijn inhoudelijk in te gaan op de vordering.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat de psychische schade onvoldoende is onderbouwd.
[slachtoffer 2]
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging gesteld dat een bedrag van maximaal € 100,- gepast en geboden is, gelet op de toekenning van smartengeld in vergelijkbare zaken.
Ten aanzien van het eigen risico blijkt niet dat [slachtoffer 2] naar de spoedeisende hulp is geweest en dat het eigen risico is belast. De schade voor eigen risico is onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar vordering.

Het oordeel van de rechtbank

Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
In de gevallen waarin het geweld door verdachte in vereniging met één of meer anderen is gepleegd, stelt de rechtbank vast dat sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 BW. Dit brengt met zich dat iedere betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Er is namelijk steeds sprake geweest van deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon (of personen) brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel wordt toegebracht, en verdachte heeft dat voor lief genomen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
[slachtoffer 1]
De rechtbank acht psychische schade bij [slachtoffer 1] aannemelijk, dit mede gelet op het feit dat niet alleen hijzelf, maar tevens zijn echtgenote en twee zonen mishandeld zijn door een groep. De rechtbank zal de kosten daarvoor bepalen op een bedrag van € 8.000,-. Voor het overige aan immateriële zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De rechtbank acht de kosten voor het omzetverlies en het eigen risico onvoldoende onderbouwd en zal de benadeelde partij voor deze kosten niet-ontvankelijk verklaren, omdat een nadere onderbouwing opvragen een onevenredige belasting van het geding oplevert.
De schadeposten voor tandheelkunde en de schade aan de spijkerbroek acht de rechtbank wel voldoende aannemelijk en onderbouwd, zodat deze kosten zullen worden toegewezen.
Het voorgaande houdt in dat de rechtbank de vordering ter hoogte van in totaal € 20.770,57, bestaande uit € 12.770,57 aan materiële schade en € 8.000,- aan immateriële schade zal toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van volledige betaling
[slachtoffer 3]
De rechtbank acht psychische schade bij [slachtoffer 3] aannemelijk gelet op het feit dat hijzelf en zijn gezin mishandeld zijn door een groep. De rechtbank acht de gevorderde schade van € 1.500,- passend. De rechtbank zal daarom de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
Ten aanzien van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat de kosten voor het omzetverlies, de schade aan de jas en het eigen risico onvoldoende is onderbouwd. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[slachtoffer 4]
De verdediging heeft ter terechtzitting de beschikking gekregen over de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] . Dit is laat geweest, maar gelet op het bepaalde in artikel 51g Wetboek van Strafvordering niet te laat. De rechtbank is van oordeel dat de vordering overzichtelijk is en dat niet is gebleken dat de verdediging ter zitting niet voldoende tijd heeft gehad c.q. in de gelegenheid is geweest om de vordering te bestuderen en een onderbouwd standpunt over deze vordering in te kunnen nemen.
De rechtbank acht psychische schade bij [slachtoffer 4] aannemelijk gelet op het feit dat hijzelf en zijn gezin mishandeld zijn door een groep. De rechtbank acht de gevorderde schade van € 1.500,- passend. De rechtbank zal daarom de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Dat gaat om de post eigen risico. Deze post is onvoldoende onderbouwd. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[slachtoffer 2]
De rechtbank acht psychische schade bij [slachtoffer 2] aannemelijk gelet op het feit dat zijzelf en haar gezin mishandeld zijn door een groep. De rechtbank acht de gevorderde schade van € 1.500,- passend. De rechtbank zal daarom de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Dat gaat om de post eigen risico. Deze post is onvoldoende onderbouwd. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle vorderingen
De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 16 september 2022. Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen – ten aanzien van de verschillende toegewezen materiële en immateriële schadeposten – aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
[slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 20.770,57, bestaande uit € 12.770,57 materiële schade en € 8.000,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 20.770,57 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 138 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 april 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Hilversum, openlijk, te weten, op/aan de [straat 2] en/of de [straat 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 1]
door
- die [slachtoffer 4] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam te stompen/slaan en/of
- die [slachtoffer 2] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan en/of
- die [slachtoffer 3] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan en/of te trappen/schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan en/of te trappen/schoppen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 oktober 2022, genummerd 2022274323, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 218. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 24 en 25.
3.Pagina 32.
4.Pagina’s 37 en 38.
5.Pagina 43.
6.Pagina’s 53 tot en met 55.